1-979/4

1-979/4

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

10 JUNI 1998


Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER GOOVAERTS


De commissie heeft dit wetsontwerp, waarvoor de regering de spoedbehandeling heeft gevraagd, besproken tijdens haar vergaderingen van 20 mei, 2 en 10 juni 1998.

De onderzoekstermijn eindigt op 18 juni 1998.

1. UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN VERVOER

De wet van 19 december 1997 is het kader waarbinnen de doelstelling en de grote lijnen van de rationalisatie van de nationale luchthaven worden bepaald. Deze wet machtigt de Koning de hervormingsmaatregelen vast te stellen. Het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 april 1998. Het is genomen overeenkomstig de wet van 19 december 1997, die in artikel 8 bepaalt dat de uitvoeringsbesluiten bij wet bekrachtigd dienen te worden.

Alvorens te antwoorden op de vragen omtrent het voorliggende ontwerp, zet de minister eerst de inhoud van enerzijds het koninklijk besluit en anderzijds het ontwerp van bekrachtigingswet uiteen.

1. Het koninklijk besluit van 2 april 1998

Dit koninklijk besluit heeft drie hoofdstukken. Het eerste betreft de luchthavenactiviteiten. Het tweede behandelt de reorganisatie van de Regie der Luchtwegen (RLW) en de omvorming ervan in Belgocontrol. Het derde hoofdstuk bevat enkele algemene bepalingen.

1.1. Luchthavenactiviteiten

De grote lijnen van de reorganisatie van de luchthavenactiviteiten kunnen als volgt worden samengevat :

De privaatrechtelijke naamloze vennootschap Brussels Airport Terminal Company (BATC), belast met de activiteiten met betrekking tot de passagiers op de luchthaventerminal van Brussel-Nationaal en met de bouw van een nieuwe terminal, wordt in de zin van de wet van 21 maart 1991 omgevormd tot autonoom overheidsbedrijf. Het ad-hoccomité wordt opgericht bij BATC. Het heeft tot opdracht te onderhandelen over het eerste beheerscontract tussen de Staat en BATC en de statuten van deze laatste te wijzigen. Bij de inwerkingtreding van het beheerscontract wordt BATC ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven. Vanaf deze indeling :

· wordt BATC een naamloze vennootschap van publiek recht zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid;

· krijgt BATC de naam « Brussels International Airport Company » (BIAC));

· worden de raad van bestuur en het directiecomité van BATC ontbonden.

De wet van 21 maart 1991 wordt aangevuld met een titel VII betreffende BIAC, met de artikelen 178 tot 193. Deze artikelen regelen hoofdzakelijk de volgende materies :

· het doel van de vennootschap en de opdrachten van openbare dienst zoals bepaald door de wet van 19 december 1997;

· principes inzake vergoedingen;

· artikelen van de wet van 21 maart 1991 die niet van toepassing zijn, inzonderheid wegens de bijzondere structuur van het aandeelhouderschap en de operationele en functionele noden;

· structuur van de beheersorganen;

· bepalingen inzake het statuut van het personeel, het paritair comité en de pensioenen. BIAC wordt toegestaan een pensioenfonds op te richten;

· beperkingen voor het afstaan van aandelen die in het bezit zijn van overheden.

De rechten van de particuliere aandeelhouders, in het bijzonder die welke voortvloeien uit het aandeelhoudersprotocol van 1987 worden integraal gevrijwaard. De particuliere aandeelhouders hebben het recht om hun aandelen geheel of gedeeltelijk te verkopen aan de Staat of aan de overheid die deze daartoe aanduidt. Dit recht kan worden uitgeoefend gedurende een termijn van dertig dagen volgend op de bepaling van de prijs van de aandelen.

De prijs voor de evaluatie van de aandelen van BATC bestaat uit twee componenten : de intrinsieke waarde en de goodwill. De intrinsieke waarde stemt overeen met het bedrag van het netto-actief van BATC gecorrigeerd met de latente meerwaarden of minderwaarden. Daarenboven wordt de waarde van de gebouwen geherwaardeerd volgens de ABEX-index. De goodwill wordt vastgesteld volgens de formule van verkorte goodwillrente, met toepassing van artikel 5, § 1er , 1º, van de wet van 19 december 1997. De goodwill is het immateriële deel van het actief van BATC dat overeenstemt met haar hogere winstcapaciteit wegens de bijzondere plaats die zij op de luchthaven inneemt.

De procedure tot vaststelling van de prijs komt overeen met een scheidsrechterlijke procedure. De voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wijst een « revisor-arbiter » aan, die bijgestaan wordt door twee andere revisoren die respectievelijk door BATC en de RLW worden voorgedragen.

De rechten van de obligatiehouders worden eveneens integraal geëerbiedigd, maar hun recht om de converteerbare obligaties in hun bezit te converteren in aandelen, wordt iets vervroegd.

De converteerbare obligatie wordt inderdaad vervroegd terugbetaald 40 dagen na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit. Gedurende de dertig dagen die deze vervroegde terugbetaling voorafgaan, kunnen de obligatiehouders hun conversierecht uitoefenen, naar rata van de vroeger overeengekomen conversievoet van twee aandelen voor één obligatie.

De inbreng door de Staat in BIAC van de bedrijfstak « exploitatie » van de RLW wordt geëvalueerd volgens regels die identiek zijn aan die welke gelden voor de aandelen van BATC.

De minister stelt binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit de lijst op van de personeelsleden die van de RLW aan BIAC worden overgedragen.

1.2. Reorganisatie van de RLW

Een ad-hoccomité wordt binnen de RLW opgericht en krijgt als opdracht te onderhandelen over het beheerscontract tussen de Staat en de RLW. Vanaf het ogenblik dat de RLW als autonoom overheidsbedrijf wordt ingedeeld, wordt ze BELGOCONTROL genoemd. Daarenboven worden de beheersorganen, het ad-hoccomité en het paritair comité ontbonden.

Titel VI van de wet van 21 maart 1991, dat de artikelen 169 tot 177 bevat, wordt vervangen door nieuwe bepalingen, die hoofdzakelijk handelen over :

· het doel van de vennootschap en de taken van openbare dienst van Belgocontrol;

· enkele principes inzake heffingen;

· de structuur, de samenstelling en de werking van de beheersorganen;

· de bepalingen inzake het statuut van het personeel, het paritair comité en de pensioenen.

1.3. Gemeenschappelijke bepalingen

De gemeenschappelijke bepalingen betreffen materies die hetzij eigen zijn aan BIAC en Belgocontrol, hetzij gemeenschappelijk zijn voor beide bedrijven.

De continuïteit wordt verzekerd van de sociale voorzieningen die het personeel van de RLW geniet door tussenkomst van de sociale dienst van het ministerie van Verkeer en Infrastructuur.

Binnen het ministerie van Verkeer en Infrastructuur wordt een regulerings- en coördinatiecomité opgericht. Het heeft als opdracht eventuele geschillen tussen BELGOCONTROL en BIAC bij te leggen, advies te verstrekken omtrent de evolutie van de concurrentiepositie en de capaciteit van de luchthaven en omtrent voorstellen voor de verhoging van heffingen.

2. Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998

Het koninklijk besluit werd aldus opgevat dat de vooropgestelde maatregelen slechts in hun uitvoeringsfase treden nadat het Parlement een bekrachtigingswet heeft goedgekeurd. Zonder het wetsontwerp dat vandaag aan de commissie is voorgelegd, kan de uitvoeringsfase van de hervorming van de luchthaven dus niet aanvangen.

Bovendien beoogt dit wetsontwerp de Koning te machtigen :

· maatregelen te treffen die een beursintroductie van de aandelen van BIAC mogelijk maken. Artikel 20, § 4, van het koninklijk besluit bepaalt dat vanaf het jaar 2001, op verzoek van de aandeelhouders die minstens 50 % + één aandeel bezitten, BIAC de beursintroductie zal vragen van het geheel of een gedeelte van de aandelen van de privé-aandeelhouders. Paragraaf 3 van hetzelfde artikel bepaalt dat vanaf het jaar 2001, de raad van bestuur van BIAC periodiek de opportuniteit van een beursintroductie zal evalueren;

· de bepalingen van de wet van 19 december 1997 en van het koninklijk besluit van 2 april 1998 aan te passen aan de ontwikkelingen in het Europees recht.


