1-183 | 1-183 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 7 MAI 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 7 MEI 1998 |
De voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer D'Hooghe aan de minister van Justitie.
Het woord is aan de heer D'Hooghe.
De heer D'Hooghe (CVP). Mijnheer de voorzitter, een aantal initiatieven inzake de hervorming van Justitie werden reeds afgerond. Ik denk onder meer aan de oprichting van justitiehuizen, die tot doel hebben curatieve en preventieve rechtshulp te verlenen of, met andere woorden, te fungeren als eerstelijnsdienst voor rechtszoekenden.
Op plaatselijk vlak is er veelal reeds een dergelijke dienstverlening uitgebouwd, zodat hier kan worden gewezen op het belang van wederzijdse samenwerking. In dit verband vestigen we de aandacht op de diensten rechtshulp binnen de OCMW's; deze zijn zeer toegankelijk gelet op hun territoriale spreiding.
Een belangrijke rol in de werking van de justitiehuizen wordt toegewezen aan een « Commissie Rechtshulp », waar onder meer zal worden gezocht naar een goede samenwerking tussen alle huidige actoren in het justitiegebeuren. Deze commissie wordt paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de Orde van Advocaten en van de Verenigingen voor Maatschappelijke Hulp.
Hoe zal de samenwerking met de reeds bestaande lokale initiatieven worden uitgebouwd ? Zijn er reeds concrete stappen gedaan op dit vlak ?
Hoe zullen de diensten rechtshulp van de OCMW's betrokken worden bij de werking van de justitiehuizen ?
Hoe kan bij het werken met een doorverwijzingssysteem worden vermeden dat de cliënten het gevoel krijgen van het kastje naar de muur te worden gestuurd ?
In welke mate zullen de diensten rechtshulp van OCMW's in deze commissies vertegenwoordigd zijn ? Zal bij de keuze van de vertegenwoordigers van de OCMW's rekening worden gehouden met de geografische representativiteit binnen het gerechtelijk arrondissement ?
De voorzitter. Het woord is aan minister Van Parys.
De heer Van Parys, minister van Justitie. Mijnheer de voorzitter, het antwoord op de vragen van de heer D'Hooghe ligt eigenlijk vervat in het wetsontwerp inzake rechtshulp dat vorige donderdag door de Kamer werd goedgekeurd en ook nog in de Senaat zal worden besproken. Enerzijds strekt dat wetsontwerp ertoe via de justitiehuizen waarover de heer D'Hooghe het had een bijkomend veralgemeend systeem van juridische eerstelijnsbijstand te realiseren. Anderzijds beoogt het een synergie tussen de lokale instellingen en diensten die de juridische eerstelijnsbijstand verlenen, en de juridische tweedelijnsbijstand waar de balie voor zorgt. Het wetsontwerp voorziet voor beide vormen van bijstand in concrete aanzetten. Er zal op het eerstelijnsniveau in elk arrondissement een paritair samengestelde commissie voor juridische bijstand worden opgericht. De commissie wordt ook belast met specifieke opdrachten inzake overleg, coördinatie, onderlinge doorverwijzing en bekendmaken van de lokale dienstverlening.
Voor de samenstelling van de juridische bijstandscommissies zal een beroep worden gedaan op regionale overlegstructuren waarin ook de OCMW's, die rechtshulp verlenen, vertegenwoordigd zijn. Bij de samenstelling van de commissies zal ook gezorgd worden voor een geografische representativiteit.
Het ontwerp maakt een onderscheid tussen twee soorten doorverwijzingen. Iemand kan op het niveau van de juridische eerstelijnsbijstand door een dienst of instelling voor bijstand worden doorverwezen naar een meer gespecialiseerde organisatie. Dit is bijvoorbeeld mogelijk voor huurproblemen, jongerenbegeleiding, schuldbemiddeling, relatieproblemen, vreemdelingenproblemen, consumentenproblemen enzovoort. Daarnaast is het ook mogelijk iemand vanuit het niveau van de eerstelijnsbijstand door te verwijzen naar de tweedelijnsbijstand. Het ontwerp beoogt namelijk het scheppen van een soort filter tussen een universele eerstelijnsbijstand en een geïndividualiseerde en meer gespecialiseerde tweedelijnsbijstand.
Ik respecteer uiteraard het evocatierecht van de Senaat en zal na de definitieve goedkeuring van het ontwerp, een ontwerp van koninklijk besluit aan de Ministerraad voorleggen. Dit zal de samenstelling en de werking van de commissies voor juridische bijstand regelen. Daarnaast zal ik ook de nodige contacten leggen om voor de commissies voor juridische bijstand een representatieve samenstelling te regelen, die door alle betrokken actoren wordt aanvaard.
De voorzitter. Het woord is aan de heer D'Hooghe voor een repliek.
De heer D'Hooghe (CVP). Mijnheer de voorzitter, na de goedkeuring van het ontwerp moet met de betrokken instellingen worden nagegaan hoe het overleg het best kan worden geregeld.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.