1-151

1-151

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 11 DÉCEMBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 11 DECEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « DE OVERHEVELING VAN DE ENQUÊTEDIENST VAN HET HOOG COMITÉ VAN TOEZICHT NAAR DE GERECHTELIJKE POLITIE EN NAAR DE ADMINISTRATIE VAN HET MINISTERIE VAN JUSTITIE »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « LE TRANSFERT DU SERVICE D'ENQUÊTES DU COMITÉ SUPÉRIEUR DE CONTRÔLE À LA POLICE JUDICIAIRE ET À L'ADMINISTRATION DU MINISTÈRE DE LA JUSTICE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de minister van Justitie.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, door het wetsontwerp van de minister van Justitie dat de overheveling regelt van de diensten van het Hoog Comité van Toezicht naar de nieuwe anticorruptiebrigade van de gerechtelijke politie worden 95 van de 102 personeelsleden in de gerechtelijke politie geïntegreerd. De overheveling wordt echter slechts mogelijk gemaakt voor de ambtenaren van de graad van enquêteur tot en met hoofdcommissaris. Twee topambtenaren vallen hier toevallig buiten, namelijk de administrateur-generaal die geen overheveling wenst en zijn taaladjunct die de graad van administrateur heeft. Deze ambtenaar wordt door de minister klaarblijkelijk geviseerd.

Bij ministerieel besluit van 8 december 1997, in uitvoering van artikel 3, paragraaf 3, van het koninklijk besluit van 10 juli 1997 houdende diverse bepalingen betreffende de reorganisatie van het ministerie van Ambtenarenzaken wordt de taaladjunct met de graad van administrateur, de heer Vermeulen, op 1 januari 1998 ambtshalve overgeplaatst naar het ministerie van Justitie in de hoedanigheid van adviseur. Dit ministerieel besluit maakt deel uit van een reeks ministeriële besluiten die de ambtshalve overplaatsing regelen van vijf uitvoerende personeelsleden van het HCT.

Op welke grond kan de minister een topambtenaar van het HCT weren uit de nieuwe anticorruptiebrigade ? Hoe kan men verantwoorden dat zowel een wetsontwerp als een ministerieel besluit uitgevaardigd worden met het oog op het kraken van een topambtenaar van het HCT ? Hoe kan een dergelijke discriminatie juridisch en politiek worden verantwoord ? Viseert de minister hiermee een ambtenaar die het tot zijn erecode heeft gemaakt misbruiken aan te klagen ? Hoe onafhankelijk en geloofwaardig is deze anticorruptiebrigade van de gerechtelijke politie nog na deze politieke inmenging in de samenstelling ervan ? Hoe kan een politiedienst die afhankelijk is van de uitvoerende macht op een efficiënte en geloofwaardige wijze onderzoeken uitvoeren tegen politici en ambtenaren ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, uit mijn toelichting zal duidelijk blijken dat wij deze nieuwe structuur geenszins hebben uitgebouwd om een enkele persoon te treffen.

De heer Anciaux spreekt natuurlijk over de heer Vermeulen. Ik zou het te veel eer vinden voor de heer Vermeulen indien wij de integratie van het Hoog Comité van Toezicht in de gerechtelijke politie alleen maar hadden gedaan om de heer Vermeulen te treffen. Daarvoor zijn andere redenen. Het uitgangspunt was de gerechtelijke politie te versterken met een bijzondere dienst ter bestrijding van de corruptie.

Gelet op de talloze problemen die reeds lang bestonden in het Hoog Comité van Toezicht, hebben wij de politieke beslissing genomen deze dienst volledig te herstructureren. In het koninklijk besluit van 10 juli 1997, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 september 1997, werd de reorganisatie uitgewerkt van het ministerie van Ambtenarenzaken, waaronder het Hoog Comité van Toezicht ressorteerde.

Door het koninklijk besluit van 10 juli 1997, dat ook op 2 september 1997 in het Belgisch Staatsblad verscheen, werd een nieuwe dienst opgericht. Beslist werd de personeelsleden van het HCT de mogelijkheid te geven om binnen de tien werkdagen mee te delen of zij bij het ministerie van Ambtenarenzaken wensten te blijven met als doel een cel met personeelsleden samen te stellen die naar de nieuwe Dienst voor Overheidsopdrachten en -subsidies gaan. Deze eerste fase ressorteerde volledig onder de bevoegdheid van de minister van Ambtenarenzaken.

Paragraaf 3 van hetzelfde artikel bepaalt dat « de personeelsleden van het HCT die niet bij de in paragraaf 2 bedoelde cel aangewezen worden, ambtshalve naar het ministerie van Justitie worden overgeplaatst ».

Het gaat niet alleen om de heer Vermeulen en de andere topambtenaren. Ook het administratief en het lager personeel worden overgeheveld. Dit is de eerste stap.

