1-135

1-135

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 23 OCTOBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 23 OKTOBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER D'HOOGHE AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN ECONOMIE EN TELECOMMUNICATIE OVER « HET TIJDSTIP VAN DE INWERKINGTREDING VAN DE WET BETREFFENDE DE VALUTADATUM VAN BANKVERRICHTINGEN »

QUESTION ORALE DE M. D'HOOGHE AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'ÉCONOMIE ET DES TÉLÉCOMMUNICATIONS SUR « LE MOMENT DE L'ENTRÉE EN VIGUEUR DE LA LOI RELATIVE AUX DATES DE VALEUR DES OPÉRATIONS BANCAIRES »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer D'Hooghe aan de vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie.

Het woord is aan de heer D'Hooghe.

De heer D'Hooghe (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, juist vóór het zomerreces werd de wet betreffende de valutadatum van bankverrichtingen goedgekeurd. Artikel 7 van deze wet bepaalt dat de wet uiterlijk op 1 januari 1999 van kracht zal worden, maar dat ze vervroegd uitwerking kan krijgen door een koninklijk besluit. Men kent de reden voor deze bepaling. Er kon op het ogenblik van de behandeling in de Senaat immers moeilijk worden voorspeld hoeveel tijd de Kamer nodig zou hebben om het wetsontwerp te behandelen. De Kamer heeft vrij snel gewerkt en ik vraag mij dus af waarom de minister van Economische Zaken nog altijd geen koninklijk besluit klaar heeft.

Tijdens de bespreking in de Senaat werd gewezen op het gevaar dat de bankinstellingen hun inkomstenverlies via andere mechanismen zouden trachten te recupereren. Deze prognose wordt thans bewaarheid. Bepaalde bankinstellingen hebben de valutadatum nog niet afgeschaft, maar hebben wel al een nieuw tariferingssysteem uitgewerkt. Ze slagen er bovendien nog in dit nieuwe systeem als een positieve maatregel te verkopen aan het publiek. Ze beweren dat het bedrag dat de banken zullen terugverdienen door het gewijzigde tariferingssysteem, kleiner zal zijn dan de inkomsten die zij zullen verliezen door het afschaffen van het systeem van de valutadata.

Toen de jongste maatregelen van de banken werden bekendgemaakt, bleven de reacties niet uit. Zowel in de pers, in het Parlement als in bedrijven en aan universiteiten werd fel gereageerd tegen deze unfaire praktijken. Alleen van de minister van Economische Zaken is mij geen enkele reactie bekend. Ik heb bijgevolg ook een aantal vragen.

Welke maatregelen heeft de minister van Economische Zaken reeds genomen om de datum van inwerkingtreding van de wet betreffende de valutadatum van bankverrichtingen vast te leggen ?

Wat deed de minister van Economische Zaken om afwentelingsmechanismen ten laste van het bankcliënteel te voorkomen ?

Werd er met de banksector structureel overleg gepleegd over de wijzigingen van het tariferingssysteem ? Zo ja, wat was hiervan het gevolg ?

Dat structureel overleg is zeker nuttig, omdat de maatregelen toch ook een aantal problemen meebrengen voor het personeelsbestand in de sector.

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Di Rupo.

De heer Di Rupo, vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie. ­ Mijnheer de voorzitter, de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen zal op 1 januari 1999 in werking treden. Zoals ik reeds in de Senaat heb gezegd, leek het mij niet opportuun om de datum van inwerkingtreding te vervroegen. Het verheugt mij dat bepaalde instellingen hun voornemen hebben bekendgemaakt om de wet vroeger toe te passen, namelijk van 1 januari 1998 af. Een aantal instellingen zal deze beweging hoofdzakelijk om technische redenen helaas niet kunnen volgen. De uiterste datum van inwerkingtreding blijft dus 1 januari 1999.

Het was voorspelbaar dat de banken de opgelopen inkomstenverliezen die voorvloeien uit de afschaffing van het stelsel van valutadata op een of andere manier aan hun klanten zouden terugwinnen. Dit ontkennen zou getuigen van hypocrisie of een enorme naïeviteit.

