Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-13

26 MAART 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister

Vraag nr. 25 van de heer Destexhe d.d. 1 maart 1996 (Fr.) :
Aanwerving in openbare dienst van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd.

De wet van 26 maart 1968 vergemakkelijkt de toegang tot een betrekking in openbare dienst voor personen die diensten hebben gepresteerd in de ontwikkelingslanden, in het kader van de door de Belgische Staat aan deze landen verleende technische coöperatie.

De wet onderscheidt twee categorieën van personen : het onderwijzend personeel en het niet-onderwijzend personeel.

De personen van de eerste categorie genieten faciliteiten met het oog op hun aanwerving bij de onderwijsinstellingen van het Rijk, de provincies en de gemeenten. De leden van het niet-onderwijzend personeel kunnen in een wervingsgraad worden benoemd als personeelslid van de rijksbesturen, van het bestuur van de provincie, de gemeente of van instellingen van openbaar nut, mits zij bepaalde voorwaarden vervullen. Eén van die voorwaarden bestaat, inzonderheid, in de verplichting de benoeming bij de overheid aan te vragen uiterlijk binnen drie maanden na de beëindiging van hun dienstbetrekking bij de technische coöperatie. Na deze periode wordt de aanvrager geacht van dat voordeel te hebben afgezien.

Graag had ik van de geachte staatssecretaris een antwoord vernomen op volgende vragen :

1. Hoe en wanneer worden de coöperanten die hun opdracht beëindigd hebben, ingelicht over deze mogelijkheid om opnieuw in het arbeidscircuit te worden opgenomen ?

2. Bestaat er, in geval de termijn van drie maanden niet is nageleefd, een mogelijkheid tot beroep voor personen die meer dan 20 jaar gepresteerd hebben bij de coöperatie en die moeilijkheden ondervinden om een betrekking te vinden ?


Antwoord : Vooreerst moet worden opgemerkt dat de termijn van drie maand waarnaar het geachte lid verwijst, voorzien is in artikel 5, 5º, van de wet van 26 maart 1968.

De wet in kwestie uit 1968 werd echter gewijzigd door de wet van 22 augustus 1975. Op grond van artikel 5, 6º, van de wet van 1968, aldus gewijzigd door de wet van 1975, dienen de leden van het niet-onderwijzend personeel hun aanvraag tot benoeming in een openbare dienst te hebben meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor ontwikkelingssamenwerking, ten laatste op de dag dat hun dienst binnen de ontwikkelingssamenwerking ten einde loopt. Zoniet wordt aangenomen dat ze afzien van deze benoeming.

In ieder geval mag deze aanvraag niet worden ingediend méér dan een jaar nadat de laatste dienstperiode of opdracht binnen het kader van de ontwikkelingssamenwerking is volbracht.

Bij hun contacten met de administratieve diensten van het ABOS worden de betrokken personeelsleden regelmatig herinnerd aan de juiste inhoud van deze bepalingen.

Er is geen enkele vorm van beroep voorzien voor het geval de benoemingsaanvraag wordt ingediend buiten de toegestane termijn. De wetsbepalingen zijn met andere woorden strikt van toepassing.