Tot besluit meent de minister te mogen zeggen dat de aan de Koning verleende machtiging op een evenwichtige en gerechtvaardigde wijze is toegepast. De rechten van de verschillende betrokkenen zijn nauwkeurig gevrijwaard. De hervorming is van die aard dat zij een oplossing biedt voor de drie basisproblemen die de minister heeft aangehaald bij het onderzoek van de machtigingswet in deze commissie, namelijk : een betere omschrijving van ieders rol, de overdracht van personeel en de valorisatie van de betreffende activa.

2. ALGEMENE BESPREKING

Een lid herinnert eraan dat de minister enkele maanden geleden heeft verklaard dat de luchthavens in de meeste Europese landen beheerd worden door maatschappijen met een meerderheidsdeelneming van de Staat, met als grote uitzondering Londen. Artikel 4 van de wet voorziet evenwel in de mogelijkheid om de privatisering voort te zetten. Is dat wel nodig ?

Bovendien voorziet het koninklijk besluit in een herverdeling van de taken tussen BIAC en Belgocontrol. Waarom bepaalt hetzelfde artikel dat de taken van BIAC later opnieuw kunnen worden aangepast ?

Een ander lid wil twee opmerkingen maken.

De eerste betreft een aspect dat de minister amper heeft aangeraakt, namelijk de langdurige machtiging in verband met de beursintroductie van de aandelen van de nieuwe vennootschap en hun eventuele verkoop met het oog op de vermindering van het aandeel van de Staat.

Zowel de Raad van State als een aantal Kamerleden verbazen zich over het feit dat de regering tot 2005 een bijna onbeperkte machtiging heeft om te doen wat ze wil. Dat lijkt erg lang.

Logisch zou zijn dat de regering de machtiging zou beperken tot het einde van haar zittingsperiode of desnoods enkele jaren daarna aangezien het toch gaat om een langetermijnmachtiging.

Tot 2005 betekent evenwel zeven jaar. De Raad van State stelt bovendien vast dat de machtiging aan geen enkel criterium verbonden is.

Moeten te allen prijze privé-investeringen worden aangetrokken ? Moet er afhankelijk van de waardering door de bedrijfsrevisoren, een minimumwaarde voor de verkoop van de aandelen worden bereikt ?

Noch in het Kamerverslag, noch in de reactie van de regering op de opmerkingen van de Raad van State is een antwoord op deze vragen te vinden.

De tweede opmerking betreft de uiteenzetting van de minister.

De meerderheid van de BATC-aandelen zijn momenteel in privé-handen. In feite worden de privé-aandeelhouders, die in 1987 te goeder trouw en weliswaar met solide waarborgen hebben ingeschreven op de toen opgerichte vennootschap, met deze wet voor voldongen feiten gesteld.

Daarom vindt spreker het niet meer dan logisch dat in het dossier een document wordt opgenomen waarin de privé-aandeelhouders verklaren dat zij het eens zijn met de door de regering voorgestelde formule en zich er minstens moreel toe verbinden de nieuwe structuur in zijn verdere ontwikkeling te blijven begeleiden als bewijs dat zij vertrouwen hebben in het initiatief van de regering.

Daarom vraagt hij dat de minister een brief voorlegt waarin de BATC-aandeelhouders uitdrukkelijk te kennen geven of zij al dan niet gerustgesteld zijn door het regeringsbeleid terzake en of zij, zoals de minister heeft aangekondigd, van plan zijn in de structuur te blijven.

Een ander lid voegt eraan toe dat men de aandeelhouders niet om hun mening heeft gevraagd toen men in 1993 of 1994 besloten heeft de luchthaventaksen toe te kennen aan BATC, wat jaarlijks meerdere miljarden kostte aan de Regie der Luchtwegen. Men kon hun immers geen mooier geschenk geven.

Een ander lid wijst erop dat het Parlement toen niets met de zaak te maken had. Het was een overeenkomst tussen de regering en BATC.

Vandaag staan de parlementsleden voor een andere situatie : zij moeten een wet goedkeuren en kunnen dus de nodige vragen stellen.

De minister antwoordt op de verschillende vragen.

In verband met de eerste opmerking is het inderdaad zo dat de Raad van State zijn bezorgdheid heeft geuit over de lange en verregaande machtiging.

De minister heeft hier begrip voor maar er zijn vele precedenten aan te wijzen waarin de duur van de machtiging zelfs niet was gespecifieerd.

We moeten dit probleem in zijn context zien.

Dit ontwerp heeft een bij uitstek pragmatisch doel, namelijk het verbeteren van het beheer van onze nationale luchthaven, en daarom is voor deze formule gekozen.

Bij lezing van het koninklijk besluit van 2 april 1998 valt meteen het aantal mathematische en juridische formules op : het is een zeer technisch koninklijk besluit (zie bijlage 1).

De minister krijgt vaak het verwijt te horen dat hij slechts één bedoeling heeft : de luchthaven opnieuw nationaliseren.

Nu wordt hem het tegendeel verweten omdat hij een eventuele beursgang overweegt.

De minister wil echter vóór alles zijn verbintenissen consequent nakomen. Hij heeft steeds gezegd dat de fusieoperatie opnieuw zou leiden tot een meerderheidsparticipatie van de overheid. Het klopt dat de meerderheid van de BATC-aandelen momenteel in privé-handen is : 52,5 % tegen 47,5 % overheidsaandelen.

De minister weet niet hoe de fusieoperatie zal aflopen, aangezien hij het resultaat van de waardering niet kan voorspellen. Het is wel duidelijk dat er opnieuw een meerderheid overheidsaandelen zal zijn.

Hij heeft de privé-aandeelhouders er nogmaals op gewezen dat de Staat na afloop van de operatie alles wat 50 % plus één aandeel te boven gaat, te koop zal aanbieden.

Hij sluit niet uit dat na een inloopperiode ­ daarom is er sprake van het jaar 2001 ­ besloten wordt tot een beursintroductie, maar niet zonder criteria.

De raad van bestuur zal hierover beslissen op basis van het advies van een gespecialiseerde zakenbank, die de opportuniteit van de beursgang moet onderzoeken.

Weliswaar wordt een beursgang voorbereid en als het zover is, moet de wet van 1991 aangepast worden.

Hoe is de toestand thans op internationaal vlak ?

Maakt men een analyse voor de meeste grote internationale luchthavens, dan stelt men enerzijds vast dat in de meeste gevallen de overheid nog de meerderheid heeft, maar men voelt anderzijds dat de zaken veranderen. Daarom heeft de minister voor de luchthaven van Brussel-Nationaal gezocht naar een formule sui generis waarin vooral aandacht geschonken wordt aan een kwalitatief sterk management.

Het is uiteindelijk minder van belang wie de aandelen in handen heeft, de wil om een sterke concurrentiepositie in te nemen domineert.

Het was tijd dat er een einde kwam aan deze dualiteit in het beheer. Men hoeft de oude en de nieuwe luchthaven maar te vergelijken en men stelt fundamentele verschillen vast. Men moet de oude luchthaven renoveren en een nieuwe pier maken.

Er moet een einde komen aan de zinloze discussies.

De commissie heeft vorig jaar de beheerders van de luchthaven ontvangen. Volgens hen leek het wetsontwerp de goede richting uit te gaan. Zij zitten op dit ogenblik trouwens aan de onderhandelingstafel voor het opstellen van het eerste beheerscontract.

In verband met de tweede vraag over de aandeelhouders verklaart de minister dat er een procedure loopt.

Hij overlegt met hen om het probleem te regelen van de obligaties die binnenkort vervallen. De commissie is er immers van op de hoogte dat er een converteerbare obligatielening van twee miljard vervalt.

Daarnaast bepaalt de procedure dat in de maand juli de aandeelhouders moeten beschikken over de evaluatie van de drie experts, alsmede over de nieuwe beheerscontracten en dat de gegevens van het bedrijfsplan en de nieuwe statuten hun ter informatie moeten worden meegedeeld.

Krachtens de overeenkomst van 1987 beschikken zij daarna nog over dertig dagen om een beslissing te nemen.

Er is een tijdschema bepaald dat is ingegaan op 11 april 1998, de datum waarop het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is.

Binnen tien dagen moest de minister de eerste twee bedrijfsrevisoren benoemen. Dezen hebben zestig dagen vanaf hun benoeming om hun rapport over te leggen, en dan zijn we eind juni.

De voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen heeft de revisor-arbiter benoemd. Het gaat om de heer Cats, voorzitter van het Instituut der bedrijfsrevisoren. Deze zal dertig dagen krijgen om zijn arbitraal rapport in te dienen waarin de definitieve prijs bepaald wordt. Dan zijn we aan het einde van de maand juli.

Normaal gezien moeten het beheerscontract en de nieuwe statuten al dan niet met een minnelijke procedure worden vastgesteld en worden opgenomen in een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Daarom zouden de privé-aandeelhouders einde juli in het bezit moeten zijn van alle gegevens zodat zij een beslissing kunnen nemen over de vraag of ze voortgaan in de nieuwe structuren dan wel hun aandelen verkopen en tegen welke prijs. Zij hebben dertig dagen om te beslissen zodat de zaak eind augustus definitief geregeld moet zijn.

Een lid merkt op dat de regering hun eind juli dus een openbaar overnamebod zal doen.

De minister bevestigt dit.

Een commissielid wenst te vernemen op welk ogenblik de minister de verkoop plant van de aandelen die hij ondertussen teruggekocht heeft.

De minister antwoordt dat hij om praktische redenen hiervoor een periode van zes maanden voorzien heeft.

Een ander lid merkt op dat in de ongeveer vijftien tot twintig minuten die men nodig heeft om zich van de nieuwe luchthaven naar de uitgang te begeven, iedereen de kans gehad heeft om de pracht en de kwaliteit van de nieuwe installaties te bewonderen. Afgezien van de lengte van het traject in sommige gevallen, kan men werkelijk van een grote vooruitgang spreken.

Anderzijds heeft de minister over een reeks mathematische formules gesproken. Kan hij die aan de commissie bezorgen ?

De minister merkt op dat ze opgenomen zijn in de artikelen 14 tot 17 van het koninklijk besluit van 4 april 1998 (zie bijlage 1).

Een commissielid heeft vernomen dat de minister zich gisteren gekant heeft tegen het Ierse verzoek om de duty free shops na 1 juli 1999 te behouden.

De minister antwoordt dat hij niets te maken heeft met deze afwijzing. Op de laatste Raad van ministers van Vervoer heeft hij zich aangesloten bij het Ierse verzoek om een aanvullende studie te verrichten en na te gaan of het niet mogelijk is deze shops te behouden. Hij heeft dat op de eerste plaats voor de luchthaven gedaan maar ook om rekening te houden met de problemen in verband met de vereffening van de RMT.

Gisteren was hij natuurlijk niet aanwezig op de Europese Raad van ministers van Financiën, die het verzoek van de Raad van de ministers van Vervoer heeft afgewezen. Spreker vindt dat jammer. De operatie die de minister wil realiseren, wordt hierdoor minder aantrekkelijk.

De minister betreurt dit eveneens. In het bedrijfsplan dat hij met de verschillende betrokken partijen tracht op te stellen, heeft hij er altijd op aangedrongen dat men ervan zou uitgaan dat de taksvrije verkoop in 1999 zou verdwijnen. Hij heeft ook gevraagd dat de schatters hiervan op de hoogte worden gebracht.

Het lid vraagt een lijst met de privé-aandeelhouders van BATC.

De minister antwoordt dat het gaat om de RLW, P & V Verzekeringen, GBL, NIM, GBM, KB, GKB, ASLK, Royale belge, ABB Verzekeringen, Mitsubishi Trust and Banking Corporation Europe en Petercam.

Er bestaat eveneens een aandeelhouderspact : indien een van hen eruit zou stappen, hebben de andere aandeelhouders voorrang om de aandelen over te kopen. Daarna komen de regering of een andere overheidsinstelling.

Het vorige lid wenst meer uitleg over de vervaltermijn van obligaties ten belope van 2 miljard.

De minister preciseert dat naar aanleiding van de problemen die de luchthaven gekend heeft, in 1993 aan de privé-aandeelhouders gevraagd is hun bijdrage te verhogen. Dat is gebeurd via de uitgifte van een converteerbare obligatielening van 2 miljard, waarop de huidige aandeelhouders hebben ingetekend in dezelfde verhouding als hun deelneming in het kapitaal. Die obligatie vervalt in juni 1998. Met dit gegeven diende de minister rekening te houden bij de aan de gang zijnde fusieoperatie. Hij mocht dus die eventuele conversie niet uit het oog verliezen. Ook hier is de basisovereenkomst gerespecteerd. De minister zal zich schikken naar de beslissing van de privé-aandeelhouders.

Hetzelfde lid vraagt of de privé-aandeelhouders al gereageerd hebben. Het is duidelijk dat zij hun obligaties niet zullen houden als zij geen aandeelhouder willen bijven.

Hij leest vervolgens het advies van de diensten van de Senaat voor.

« Artikel 4

Volgens de Raad van State betaamt het niet van tevoren aan de Koning een bevoegdheid te verlenen, waarvan vaststaat dat hij ze ten vroegste vanaf het jaar 2001 kan uitoefenen. Pas op dat ogenblik zelf komt het aan de dan aan de macht zijnde regering toe te beslissen over de machtiging die aan de Koning verleend zou moeten worden met het oog op de beursgang van BIAC (Stuk Kamer, nr. 1513/1-97/98, blz. 7 en 8).

De Raad van State wijst er bovendien op dat hij voortdurend de nadruk heeft gelegd op de noodzaak de Koning slechts voor een welbepaalde en vrij korte periode de bevoegdheid te verlenen om bestaande wetgevende beslissingen te wijzigen (ibidem , blz. 8).

In de Kamer is een amendement nr. 2 (Stuk Kamer, nr. 1513/2, 97/98, blz. 2) ingediend dat ertoe strekte de machtigingstermijn korter te maken en een procedure van bekrachtiging bij wet verplicht te stellen.

Het antwoord van de minister beperkt zich ertoe te vermelden dat de duur van de gevraagde machtiging op twee gronden berust : de noodzaak om een eventuele beursintroductie voor te bereiden en het belang om een dergelijke transactie op het meest gunstige tijdstip te laten plaatsvinden.

Wij herinneren er hier ook aan dat de overheden de techniek van de « golden share » in het kapitaal van BIAC zouden kunnen toepassen, zodat het aanhouden van 50 % van de aandelen plus één volstrekt onnodig is. »


Waarom wil de minister 50 % van de aandelen terwijl hij via de golden share -techniek een aantal bevoegdheiden kan blijven uitoefenen, zoals dat in andere gevallen al gebeurd is.

De minister antwoordt dat hij nooit beweerd heeft dat de gekozen oplossing de enig mogelijke was. Op een gegeven ogenblik heeft men een keuze moeten maken. Er is dan gekozen voor een klassieke inbrengoperatie waardoor de Staat meerderheidsaandeelhouder wordt en die gepaard gaat met een onmiddellijke retrocessie, in dit geval over een perioede van zes maanden, van de deelneming die 50 % plus een aandeel overschrijdt en voor een tweede fase met een beursgang, op grond van een onbetwistbaar deskundigenverslag en na een beslissing van de raad van bestuur, waarbij de wetgeving wordt aangepast. Dat is het voorgestelde procédé.

Een lid verklaart dat hij nog steeds geen antwoord gekregen heeft op zijn vraag over de aanpassing van de taken van openbare dienst van de vennootschap.

De minister herinnert eraan dat er lang gedebatteerd is over de taken van openbare dienst. Het lijkt hem duidelijk dat indien de privé-aandeelhouders morgen in de meerderheid zijn, er zeker naar gestreefd zal worden bepaalde taken van openbare dienst af te stoten. De wet van 1991 is per definitie slechts van toepassing wanneer er taken van openbare dienst zijn.

De minister verzekert de commissie dat deze procedure geen nieuwe nationalisering tot doel heeft.

Het is enkel de bedoeling opnieuw eenheid te brengen in het bestuur van de luchthaven zodat die zich beter kan ontplooien. Dat is een noodzaak voor Brussel als hoofdstad van dit land en van Europa.

De minister heeft daarom de redenering willen doortrekken door te voorzien in een eventuele en niet een verplichte beursgang, waarvoor een beslissing van de raad van bestuur nodig is op grond van een extern deskundigenverslag waarin wordt aangetoond dat zulks noodzakelijk is.

