Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-12

12 MAART 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Justitie

Vraag nr. 14 van mevrouw Delcourt-Pêtre d.d. 19 juli 1995 (Fr.) :
Taalgebruik in gerechtszaken. ­ Rechtspleging in eerste aanleg. ­ Keuze van het taalstelsel.

Behalve in het geval dat de verweerder zijn woonplaats heeft in een gemeente van de Brusselse agglomeratie of geen bekende woonplaats heeft in België, kan de eiser de taal niet kiezen om zijn rechtsvordering in te stellen.

Indien de zaak ressorteert onder de burgerlijke rechtbanken of de rechtbanken van koophandel van eerste aanleg of onder de arbeidsrechtbanken, is de taal van de inleidende akte :

­ Het Frans, als de zetel van de rechtbank gevestigd is in het Franse taalgebied;

­ Het Nederlands, als de zetel gevestigd is in het Nederlandse taalgebied;

­ Het Duits, indien de zetel gevestigd is in het Duitse taalgebied;

­ Voor het Brusselse Gewest :

· In het Frans, indien de woonplaats van de verweerder in het Franse taalgebied is gelegen;

· In het Nederlands, indien de woonplaats van de verweerder in het Nederlandse taalgebied is gelegen;

· In het Frans of in het Nederlands indien de verweerder in een gemeente van de Brusselse agglomeratie woont of geen bekende woonplaats heeft in België.

Indien de eiser wenst dat de zaak behandeld en berecht wordt in een andere taal dan die van het taalgebied, moet hij dit aanvragen vóór alle verweer of exceptie, zelfs de exceptie van onbevoegdheid.

Kan de geachte minister mij een antwoord geven op de volgende vragen :

1º Moet de rechter, buiten het arrondissement Brussel waar de rechtspleging geregeld wordt door artikel 4 van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, een uitspraak doen op het verzoek tot wijziging van het taalstelsel indien het verzoekschrift eenzijdig is, ongeacht of dit verzoekschrift alleen van de eiser of alleen van de verweerder uitgaat ?

2º Is het probleem vanzelf opgelost indien de eiser of de verweerder zich niet aansluit bij het verzoek van de andere partij, waardoor de verwijzing geweigerd wordt ?

3º Is de rechter in geval van verzoek met onderlinge overeenstemming vrij om hierover te oordelen of heeft hij geen andere keuze dan de verwijzing naar een ander taalgebied te bevelen ?


Antwoord : Artikel 7 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken bepaalt dat wanneer de eiser en de verweerder eenstemmig vragen dat de rechtspleging wordt voortgezet :

­ In het Nederlands of in het Duits voor de burgerlijke rechtbanken en rechtbanken van koophandel van eerste aanleg, en de arbeidsrechtbanken die hun zetel hebben in de provincies Henegouwen, Luxemburg en Namen en in de arrondissementen Nijvel, Luik, Hoei en Verviers;

­ In het Frans of in het Duits voor de burgerlijke rechtbanken en rechtbanken van koophandel van eerste aanleg, en de arbeidsrechtbanken die hun zetel hebben in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg en in het arrondissement Leuven de zaak wordt verwezen naar het gerecht van dezelfde rang dat in een ander taalgebied gevestigd is en het meest nabij is of naar het gerecht van dezelfde rang uit dat taalgebied, dat door de partijen gezamenlijk wordt gekozen.

Wanneer de eiser en de verweerder evenwel eenstemmig vragen dat de procedure wordt voortgezet in het Frans voor de burgerlijke rechtbanken en de rechtbanken van koophandel van eerste aanleg, en de rechtbank die hun zetel hebben in het arrondissement Eupen, wordt de rechtspleging voor datzelfde gerecht in het Frans voortgezet.

1. Op de eerste vraag van het geachte lid kan derhalve worden geantwoord dat de aanvraag tot wijziging van taalstelsel kan worden gedaan :

­ Hetzij door de eiser. In dat geval moet de aanvraag worden gedaan in de akte tot inleiding van het geding;

­ Hetzij door de verweerder (artikel 7, § 1, derde lid van voornoemde wet). Beide partijen moeten de aanvraag aanvaarden voor alle verweer en exceptie, ook die van onbevoegdheid (artikel 7, § 1, derde lid, in fine , van voornoemde wet).

2. Gelet op wat voorafgaat, wordt de zaak immers vanzelf geregeld als de eiser of de verweerder de andere partij niet bij zijn aanvraag betrekt. In dat geval zal de rechter weigeren de zaak te verwijzen naar een gerecht in een ander taalgebied.

3. Hoewel de rechter inzake de ontvankelijkheid van de aanvraag over beoordelingsbevoegdheid beschikt, is zulks niet het geval indien de aanvraag voldoet aan de in artikel 7 van voornoemde wet gestelde voorwaarden.

De bewoordingen « wordt de zaak verwezen naar het gerecht van dezelfde rang dat in een ander taalgebied gevestigd is en het meest nabij is », bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, in fine , laat daarover geen twijfel bestaan. Als de aanvraag tot wijziging van taalstelsel beantwoordt aan de voorschriften van artikel 7, inzonderheid als de partijen bedoelde aanvraag aanvaard hebben, moet de rechter verwijzing naar een ander taalgebied bevelen, niettegenstaande de regelen der plaatselijke bevoegdheid (artikel 7, § 2, eerste lid van voornoemde wet).

Zulks geldt onverminderd de rechtspraak van de hoven en rechtbanken die, grondwettelijk beschouwd, de bevoegdheid hebben de wet uit te leggen, met uitsluiting van de uitvoerende macht, waartoe de minister van Justitie behoort.