1-189 | 1-189 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 28 MAI 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 28 MEI 1998 |
De voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Van Hauthem.
Het woord is aan de heer van Hauthem.
De heer van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, tijdens het zogenaamde Octopusoverleg bleek dat de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aanvankelijk niet wilden meestappen in de voorgestelde politiehervormingen. Dit zou tot gevolg hebben dat de politiehervormingen aan Brussel voorbijgaan en dat daar een status quo blijft bestaan. Blijkbaar heeft de machtsgeilheid van 19 burgemeesters, die hun macht over hun baronie niet willen afstaan, het gehaald op het algemeen belang en de veiligheid van de burgers. « Brussel » heeft onlangs laten weten toch ook stappen te willen doen in de richting van een verregaande samenwerking tussen de politiediensten, maar dit belet niet dat er terzake vragen rijzen.
Noch de minister-president van het Vlaams Gewest, noch de president van het Waals Gewest werden op het overleg uitgenodigd om het standpunt van de gemeenten in hun regio te vertolken. Waarom werd de minister-president van het Brussels Gewest dan wel uitgenodigd ? In welke hoedanigheid werd hij gehoord ? Beschikte hij over een mandaat van zijn regering ? Waarom werd de burgemeester van Brussel gehoord ? Sprak hij namens al zijn collega's ? Kortom, hoe is het politiek te verklaren dat de burgemeesters van het Brussels Gewest zonder problemen de hervormingen kunnen afwijzen, terwijl de burgemeesters van Antwerpen, Anzegem, Luik of Redu, bijvoorbeeld, helemaal niets te vertellen hadden ? Zal de hervorming hoe dan ook aan de Brusselse gemeenten worden opgelegd en over welke middelen beschikt de eerste minister om ze te dwingen het akkoord toe te passen ?
De voorzitter. Het woord is aan de eerste minister.
De heer Dehaene, eerste minister. Mijnheer de voorzitter, het overleg dat in zaal D van de Senaat heeft plaatsgevonden, was een overleg tussen partijdelegaties. De delegaties werden geleid door de partijvoorzitters, die werden bijgestaan door twee, meestal politieke, mandatarissen. Ik heb vastgesteld dat de heer de Donnéa deel uitmaakte van de PRL-delegatie en de heer Picqué van de PS-delegatie. Zij traden dus op als vertegenwoordigers van hun partij en niet als vertegenwoordigers van de Brusselse burgemeesters of de Brusselse regering.
Het was tijdens het overleg altijd duidelijk dat de hervorming van de politie betrekking had op heel België en op de bestaande interpolitiezones. We hebben vastgesteld dat er te Brussel tot nu toe geen IPZ's waren. De voorgestelde hervorming kon dus niet zomaar in Brussel worden toegepast. Toch stond het Brussel vrij om toe te treden tot het systeem van de interpolitiezones.
Het verheugt me dan ook dat er ondertussen een dynamiek in die zin is ontstaan. Het is duidelijk dat de politiehervorming in Brussel zal moeten aansluiten bij het geheel van de wetsvoorstellen die zullen worden ingediend. Dit wil zeggen dat er fusies van lokale politiediensten gemeentepolitie en lokale rijkswachtbrigades zullen moeten komen over de gemeentegrenzen heen. De 19 gemeenten zullen ook moeten samenwerken met de federale politie, die onder toezicht van de minister van Binnenlandse Zaken zal staan. Als Brussel zich in deze dynamiek wil inschakelen, dan juich ik dit natuurlijk toe.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Van Hauthem voor een repliek.
De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de eerste minister is in zekere zin verhelderend.
Ik heb hierbij twee opmerkingen. Zowel de heer Picqué als de heer de Donnéa hebben blijkbaar namens hun partij aan het overleg deelgenomen. Twee partijen riepen dus vertegenwoordigers naar het overleg weliswaar personen met een verantwoordelijke functie om te spreken namens de negentien gemeenten en namens het gewest. De heer Picqué was niet door de regering afgevaardigd, maar onderhandelde wel in het gezag van een minister-president. Het ware dan nog beter geweest dat hij was afgevaardigd door de Brusselse regering en dat de heer de Donnéa was afgevaardigd door de burgemeesters van de achttien andere gemeenten.
De eerste minister heeft het bij het rechte eind wanneer hij zegt dat er in Brussel nog geen IPZ's zijn, overigens tot groot ongenoegen van de vorige vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, die hierover in het verleden herhaaldelijk zijn ongenoegen heeft geuit. Het verschil tussen het verleden en de toekomst is toch dat de IPZ's in het verleden op vrijwillige basis tot stand kwamen. Dit zal voortaan niet meer het geval zijn.
Mijn laatste vraag werd niet beantwoord. Indien Brussel zich aansluit bij de nieuwe dynamiek, juicht hij dit toe. Wat gebeurt er evenwel wanneer Brussel hiertoe niet bereid is ? Welke mogelijkheden zijn er om de hervormingen op te leggen ? Het is onaanvaardbaar dat 10% van de bevolking om louter lokale politieke redenen verstoken blijft van de noodzakelijke structuurhervorming. Dit zal de onbestuurbaarheid van Brussel ongetwijfeld nog vergroten.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.