Indien de beursintroductie er mocht toe leiden dat de overheid niet langer meerderheidsaandeelhouder is lijkt het logisch dat moet worden afgestapt van het restrictieve concept van de taken van openbare dienst en het kader van de wet van 1991.

Een lid geeft toe dat men er rekening mee moet houden dat het aandeel van de overheid kleiner wordt dan 50 %. Het is alleen maar de vraag of de taken van openbare dienst dan nog moeten worden aangepast, daar ze al vrij beperkt zijn. Wat zal er nog van overblijven ?

De minister antwoordt dat het duidelijk is dat het begrip openbare dienst de betekenis heeft die eraan gegeven wordt in het beheerscontract. Het is per definitie zo dat in een dergelijke sector overheidstaken zullen blijven bestaan.

Men denke bijvoorbeeld aan alles wat te maken heeft met de veiligheid.

Dan blijft er nog het probleem van de taksen, Het is niet denkbaar dat op het gebied van de luchthaventaksen bijvoorbeeld, alles mogelijk zou zijn. Daarom zijn in het koninklijk besluit gemeenschappelijke bepalingen opgenomen betreffende het regulerend orgaan dat aan de minister een advies zal moeten geven telkens als een verhoging van de luchthaventaks wordt aangevraagd. Op basis van dit advies en rekening houdend met de concurrentiële positie van Brussel ten opzichte van de andere luchthavens zal de minister van dat ogenblik met die verhoging kunnen instemmen.

Men moet beseffen dat deze sector nood heeft aan regulering door de overheid.

De voorzitter leest de schriftelijke antwoorden van de privé-aandeelhouders van BATC voor met hun standpunt over het voorliggende ontwerp (cf. bijlage 2).

De minister deelt mee dat artikel 4 een antwoord biedt op hun vragen. Tussen 2001 et 2005 zal de raad van bestuur van BIAC zijn standpunt bepalen op basis van een omstandig advies.

Er is tijd nodig om deze onderneming op gang te brengen. De minister verklaart niet te begrijpen dat de oppositie hem daarover bekritiseert. Deze formule is een getrouwe weergave van de overeenkomst met de particulier sector.

Een lid merkt op dat er geen enkele zekerheid bestaat.

Zelfs een bedrijf als het Gemeentekrediet dat volledig van de overheid afhangt, is nog niet zeker aandeelhouder van BIAC te zullen blijven.

De minister vindt dat logisch omdat zij bedenktijd nodig hebben. Gesteld dat hij hun een waardeloos voorstel doet, waarom zouden zij dan blijven ?

Ze zullen zo'n goed voorstel krijgen dat ze wel zullen blijven.

Een lid merkt op dat aandeelhouders die uittreden, recht hebben op de teruggave van hun inbreng. Wanneer komt het rapport van de drie deskundigen ?

De minister herinnert eraan dat het rapport eind juli 1998 wordt verwacht.

Het lid wijst erop dat het parlement dan op reces is.

Hij merkt op dat hij het jaarlijks activiteitenverslag van BATC over 1997 heeft ontvangen.

Het bevat een lijst van de houders van aandelen en van converteerbare obligaties.

Kerncijfers (geconsolideerde rekeningen)

In miljoenen frank
­
En millions de francs
1997 1996 1995 1994 1993 1992
Omzet. ­ Chiffre d'affaires 5 850 5 228 4 616 3 765 2 875 2 634
Ondernemingswinst. ­ Bénéfice d'exploitation 2 194 1 537 1 237 955 583 378
Netto financieel resultaat. ­ Résultat financier net (717) (881) (1 008) (697) (380) (101)
Nettowinst van de periode, na taksen en belastingen. ­ Bénéfice net de la période, après taxes et impôts 882 644 248 241 205 258
Dividend. ­ Dividende 160 110 80 ­ ­ ­
Brutodividend per aandeel. ­ Dividende brut par action 200 137 100 ­ ­ ­
Cash flow per aandeel. ­ Cash flow par action 2 468 2 236 1 929 1 369 1 113 1 415
Netto waarde van de activa per aandeel. ­ Valeur nette de l'actif par action 6 737 5 600 4 786 4 558 4 351 4 161

Winstverdeling

De raad van bestuur legt de algemene vergadering van aandeelhouders de jaarrekeningen voor van de maatschappij over het boekjaar 1997.

Overeenkomstig artikel 28 van de statuten zal de jaarvergadering van aandeelhouders zich op 12 mei 1998 dienen uit te spreken over de bestemming van het resultaat (in miljoenen frank) dat als volgt wordt voorgesteld (in duizenden frank) :

Te bestemmen winst : 2 425 211.

Toevoeging aan de wettelijke reserve : 39 945.

Over te dragen winst : 2 225 266.

Brutodividend : 160 000.

Verdeling van de aandelen en converteerbare obligaties van BATC

Het volgestort maatschappelijk kapitaal van BATC bedraagt 2 000 025 000 frank. Het bedrag van de converteerbare obligaties beloopt eveneens 2 000 025 000 frank.

Per 31 december 1997 zijn aandelen en obligaties als volgt verdeeld :

Aandelen
­
Actions
Obligaties
­
Obligations
Regie der Luchtwegen (RLW). ­ Régie des Voies aériennes (RVA) 380.000 388.284
P&V-Verzekeringen. ­ P&V-Assurances 57.962 45.564
Kredietbank NV (KB) 52.501 53.645
Groep Brussel Lambert NV (GBL). ­ Groupe Bruxelles Lambert (GBL) 52.501 53.645
Generale Maatschappij van België NV (GMB). ­ Société générale de Belgique (SGB) 52.501 53.645
Nationale Investeringsmaatschappij (NIM). ­ Société nationale d'investissements (SNI) 52.501 53.645
Algemene Spaar- en Lijfrentekas (ASLK). ­ Caisse générale d'épargne et de retraite (CGER) 50.161 50.161
Gemeentekrediet van België (GKB). ­ Crédit communal de Belgique (CCB) 50.161 51.255
Royale Belge 21.853 21.853
ABB-Verzekeringen. ­ ABB-Assurances 13.370 13.370
Mitsubishi Trust & Banking Corporation 8.921 ­
Petercam Securities NV. ­ Petercam Securities 7.578 7.743
Personeel. ­ Personnel ­ 7.200
Totaal. ­ Total 800.010 800.010

Aandeelhouderschap

Een lid herinnert eraan dat hij reeds eerder zijn twijfels heeft geuit over deze procedure van bekrachtiging van een bijzondere-machtenbesluit.

Het ergste is dat nieuwe betwistbare elementen zijn toegevoegd in de artikelen 3, 4 en 5. Men kan zich afvragen of de regering wel beseft wat ze doet. De Raad van State heeft een fundamentele opmerking gemaakt over artikel 3 ­ over de prijs van de aandelen ­ die gedeeltelijk is opgevangen door een amendement in de Kamer.

Spreker ziet in de bepalingen van artikel 4 een verder misbruik van de bijzondere-machtenwetten.

Tot nog toe bleef de uitwerking van deze wetten beperkt tot de duur van de zittingsperiode. Hier gaat men verder en kent men toekomstige regeringen volmachten toe. Dit is absoluut onaanvaardbaar. Spreker begrijpt zeer goed dat de minister een bijzondere strategie ontwikkelt om zijn doel te bereiken. De wet kan evenwel door het voorliggende ontwerp zodanig worden gewijzigd dat later eventuele aanpassingen kunnen worden doorgevoerd zonder dat een nieuwe wetswijziging nodig is.

Er wordt hier een bijzonder gevaarlijk precedent geschapen dat ook op andere vlakken zal worden gebruikt. Dat is absoluut onaanvaardbaar en spreker begrijpt dan ook niet dat de meerderheidspartijen dit toestaan.

Het heeft niets met de context van dit ontwerp te maken. Er zijn andere middelen om tot hetzelfde resultaat te komen.

Hij zal dan ook tegen deze maatregel stemmen, die een onvoorstelbare aantasting van de rol van het parlement vormt.

Een ander lid vindt deze bepaling eveneens verrassend. Het is op zijn minst verbazend dat de regering zich dergelijke bevoegdheden toeëigent tot 2005. Daarin valt niet alleen de huidige zittingsperiode maar ook de volgende (1999 tot 2003) en de helft van de daaropvolgende.

