1-158 | 1-158 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 22 JANVIER 1998 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 22 JANUARI 1998 |
De voorzitter . Aan de orde is de mondelinge vraag van mevrouw Merchiers aan de minister van Justitie.
Het woord is aan mevrouw Merchiers.
Mevrouw Merchiers (SP). Mijnheer de voorzitter, de minister heeft onlangs in de Kamer een overzicht gegeven van het aantal personeelsleden dat zal instaan voor de voorbereiding en de opvolging van de dossiers van de voorwaardelijk invrijheidgestelden. Daaruit blijkt dat op het ogenblik slechts een zestigtal justitieassistenten instaan voor de opvolging van ongeveer drieduizend personen. De minister merkte daarbij zelf op dat dit een enorme werklast voor de justitieassistenten meebrengt. De werkoverlast heeft in het verleden inderdaad reeds meermaals ernstige disfuncties veroorzaakt. Iedereen herinnert zich ongetwijfeld de scherpe commentaren die de media naar aanleiding van de affaire-Dutroux maakten bij de opvolging van bepaalde dossiers door justitieassistenten.
Het betrokken kader moet zo spoedig mogelijk drastisch worden uitgebreid, temeer daar er een sterke toename van het aantal te volgen personen wordt verwacht. Hoewel de daarnet beschreven situatie reeds jaren gekend is, stellen we vast dat de minister er de voorkeur aan geeft 46 personen aan te werven voor de bestaffing van de Dienst Maatschappelijk Werk Strafrechttoepassing van het arrondissement. Volgens ons bestond hiertoe geen enkele dringende nood, aangezien deze dienst instaat voor de uitvoering van maatschappelijke studies die vroeger op een degelijke wijze werden uitgevoerd door de sociale diensten bij de jeugdrechtbanken. Deze dienst werd hiermee trouwens bij wet belast. Ik heb de minister hierover vroeger reeds ondervraagd.
Vandaag wil ik van hem graag vernemen waarom hij aan de opvolging van voorwaardelijk invrijheidgestelden geen prioriteit heeft gegeven. Acht hij het niet wenselijk de 46 recent aangeworven personen in te zetten daar waar de nood het hoogst is, in plaats van ze te belasten met de uitvoering van taken die perfect door de daarmee door de wet belaste diensten werden uitgevoerd ?
De voorzitter. Het woord is aan minister De Clerck.
De heer De Clerck, minister van Justitie. Mijnheer de voorzitter, mevrouw Merchiers verwijst terecht naar elementen en cijfers die ik vorige week in de Kamer naar voren heb gebracht naar aanleiding van de bespreking van de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling. Zoals ook in de daarop volgende dagen in de media werd gemeld, is er een grote werkdruk voor de sociaal assistenten, die de voorwaardelijk invrijheidgestelde personen opvolgen.
De justitieassistenten die instaan voor de ambulante opvolging van justitiecliënten zijn inderdaad al jaren overbelast. Op 24 november 1997 waren en 61 medewerkers voor de opvolging van ruim 3 000 dossiers. Dat zijn gemiddeld 53 dossiers per justitieassistent. Deze moeten bovendien een vijftigtal sociale enquêtes verrichten.
De senator merkt op dat er desondanks 46 justitieassistenten werden aangeworven bij de Dienst Maatschappelijk Werk Strafrechttoepassing, om in te staan voor de uitvoering van de burgerlijke opdrachten uitgaande van de jeugdrechters en de rechters zetelend in kort geding. Ze vraagt waarom geen prioriteit werd verleend aan de opvolging van de voorwaardelijk invrijheidgestelden en of het niet aangewezen is de 46 recent aangeworven personen eerder voor deze taak in te zetten.
In de eerste plaats wijs ik erop dat het inzetten van justitieassistenten voor de burgerlijke opdrachten voortvloeit uit een beslissing van het Overlegcomité van 2 april 1997. Deze beslissing werd genomen naar aanleiding van de eis van de Franse Gemeenschap tot terugbetaling van de kosten verbonden aan deze opdrachten. Het Overlegcomité, waaraan was gevraagd zich over deze eis uit te spreken, besliste dat de burgerlijke opdrachten in feite een federale bevoegdheid zijn. Ingevolge deze beslissing heb ik mijn verantwoordelijkheid als federaal minister opgenomen en ben ik overgegaan tot de aanwerving van 46 justitieassistenten ten behoeve van deze specifieke opdrachten.
Het is cruciaal inzake de opvolging van de voorwaardelijke invrijheidstelling snel bijkomende inspanningen te leveren. Het meerjarenplan Justitie houdt wel degelijk rekening met een progressieve uitbreiding van de psycho-sociale buitendiensten. Volgens de planning zal het aantal justitieassistenten in de loop van 1998 van 61 tot 111 toenemen. 51 Vlaamse en 60 Waalse justitieassistenten zullen instaan voor 3 685 enquêtes en 3 410 begeleidingen. Eén assistent zal dan gemiddeld 30 begeleidingen op zich moeten nemen. In het jaar 2000 komt het aantal assistenten op 127. Er staan hen dus betere tijden te wachten, want een case-load die teruggebracht wordt tot een gemiddelde van 30 begeleidingen per justitieassistent, vertegenwoordigt een haalbare werkbelasting.
De toename van het aantal ambulante post-penitentiaire begeleidingen werd in deze berekening ingecalculeerd, maar het gaat uiteraard om extrapolaties. Indien een nieuw beleid inzake voorwaardelijke invrijheidstelling het aantal ambulante begeleidingen drastisch zou doen toenemen, zullen ook voor de omkadering maatregelen moeten worden getroffen. Bovendien zal het dankzij de vernieuwde personeelsorganisatie in principe mogelijk zijn justitieassistenten flexibel in te zetten naar gelang van de noden.
De voorzitter. Het woord is aan mevrouw Merchiers voor een repliek.
Mevrouw Merchiers (SP). Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Het verheugt me dat er bijkomende assistenten zullen worden aangenomen voor de begeleiding van de voorwaardelijk invrijheidgestelden waardoor de case-load van de assistenten draagbaar wordt. Zo wordt voor de toekomst ook een degelijke begeleiding gegarandeerd.
Het tweede deel van mijn vraag hield verband met de opdrachten inzake burgerlijke zaken. Kunnen de 46 personen die reeds werden aangeworven, de bestaande ploeg niet tijdelijk bij die opdrachten helpen tot is uitgemaakt of het federale departement van Justitie of de gemeenschappen hiervoor bevoegd zijn ? Het lijkt mij beter die in te schakelen in de opvolging van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De voorzitter. Het woord is aan minister De Clerck.
De heer De Clerck, minister van Justitie. Mijnheer de voorzitter, de personen die werden aangeworven voor de burgerlijke opdrachten zullen hun job kunnen uitoefenen. De overheid, vooral aan Franstalige kant, gaf aan de rechtbank instructies en besliste dat degenen die vroeger voor de dossiers van burgerlijke zaken bevoegd waren dat nu niet meer zijn. We moeten nu in de eerste plaats de nieuwe werkverdeling correct uitvoeren. Het voorstel van mevrouw Merchiers om overtallige werkkrachten elders in te schakelen, is interessant en ik zal laten nagaan in hoeverre dit mogelijk is.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.