Nu zijn wij aanbeland bij de volgende fase waarin ik in de Kamer een wetsontwerp heb ingediend omdat ik mijn departement spijtig genoeg niet op dezelfde wijze met een koninklijk besluit kan reorganiseren. Bij de reorganisatie van de gerechtelijke politie heb ik immers een wettelijke basis nodig voor het integreren van betrekkingen van het HCT in het kader en voor het overplaatsen van personeelsleden naar die betrekkingen. Het wetsontwerp strekt ertoe een groot deel van de personen die per 1 januari 1998 naar het departement van Justitie worden overgeheveld naar de gerechtelijke politie over te brengen. Deze personen hebben immers altijd taken van gerechtelijke politie vervuld. Van de 102 ambtenaren die bij het HCT belast zijn met het voeren van enquêtes worden krachtens artikel 2 in de personeelsformatie van de gerechtelijke politie 95 personen geïntegreerd.

In het koninklijk besluit van 6 juli 1997, dat ook op 2 september werd gepubliceerd, werd een onderscheid gemaakt tussen de ambtenaren en de enquêteurs bij het ministerie van Ambtenarenzaken. De enquêteurs worden naar de gerechtelijke politie overgeheveld omdat zij politietaken uitvoeren.

De heer Vermeulen is als adviseur tot het HCT toegetreden om er in overtal de functies van tweetalig adjunct van de administrateur-generaal uit te oefenen.

Met deze maatregel streef ik de reorganisatie van de gerechtelijke politie na. De 95 enquêteurs gaan naar de nieuwe dienst, waardoor de gerechtelijke politie wordt versterkt en specialisatie in de hand wordt gewerkt. Bovendien worden de enquêteurs van het HCT op een volwaardige en efficiënte manier onder het toezicht van een magistraat geïntegreerd.

Deze reorganisatie is weldoordacht en gaat uit van een ruime visie, waarbij de liquidatie van een bepaalde persoon niet aan de orde is. Deze reorganisatie kan er alleen maar toe leiden dat wij de corruptie beter zullen kunnen bestrijden, met medewerkers die daartoe gezien hun politie-ervaring uitstekend geschikt zijn.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn heldere uitleg, naar ik heb toch nog enkele bedenkingen.

Ik ben bereid te geloven dat er geen mechanisme werd uitgedacht om bepaalde personen te treffen en dat men ervan uitgaat dat er binnen de gerechtelijke politie een anticorruptiecel moet worden opgericht. Wij zijn het niet eens met het overbrengen van het Hoog Comité van Toezicht naar het ministerie van Justitie omdat deze dienst onafhankelijk moet kunnen werken.

Het lijkt inderdaad logisch dat de personeelsleden die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om te worden overgeheveld naar de Dienst voor Overheidsopdrachten en -subsidies van het departement van Ambtenarenzaken, ambtshalve worden overgeplaatst naar het ministerie van Justitie. Ik vernam echter dat de heer Thiebaut, afdelingshoofd van het Hoog Comité van Toezicht, gisteren een brief heeft gestuurd aan alle leden van het HCT die vermeldt dat een persoon na 25 jaar uitstekende dienst eretekens ontvangt en dat zes personen vanaf 1 januari 1998 worden overgeheveld naar het ministerie van Justitie. Slechts een van deze zes personen behoort tot het hogere personeelskader, met name de heer Vermeulen, die de graad van administrateur heeft. Hij wordt ambtshalve naar het ministerie van Justitie verwezen in de graad van adviseur. De andere personen die in deze nota worden opgesomd, zijn klerken. Met andere worden, slechts een van de 95 personeelsleden wordt niet overgeheveld naar de anticorruptiecel van de gerechtelijke politie.

De minister mag het mij dan toch niet kwalijk nemen dat ik achterdochtig word. De houding van de minister is niet correct. Zijn beslissing doet vermoeden dat er een mechanisme werd uitgedacht om een bepaalde persoon te benadelen die vanaf 1 januari 1998 een of ander minder belangrijk werk op het ministerie van Justitie toebedeeld zal krijgen. Omdat deze persoon ooit zijn nek heeft uitgestoken, mag hij zich voortaan niet meer bezighouden met het bestrijden van corruptie. Dit is politiek niet verantwoord.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik ben niet op de hoogte van het bestaan van het document waarnaar de heer Anciaux verwijst. Blijkbaar wordt er in deze nota een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende categorieën van personeelsleden.

In het personeelskader van het Hoog Comité van Toezicht vormen de enquêteurs een aparte groep. Deze categorie wordt overgeheveld naar de gerechtelijke politie. Een aantal personen van het hogere kader, waartoe de heer Vermeulen behoort, en waarvan enkele bekleed zijn met de graad van adviseur, gaan op pensioen of hebben een mutatie bekomen. Men kan mij niet verwijten dat de regeling werd uitgewerkt met het oog op het benadelen van deze ene persoon. Ik wijs er overigens op dat de heer Vermeulen aan de kabinetschef van het ministerie van Justitie heeft verklaard dat hij niet wenst te worden overgeheveld naar de gerechtelijke politie.

Ik vind het eigenaardig dat opschudding ontstaat over het feit dat hij niet zou mogen overgaan, terwijl hijzelf andere, duidelijke signalen heeft gegeven.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.