Het is natuurlijk zo dat de minister van Financiën krachtens het stabiliteits- en groeipact van de Economische en Monetaire Unie ook een verbintenis op zich heeft genomen die zich over drie zittingsperiodes uitstrekt, namelijk het primaire begrotingstekort te beperken tot ongeveer 6 %.

Deze situatie is abnormaal en zelfs een beetje gevaarlijk aangezien ook nergens termijnen zijn vastgesteld.

De datum waarop de aandelen op de markt worden gebracht, moet vastliggen. Gezien de positieve economische conjunctuur van dit moment, kan er best niet te lang mee worden gewacht.

De minister herinnert eraan dat hij niet heeft gezegd dat dit in 2005 zou gebeuren, maar dat de situatie vanaf 1 januari 2001 opnieuw zou worden bekeken.

Voor alles in orde is, zijn we al in het tweede semester van 1998.

Niemand kan voorspellen wat de beurssituatie zal zijn in het begin van de volgende eeuw, vandaar de soepele bepalingen in deze tekst. Om dezelfde reden is vastgesteld dat de uiteindelijke beslissing uitgaat van de raad van bestuur van de nieuwe vennootschap op basis van een deskundigenverslag.

Als de beslissing positief uitvalt en een niet nader te bepalen aantal aandelen naar de beurs gaat, kan dat tot gevolg hebben dat de openbare sector zijn meerderheid verliest. In dat geval moet de wet van 1991 gewijzigd worden.

Een lid vindt dat het erop lijkt dat de minister de volgende regering wil sparen door nu een koninklijk besluit te nemen. Men mag de situatie niet omdraaien : als hij de mogelijkheid van een wijziging van de meerderheid wil inbouwen, moet hij de wet nu aanpassen.

Er is geen enkele reden om dit op te nemen in een koninklijk besluit met bijzondere machten dat misschien pas over drie jaar wordt uitgevoerd en gepaard kan gaan met een nieuw wetsontwerp.

Dan had men immers op dezelfde manier tewerk kunnen gaan bij de privatisering van andere instellingen zoals de ASLK.

Deze redenering houdt geen steek. Een nieuwe wet moet de huidige situatie regelen en niet de toekomstige : daarvoor beslist de regering van dat moment. Als de door de minister gekozen formule een bepaalde procedure bevat, moet die nu in de wet worden geregeld en niet over drie jaar.

Als men zich niet houdt aan de regels van de parlementaire democratie, is het niet verwonderlijk dat de maatschappij niet meer werkt.

De minister herhaalt dat de formule waarvoor vandaag wordt gekozen, niet de enige denkbare is.

Het is evident dat er bij de herstructurering van ondernemingen steeds verschillende oplossingen mogelijk zijn.

De belangrijkste reden voor de gemaakte keuze is de mogelijkheid om personeel over te dragen.

Met een andere formule en een andere juridische structuur ­ bijvoorbeeld de bestaande naamloze vennootschap ­ zou het onmogelijk zijn een deel van het pesoneel van de Regie der Luchtwegen over te dragen met behoud van al zijn verworvenheden, met name zijn statuut.

Bij de keuze voor een bepaald systeem moest men rekening houden met de noodzaak om een aanzienlijk deel van de personeelsleden over te dragen zonder aan hun statuut te raken, maar ook met de soepelheid van het beheer en de mogelijkheid van een verdere ontwikkeling van het statuut en de hele onderneming in de toekomst. Vandaar dat voor dit systeem is gekozen.

Hetzelfde lid herhaalt er niet van overtuigd te zijn dat de door de minister gekozen formule de beste is. Maar ook al wordt voor deze formule gekozen, toch is het niet nodig voor de toekomst volmachten te gebruiken.

Voor de uitvoering ervan kunnen andere, volstrekt wettelijke methoden worden gehanteerd.

Ook moet nu reeds in de wet worden bepaald dat de grens van 50 % niet wordt behouden als de raad van bestuur dat beslist. Zolang de Staat de meerderheid heeft, moet hij niet vrezen voor een put van de privé-aandeelhouders. De beslissing zal worden genomen als de tijd rijp is.

Spreker meent hieruit te kunnen besluiten dat de procedure volstrekt overbodig is.

Een lid wenst een aantal andere vragen te stellen.

Waarom houdt de minister vast aan een 51 %-regeling, die heel wat moeilijkheden meebrengt, ofschoon hij hetzelfde resultaat had kunnen bereiken met een golden share waaraan een aantal rechten zijn verbonden die alleen de overheid kan uitoefenen.

Dat zou de zaken voor hem heel wat eenvoudiger maken aangezien eenieder het eens lijkt te zijn, behalve wellicht de vakbonden, om op termijn te komen tot een vennootschap beheerd door de particuliere sector die de meerderheid van de aandelen bezit.

Met een golden share kan alles in een stadium geregeld worden in plaats van in twee stadia. Zo zouden de zaken vlotter verlopen en zou men de minister niet voorstellen als een dictator die gedurende een ongehoord lange periode met bijzondere bevoegdheden wil zwaaien.

Voorts weigert hij zelfs de besluiten of beslissingen die de overheid op dat stuk neemt, aan het Parlement ter bekrachtiging voor te leggen.

Spreker werpt dus de kwestie op van de golden share, waarmee de minister zou kunnen overkomen als een groter democraat dan met dit ontwerp.

De minister antwoordt dat de golden share -techniek, die uitgaat van een particuliere onderneming, geen overdracht van personeel mogelijk maakt.

Theoretisch behoort dat schema weliswaar tot de mogelijkheden maar om die reden is het niet in aanmerking genomen.

Hetzelfde lid wenst een tweede opmerking te maken.

Hij tracht zich in te beelden hoe de aandeelhouders zullen reageren. Het gaat om personen uit de particuliere sector die niet met een log gevaarte willen samenleven. In casu bedoelt hij daarmee de Staat, die tot 2005 over een absolute macht beschikt en bijvoorbeeld aandeelhouders kan aantrekken waarmee zij niets van doen willen hebben.

Indien spreker zelf een privé-aandeelhouder was, zou hij met een dergelijke wettekst BATC ogenblikkelijk verlaten omdat de hoge rentabiliteit van het bedrijf nu moeilijk op te drijven valt en vooral omdat een van de winstgevendste activiteiten, te weten de tax free shops, vanaf 1 juli 1999 moeten verdwijnen.

Daar komt nog bij dat wanneer men zich in de omgeving van een log gevaarte bevindt, men bij de minste beweging platgewalst dreigt te worden.

De Mexicanen drukken het kernachtig uit als volgt : « Zo dicht bij de Verenigde Staten en zo ver van U, mijn God ! ».

Volgens spreker laten de aandeelhouders zich daardoor afschrikken. Om hen te doen blijven, moet men een aantrekkelijk pakket voorstellen.

De minister verklaart het eens te zijn, althans op dit laatste punt.

Voor het overige schreeuwt men al drie jaar lang dat de doemdag in aantocht is. Toch is het toeval hier niet aan het werk. De leden van het kabinet, de beheerders van de twee vennootschappen en de vertegenwoordigers van de aandeelhouders hebben elkaar al tientallen keren ontmoet. Dat bewijst dat het kennelijk de bedoeling was om tot een consensus te komen.

Zo is de voorliggende tekst tot stand gekomen.

Sommigen beweren dat de aandeelhouders het schip zullen verlaten; dat valt nog te bezien. De minister meent niet dat het zover zal komen.

Deze tekst is evenwichtig opgebouwd en in de toekomst zal het management nog efficiënter optreden.

Het klopt dat een aantal punten minder positief uitvallen, zoals het sluiten van de tax free shops.

Daarmee hoort men rekening te houden, maar de economie is per definitie in volle ontwikkeling.

Een lid vraagt hoeveel procent van de ontvangsten afkomstig zijn van de vluchten binnen de Europese Unie en hoeveel procent van die naar andere landen, waarvoor de tax free shops kunnen blijven bestaan.

De vertegenwoordiger van BATC antwoordt dat 70 % van de vluchten binnen de Unie geschiedt en 30 % daarbuiten.

De inkomsten van de tax free shops over 1997 bedragen ongeveer één miljard honderdduizend frank.

Alles hangt af van de reactie van de consument voor de resterende 30 %. Het spreekt dus niet vanzelf dat die 70 % van de inkomsten verloren gaat.