Het systeem van de valutadatum was eigenlijk een tarifering die verbonden was aan de zichtrekening. Deze tarifering was echter duister en onbegrijpelijk voor de consumenten. Alleen al om deze reden moest men ervan afstappen. Om te vermijden dat dergelijke beslissing op de cliënten wordt afgewenteld, zou men een regelgeving betreffende de banktarieven kunnen overwegen.

La question qui se pose est dès lors la suivante : est-il opportun de réactiver la réglementation des prix dans ce secteur ?

Actuellement, la concurrence entre établissements bancaires paraît suffisamment active pour que l'on ne doive pas revenir à un contrôle des prix sous la forme d'une demande préalable d'autorisation de hausse de prix. En effet, certaines banques ­ je pense particulièrement à La Poste ­ ne réclament quasiment rien à leurs clients pour la gestion de leur compte tandis que d'autres exigent des sommes très importantes. Le choix offert au consommateur est donc réel.

J'ajouterai, pour être complet, que la F.G.T.B. a demandé au président de la Commission des prix de mettre à l'agenda la problématique de la tarification bancaire. L'objectif est d'analyser la possibilité de soumettre à nouveau au contrôle des prix les tarifs des services bancaires courants.

Je crois savoir que le Conseil de la consommation va également entamer une réflexion globale sur cette problématique. Une des idées mises sur la table serait d'imposer un paquet minimum d'opérations gratuites qui correspondent aux besoins actuels des consommateurs. Il va de soi que je serai très attentif aux résultats des travaux de ces organes de concertation avant de prendre des décisions.

À ce stade de ma réflexion, plutôt que d'intervenir directement dans la fixation des tarifs bancaires, il m'a paru préférable de permettre au consommateur de jouer un rôle actif dans le jeu de la concurrence en choisissant une banque en foncion de la qualité des services offerts mais aussi des prix pratiqués. À cette fin, la transparence du marché devrait être améliorée par une meilleure information du consommateur sur les tarifs bancaires.

Je propose à cet effet une modification de l'arrêté royal du 23 mars 1995 relatif à l'indication des services financiers, et ce sur quatre points : l'information du client en cours de contrat sur les modifications de prix intervenues; l'envoi systématique du tarif au client, au moins une fois par an; l'obligation d'afficher le tarif des services à un endroit visible de l'extérieur; enfin, la délivrance d'un document récapitulatif annuel reprenant le détail des montants imputés au cours de l'année écoulée, à titre de paiement des diverses opérations.

Ce projet d'arrêté royal est actuellement soumis au Conseil d'État. Une concertation avec l'Association belge des banques a bien entendu eu lieu.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer D'Hooghe voor een repliek.

De heer D'Hooghe (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik kan de houding van de minister van Economische Zaken niet begrijpen. Hoewel hij toegeeft dat er inzake valutadata een occulte praktijk wordt gehanteerd, beweert hij verheugd te zijn dat een beperkt aantal banken het systeem vroeger afschaffen en acht hij het niet nodig zelf een koninklijk besluit uit te vaardigen om de inwerkingtreding te vervroegen. De argumentatie dat sommige banken niet zijn opgewassen tegen de programmawijziging betekent eigenlijk het verlenen van een premie van onbekwaamheid. Banken die deze programmawijziging niet binnen een beperkte termijn kunnen realiseren, zijn vermoedelijk evenmin in staat andere diensten op een adequate manier te verlenen.

Het is spijtig dat het cliënteel hiervan het slachtoffer wordt. De mensen zijn zich ervan bewust dat de dienstverlening van de Belgische banken beter is dan die van de banken in de ons omringende landen. Zij zijn ook bereid voor deze dienstverlening te betalen, maar niemand wil met de rug tegen de muur worden geplaatst. De toepassing van valutadata en het systeem van de tarifering geeft echter wel dat gevoel.

Ik stel daarom voor het probleem globaal te bekijken. De banken worden geconfronteerd met een aantal ernstige problemen zoals de invoering van de Euro en de automatiseringsproblemen die hiermee gepaard gaan. Er zijn eveneens sociale problemen door de afvloeiing van personeel. Sommige kranten beweren dat hierbij tot 30 000 personen zijn betrokken.

De minister van Economische Zaken moet een globaal overleg op gang brengen en de totaliteit van de problematiek bestuderen teneinde te vermijden dat de cliënt met de rug tegen de muur wordt geplaatst.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.