Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-60

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen

Vraag nr. 541 van de heer Destexhe d.d. 23 oktober 1997 (Fr.) :
Raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof. ­ Omzetting van de richtlijn in Belgisch recht.

De Raad van de Europese Unie heeft op 3 juni 1996 een richtlijn vastgesteld die gericht is op de tenuitvoerlegging van de op 14 december 1995 door de algemene branche-overkoepelende organisaties (UNICE, CEEP en EVV) gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof.

De doelstelling van deze raamovereenkomst bestaat erin « minimumvoorschriften in te voeren met betrekking tot ouderschapsverlof en arbeidsverzuim door overmacht als een belangrijke bijdrage tot de combinatie van beroeps- en gezinsleven en de bevordering van gelijke kansen en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen » (raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, 14 december 1995).

Deze overeenkomst biedt met name de ouders de mogelijkheid tenminste drie maanden voor hun kind te zorgen, tot het een bepaalde leeftijd heeft bereikt.

De voorwaarden en wijze van toepassing van dit verlof moeten door de Lid-Staten worden vastgesteld. Ik denk inzonderheid aan de volgende problemen :

­ voltijds of deeltijds ouderschapsverlof ?

­ het ouderschapsverlof afhankelijk maken van een vroegere arbeidsperiode of van een anciėnniteitsperiode ?

­ wat in geval van adoptie ?

Artikel 2 van de richtlijn 96/34/EG van de Raad van de Europese Unie bepaalt « De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 juni 1998 aan deze richtlijn te voldoen (...) ».

Deze richtlijn zal bij collectieve overeenkomst in het Belgisch recht worden omgezet. Kan de geachte minister mij zeggen hoe ver de onderhandelingen gevorderd zijn ? Zal Belgiė het beginsel van de loyaliteitsplicht, voorgeschreven door artikel 5 van het Verdrag van Rome, respecteren ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid volgende inlichtingen mee te delen.

Met het oog op de omzetting van de richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, heb ik op 24 juli 1996 het advies gevraagd van de Nationale Arbeidsraad over een ontwerp van koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof. Dit besluit paste in de wetgeving op de loopbaanonderbreking, wat meteen betekende dat de bestaande omkadering onder meer inzake uitkering en sociale zekerheid van toepassing zou zijn.

Ik stel vast dat de sociale partners deze weg niet hebben willen volgen, daar zij op 29 april 1997 de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 tot instelling van een recht op ouderschapsverlof hebben gesloten. Op diezelfde dag hebben zij evenwel ook het advies nr. 1.181 uitgebracht, met onder meer de vraag naar de overheid om een aantal aangelegenheden te regelen, zoals de uitkering aan de werknemer en de sociale zekerheidsbescherming.

Zoals reeds vermeld, biedt de reglementering inzake loopbaanonderbreking een aantal mogelijkheden die, althans gedeeltelijk, tegemoet komen aan de wensen van de sociale partners.

Gelet op de mogelijkheden die ik ter beschikking heb, heb ik de opdracht gegeven om daar waar de CAO nr. 64 aan de werknemer een recht op ouderschapsverlof toekent, deze mogelijkheid te laten kaderen in de wetgeving op de loopbaanonderbreking via een koninklijk besluit (koninklijk besluit van 29 oktober 1997, Belgisch Staatsblad van 7 november 1997).