Hetzelfde lid merkt op dat een tax free shop in de eerste plaats interessant is voor met accijns belaste producten, die het zeer hard te verduren zullen krijgen. Uiteindelijk meent hij niet dat de minister alle aandeelhouders zal kunnen behouden.

De minister antwoordt dat de toekomst dat zal uitwijzen. Hij houdt hoe dan ook een vervangingsformule achter de hand.

Het lid snijdt daarop het derde punt aan.

Volgens artikel 5 meet de minister zich ook bijzondere bevoegdheden aan om de Europese regelgeving om te zetten in de Belgische rechtsorde.

Spreker meent dat deze bepaling zowel te duidelijk als te onduidelijk is omdat de Staat geen vrije keuze meer heeft inzake de partners waarmee hij in zee gaat om BIAC te beheren, zoals dat tien jaar geleden wel het geval was.

Misschien zal men een beroep moeten doen op het publiek en in plaats van te werken met welwillende bedrijven zal men de effecten van de hand moeten doen aan de hoogst biedende op voorwaarde dat het een bedrijf is met zetel in de Europese Unie.

Beseft de minister wel waarop men afstevent ?

De minister antwoordt dat hij artikel 5 reeds omstandig heeft toegelicht. Het bepaalt dat men de wetgeving moet aanpassen aan de Europese richtlijnen. Dat spreekt vanzelf, dat is een verplichting.

Sommige juristen gaan ervan uit dat deze bepaling overbodig is. Anderen menen daarentegen dat men de bepaling wel moet opnemen ter wille van de rechtszekerheid en daarom heeft hij dat gedaan.

Het lid merkt op dat de minister over Europese richtlijnen spreekt alsof die maar op één manier omgezet kunnen worden. Het zijn echter de Europese verordeningen die rechtstreeks bindend zijn in de lidstaten.

De richtlijnen zijn bindend maar laten de uitvoeringsbepalingen over aan elke lidstaat mits aan een aantal minimumvoorwaarden is voldaan.

Daarom komen de ministers voor het Parlement met wetsontwerpen die ertoe strekken richtlijnen om te zetten. Er bestaan immers tal van mogelijkheden.

De minister verklaart dat hij richtlijnen altijd omzet door middel van koninklijke besluiten.

Het lid onderstreept dat de uitvoerende macht zich aldus de prerogatieven van het Parlement toe-eigent. De minister gaat dus anders tewerk dan zijn collega's die richtlijnen omzetten in een wet.

Wat antwoordt de minister op de tweede opmerking betreffende de gelijke behandeling van alle ondernemingen ?

De minister verklaart dat het koninklijk besluit in een bepaald mechanisme voorziet. In een eerste fase zal de Staat door de inbreng van de luchthavenactiviteit over een ruime meerderheid beschikken. Hoe groot die meerderheid zal zijn, zal afhangen van de waardering. In de komende maanden zal hij de aandeelhouders die nog bij de operatie betrokken zijn, voorstellen de deelneming van de Staat die 50 % plus een aandeel overschrijdt, over te kopen.

Zijn ze geen kandidaat, dan zal men een beroep doen op andere kandidaat-investeerders, grosso modo op basis van de prijs die bepaald is ten gevolge van de waardering.

De minister is van mening dat hij helemaal geen terrorist is. Hij heeft goed geluisterd naar de opmerkingen van de privé-aandeelhouders. Hier wordt een procedure gevolgd die gelijkenis vertoont met een arbitrale procedure.

Het mag ook niet zo zijn dat zodra de prijs is bepaald, het bedrijf geen toekomstmogelijkheden meer heeft. Vandaar dat enige soepelheid is ingebouwd.

Ten slotte zal in een derde fase nagegaan worden of een beursgang al dan niet wenselijk is.

De minister heeft gestreefd naar een objectieve waardering, naar het waarborgen van de rechten van de huidige aandeelhouders en naar de aanwezigheid van liquide middelen in het begin, tijdens en na de operatie.

Een lid herhaalt dat heel deze argumentatie geenszins artikel 4 kan verantwoorden. De minister heeft dat perfect geïllustreerd.

Deze meerderheidswijziging kan bij wet worden bepaald. Indien de privé-aandeelhouders genoegen nemen met deze formule, zijn het grote naïevelingen.

De minister antwoordt dat het leven een grote evenwichtsoefening is.

Een ander lid herinnert aan een uitspraak van Albert Frère over minderheidsaandeelhouders : « Petits minoritaires petits cons, grands minoritaires grands cons ». In deze structuur worden de privé-aandeelhouders volledig uitgeschakeld.

Aangezien sommige leden van mening zijn dat de meerderheidspartijen een slechte tekst steunen, komt het gevaar, aldus een lid, niet noodzakelijk van de kant waar men het vermoedt.

Spreker is ervan overtuigd dat de privé-aandeelhouders niet naïef zijn en dat de tekst van dit ontwerp om twee redenen wel degelijk een goede tekst is.

De eerste reden is het bestaan van het partnerschap tussen de openbare en de privé-sector; dat is nieuw. De tweede reden is de mogelijkheid om regulerend op te treden.

Men zit niet vastgeklonken aan een mechanisme dat eenduidig afgestemd is op de overheid of op de privé-sector.

De Staat behoudt echter de mogelijkheid van regulering maar staat de privé-sector ook toe dat die zijn rol speelt.

In deze tekst en ook in artikel 4 wordt voorzien in mechanismen die te maken hebben met waardering, soepelheid en geleidelijkheid. Dit maakt het positieve partnerschap tussen de overheid en de privé-sector mogelijk in het belang van de groei van een vennootschap waarvan de juridische structuur zich in de gewenste zin ontwikkelt.

Via reguleringsmechanismen is het op elk ogenblik ook mogelijk een eventuele vergissing recht te zetten.

De meerderheidspartijen zijn al evenmin naïef en deze tekst weerspiegelt wat zij wensen.

Ook al is een partij zoals die van spreker een minderheidspartij, ze is nog geen « petit con » .

We hebben deze tekst geanalyseerd en kunnen hem onderschrijven.

Een lid wijst erop dat Albert Frère zijn opmerking gemaakt heeft in een economische en niet in een politieke context.

Een ander lid herhaalt nog eens dat de discussie niet gaat over de formule van het partnerschap tussen de overheids- en de privé-sector.

Hij raadt het vorige lid aan het advies van de Raad van State met betrekking tot artikel 4 van het wetsontwerp te lezen.

Daar blijkt duidelijk dat de formule kan worden ingevoerd zonder af te wijken van de normale wettelijke procedure.

Dat is het probleem.

3. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

Artikel 4

De heer Hatry dient amendement nr. 1 in met de volgende strekking :

« Dit artikel doen vervallen. »

Verantwoording

Deze bepaling verleent de Koning de bevoegdheid om van 1 januari 2001 tot 31 december 2005, dus gedurende een periode van vijf jaar, wetsbepalingen te wijzigen.

Volgens de Raad van State betaamt het niet van tevoren aan de Koning een bevoegdheid te verlenen, waarvan vaststaat dat Hij ze ten vroegste vanaf het jaar 2001 kan uitoefenen. Pas op dat ogenblik komt het aan de dan aan de macht zijnde regering toe te beslissen over de machtiging die aan de Koning verleend zou moeten worden met het oog op de beursgang van BIAC (Stuk Kamer nr. 1513/1-97/98, blz. 7 en 8).

Daar komt nog bij dat men bij het lezen van de toelichting bij artikel 4 vaststelt dat deze machtiging die verbonden is aan een eventuele beursgang, geen andere bedoeling heeft dan eventuele investeerders positief te beïnvloeden. Aangezien de machtiging aan de Koning niet dwingend is, zou de regering ook kunnen beslissen de BIAC-aandelen niet op de beurs te brengen.

Een dergelijke machtiging heeft dus geen enkele invloed op mogelijke investeerders.

De heer Hatry dient amendement nr. 2 in, dat een subsidiair amendement is op amendement nr. 1.

« In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. De woorden « 31 december 2005 » vervangen door de woorden « 31 december 2001 ».

B. Aan dit artikel een lid toevoegen, luidende :

« De besluiten genomen krachtens deze machtiging aan de Koning houden op gevolg te hebben indien ze niet bij de wet worden bekrachtigd binnen zes maanden na hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot die laatste datum. »

Verantwoording

A. In zijn advies van 9 april 1998 heeft de Raad van State de nadruk gelegd op de noodzaak de Koning slechts voor een welbepaalde en vrij korte periode de bevoegdheid te verlenen om bestaande wetgevende beslissingen te wijzigen.

Deze door de mogelijke beursintroductie van de BIAC-aandelen gerechtvaardigde machtiging mag niet langer dan één jaar gelden. Mocht die periode te kort lijken om de privatisering tot een goed einde te brengen, dan kan de wetgever de machtiging verlengen indien hij dat nodig acht.

B. Toepassing van de gemeenrechtelijke bepalingen inzake bijzondere bevoegdheden.

De indiener merkt bovendien op dat indien er ooit iemand beroep instelt tegen deze uitvoeringsmaatregelen, de Raad van State niet op zijn standpunt zal terugkomen en zal verklaren dat het om een besluit gaat dat de bevoegdheden van de regering overschrijdt.

Hier zijn dus gevaren aan verbonden en er ontstaat rechtsonzekerheid indien de besluiten niet bekrachtigd worden.

Uit alle debatten van alle regeringen die bijzondere bevoegdheden of machtigingen hebben gevraagd, is gebleken dat bekrachtiging door het parlement principieel noodzakelijk was.

Men kan verwijzen naar alle debatten die naar aanleiding van wetten met bijzondere machten gevoerd zijn, zonder daarvoor zelfs terug te moeten gaan tot de jaren 1966-1967, de beginperiode van de desbetreffende rechtsleer. Sindsdien heeft men verschillende malen gebruik gemaakt van bijzondere machten.

In de periode 1982-1988 komen er drie reeksen van bijzondere machten voor. De rechtsleer is steeds verder verfijnd maar bekrachtiging door het parlement is altijd de eis gebleven.

Zelfs indien dat voor de eerste reeks niet zo geweest is, bij de tweede en de derde reeks is dat wel het geval geweest en ook bij de machtigingen die aan de huidige regering zijn gegeven.

Spreker weet niet wie de minister juridisch advies heeft gegeven maar zijn optreden is in strijd met wat de eerste minister gedaan heeft bij zijn verzoek om bijzondere machten toen de regering van 1995 aangetreden is.

De heer Coene dient amendement nr. 4 in, waarin het bepaalde van amendement nr. 2, B, overgenomen wordt.

Verantwoording

De machtiging aan de Koning met betrekking tot het wijzigen van de bestaande wetgeving is enkel aanvaardbaar indien ze gepaard gaat met een snelle bekrachtiging door de wetgevende macht.

Artikel 5

De heer Hatry dient amendement nr. 3 in met de volgende strekking.

« Aan dit artikel een lid toevoegen, luidende :

« De besluiten tot omzetting van Europese richtlijnen die krachtens deze machtiging aan de Koning zijn genomen, houden op gevolg te hebben indien ze niet bij de wet worden bekrachtigd binnen zes maanden na hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot die laatste datum. »

Verantwoording

De machtiging aan de Koning met betrekking tot de omzetting van Europese richtlijnen is alleen aanvaardbaar indien ze gepaard gaat met een bekrachtiging door de wetgevende macht.

De minister antwoordt dat een machtigingswet nodig was omdat het gaat om een zeer technische materie die verwerkt moest worden in een besluit waarover onderhandeld wordt met het management en de aandeelhouders.

Overeenkomstig de gebruikelijke procedure legt hij het Parlement een wet voor tot bekrachtiging van een koninklijk besluit dat fundamenteel is voor de herstructurering.

Het is zelfs niet onmogelijk dat er nog een tweede wet volgt, mocht men een of andere onregelmatigheid vaststellen.

In het kader van deze procedure blijft er een zeer specifiek punt over.

Uit een vergelijking met de bevoegdheidsdelegatie waarin artikel 2, § 1, van de wet van 21 maart 1991 voorziet, blijkt dat zij niet beperkt is in de tijd omdat het ook daar om een specifiek punt gaat.

Men mag dus de gebruikelijke procedure niet verwarren met een specifieke machtiging, die trouwens voor de hand ligt mocht de meerderheid in de vennootschap wisselen.

Om al die redenen vraagt de minister de amendementen te verwerpen.

Een lid begrijpt de redenering van de minister niet goed.

De minister vraagt het Parlement zijn besluit van 2 april 1998 te bekrachtigen, wat de normale procedure is.

Het gaat hier niet alleen om een bekrachtigingswet maar ook om een wetsontwerp dat drie aanvullende bepalingen invoert. Waarom volgt de minister voor die bepalingen niet de normale bekrachtigingsprocedure ?

Hij wil de indruk wekken dat het slechts om een klein detail gaat maar indien die meerderheid van 50 % zo'n klein detail is, waarom kan dat detail dan niet bij wet geregeld worden ?

Mocht de minister van mening zijn dat de omzetting van Europese reichtlijnen ook een detail is, dan kan men alles als een detail beschouwen !

De drie artikelen die worden toegevoegd aan de bekrachtigingswet zijn geen details en spreker ziet nog altijd niet in waarom het noodzakelijk is af te wijken van de normale bekrachtigingsprocedure. Hij begrijpt het probleem van de minister niet tenzij die vreest dat zijn meerderheid hem niet zal volgen.

Wat zijn amendement betreft, is hij van mening dat het goed aantoont dat de gevolgde procedure overbodig en verkeerd is. Hij stelt vast dat de meerderheid totaal geen belangstelling heeft voor zijn argumenten. Hij zal ze in ieder geval te gepasten tijde herhalen wanneer de problemen zich voordoen. Meer kan de oppositie niet doen. Hij blijft ervan overtuigd dat wat hier gebeurt, slecht is en zeer gevaarlijk voor de toekomst.

De voorzitter stelt vast dat er op de agenda van de commissie geen stemmingen staan. Hij vraagt of de oppositie er bezwaar tegen heeft indien de commissie niettemin beslist over te gaan tot de stemming over het ontwerp.

De commissie gaat hiermee akkoord.

De voorzitter voegt eraan toe dat slechts gestemd wordt indien 8 leden van de meerderheid aanwezig zijn.

4. STEMMINGEN

Artikel 4

De amendementen nrs. 1, 2 en 4 worden verworpen met 8 tegen 2 stemmen.

Artikel 5

Amendement nr. 3 wordt verworpen met 8 tegen 2 stemmen.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 8 tegen 2 stemmen.

Dit verslag wordt eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Leo GOOVAERTS. Paul HATRY.

BIJLAGE 1


Deze bijlage blz. 26 tot en met 50 is uitsluitend gedrukt beschikbaar.


BIJLAGE 2


ANTWOORDEN VAN DE PRIVE-AANDEELHOUDERS VAN BATC

GEMEENTEKREDIET VAN BELGIE

Brussel, 29 mei 1998.

Betreft : Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, nr. 1-979/1. Uw brief van 25 mei 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

Het koninklijk besluit van 2 april 1998 en het wetsontwerp tot bekrachtiging van dat koninklijk besluit zijn de vrucht van een nauwe samenwerking tussen de minister van Vervoer, de aandeelhouders en het BATC-management.

De belangrijkste punten waaraan zij aandacht hebben besteed kunnen als volgt worden samengevat :

­ de noodzaak van een management dat opgewassen is tegen de toenemende concurrentie in de luchthavensector;

­ de beperking van de hinder die het gevolg is van potentiële administratieve verplichtingen;

­ het mogelijk maken van de beursintroductie van de aandelen van het bedrijf, zoals bepaald in het koninklijk besluit.

Hoewel het Gemeentekrediet van België zijn deelneming in BIAC wil behouden, zal de uiteindelijke beslissing in ruime mate afhangen van het resultaat van de financiële waardering die thans aan de gang is.

(Beleefdheidsformule).

Voorzitter van het Directiecomité,

F. NARMON.

PETERCAM

Brussel, 29 mei 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

Betreft : Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, nr. 1-979/1.

In antwoord op uw brief van 25 mei betreffende het bovenvermelde wetsontwerp wensen wij u de volgende fundamentele opmerking te maken :

Teneinde tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State moet de beslissing om de deelneming van de overheidssector te laten dalen beneden de 50 % samen met de goedkeuring van dit ontwerp genomen worden. Dat zou het mogelijk maken een deel van de aandelen binnen een redelijke termijn en met succes naar de beurs te brengen.

(Beleefdheidsformule).

Bestuurder,

J. PETERBROECK.

GENERALE MAATSCHAPPIJ VAN BELGIË

(Vertaling)

Brussel, 2 juni 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

Dank voor u brief van 25 mei betreffende het wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, nr. 1-979/1.

Wij hebben de gelegenheid gehad om met de andere privé-aandeelhouders van BATC ons standpunt over de oprichting van een nieuwe vennootschap aan de minister van Vervoer mee te delen.

Onder voorbehoud van de resultaten van de waardering die thans moet geschieden volgens een procedure die wij aanvaardbaar achten, zijn wij voornemens aandeelhouder van BIAC te blijven, voor zover de volgende maatregelen genomen worden :

­ de nieuwe structuur moet doeltreffend en professioneel beheerd worden; dit impliceert dat de vennootschap zich voortdurend kan aanpassen aan een constant wijzigende concurrentiële omgeving en dat er een oplossing komt voor bepaalde administratieve kwesties die zijn voorgelegd aan een comité waarin BATC en de minister van Vervoer zitting hebben;

­ de beursgang moet onder goede voorwaarden plaatshebben binnen de in het besluit bepaalde termijn van drie jaar.

(Beleefdheidsformule).

Voorzitter van het Directiecomité,

E. DAVIGNON.

MITSUBISHI TRUST AND BANKING
CORPORATION (EUROPE)

Brussel, 2 juni 1998.

Geachte heer Voorzitter,

Betreft : Wet ter bekrachtiging van het koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal

Gevolggevend aan het gesprek dat u deze morgen had met de heer Frans Depoorter, kan ik u het volgende mededelen :

1. Onze bank heeft als aandeelhouder van NV Brussels Airport Terminal Company geen op- of aanmerkingen op de onder referentie vermelde wet (voor zover dit ontwerp niet fundamenteel afwijkt van het koninklijk besluit);

2. Onze bank heeft de intentie om in de nabije toekomst aandeelhouder te blijven van de naamloze vennootschap van publiek recht met de naam Brussels International Airport Company .

Managing Director,

S. SEKIJIMA.

ROYALE BELGE

(Vertaling)

Brussel, 2 juni 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

Betreft : Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Wij hebben uw brief van 25 mei 1998 goed ontvangen.

Na onderzoek van het bovenvermelde wetsontwerp delen wij u mee dat wij, onder voorbehoud van de resultaten van de aan de gang zijnde waardering en zonder op dit ogenblik ons bedrijf te willen verbinden, voornemens zijn aandeelhouder te blijven van de nieuwe vennootschap BIAC.

(Beleefdheidsformule).

Voorzitter-Gedelegeerd bestuurder,

Comte J.-P. de LAUNOIT.

P&V ­ VERZEKERINGEN

(Vertaling)

Brussel, 2 juni 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

Betreft : Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, nr. 1-979/1.

Ik dank u dat u mij de gelegenheid geeft advies te geven over het bovenvermelde wetsontwerp.

De privé-aandeelhouders hebben tijdens een gedachtewisseling met de regering hun prioriteiten kunnen meedelen :

­ de nood aan een proactief management in een snel veranderende luchthavensector die met steeds meer concurrenten moet rekening houden. Het is zaak de opdrachten van openbare dienst te verzoenen met een industrieel en commercieel optreden dat de passagiers en de gebruikers van de luchthaven voldoening schenkt;

­ het is wenselijk de hinder te beperken die voortvloeit uit de administratieve verplichtingen die onder meer leiden tot de laattijdige reacties en beroepen bij de Raad van State. Die verplichtingen leggen elke vorm van creativiteit aan banden zowel met betrekking tot de activiteiten te Zaventem als voor die welke ontwikkeld kunnen worden in buitenlandse luchthavens (export van know-how, bondgenootschappen, deelnemingen, ...).

­ BIAC moet zich tot doel stellen de aandelen van het bedrijf op een doeltreffende manier binnen drie jaar naar de beurs te brengen, dat wil zeggen binnen de termijn bepaald in het koninklijk besluit.

Rekening houdend met de gegevens waarover wij nu beschikken, zijn wij voornemens aandeelhouder van BIAC te blijven.

Wij kunnen in de toekomst ook aandeelhouder blijven op voorwaarde dat BIAC ons het bewijs levert van een doeltreffend beheer en de hierboven opgesomde prioriteiten in aanmerking neemt.

(Beleefdheidsformule).

Voorzitter van het Directiecomité,

J. FOREST.

GROEP BRUSSEL LAMBERT N.V.

(Vertaling)

Brussel, 2 juni 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

De heer Gérald Frère heeft mij uw brief van 25 mei 1998 bezorgd die handelt over het wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Zoals u weet behoort GBL tot de privé-aandeelhouders die hebben meegewerkt aan de oprichting van BATC en op soms actieve wijze de bewogen ontwikkeling van de vennootschap in de voorbije jaren hebben gevolgd. WIj zijn verheugd over het opmerkelijke succes dat door BATC geboekt werd onder leiding van de heer Pierre Klees en wij sluiten ons aan bij de huidige plannen om het beheer van de luchthaven te rationaliseren.

Daartoe hebben wij geregeld van gedachten kunnen wisselen met de minister van Vervoer en wij hebben de gelegenheid gehad hem onze opmerkingen mee te delen.

Het lijkt ons essentieel dat de luchthaven, indien wij aan Zaventem een internationale uitstraling en een imago willen geven dat verenigbaar is met de voor Brussel weggelegde functie van hoofdstad van Europa, professioneel beheerd wordt op industrieel en commercieel vlak. Daarbij moet de luchthaven vanzelfsprekend haar opdrachten van openbare dient blijven waarnemen maar zonder de administratieve verplichtingen die immers geen toegevoegde waarde opleveren.

Het lijkt ons eveneens belangrijk dat de aandelen van de vennootschap binnen een termijn van drie jaar, zoals bepaald in het koninklijk besluit, naar de beurs kunnen worden gebracht.

Wij zijn geneigd aandeelhouder van BIAC te blijven op voorwaarde dat die nieuwe vennootschap de rationalisering kan uitvoeren en de ontwikkeling van de luchthaven kan garanderen en op voorwaarde dat de resultaten van de financiële waardering die thans aan de gang is, billijk is.

Ik hoop u hiermee ons standpunt met betrekking tot het ontwerp te hebben toegelicht.

(Beleefdheidsformule).

Gedelegeerd bestuurder,

Thierry de RUDDER.

ASLK ­ BANK- EN VERZEKERINGEN

(Vertaling)

Brussel, 2 juni 1998.

Mijnheer de Voorzitter,

Betreft : Wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal, nr. 1-979/1.

ASLK-Verzekeringen heeft als aandeelhouder van BATC kennis genomen van uw brief van 25 mei 1998 betreffende het bovenvermelde wetsontwerp.

Binnen de korte antwoordtermijn is het voor de bevoegde organen van ASLK-Verzekeringen niet mogelijk geweest een formeel standpunt in te nemen met betrekking tot de voorgelegde vragen.

Toch kunnen wij u de volgende antwoorden meedelen.

De ASLK-Verzekeringen heeft geen bijzondere opmerkingen over het wetsontwerp.

Met betrekking tot de vraag of ASLK-Verzekeringen aandeelhouder blijft van de nieuwe vennootschap BIAC kan ik u meedelen dat er ongetwijfeld een bereidheid daartoe bestaat indien een doeltreffend en rendabel beheer gewaarborgd kan worden. ASLK-Verzekeringen behoudt zich evenwel het recht voor een definitief syandpunt in te nemen wanneer ze beschikt over de rapporten van de revisoren betreffende de waardering van de nieuwe vennootschap BIAC.

(Beleefdheidsformule).

Ondervoorzitter van het Directiecomité,

M. SCHIEPERS.

NATIONALE INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ

Brussel, 5 juni 1998.

Betreft : Hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal.

Mijnheer de Voorzitter,

Naar aanleiding van uw brief van 25 mei 1998 over het wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal en na ons onderhoud van 2 juni 1998, tijdens hetwelk wij de kans hebben gekregen onze respectieve standpunten terzake uiteen te zetten, wensen wij onze zienswijze te bevestigen, zoals u gevraagd hebt in uw brief van 25 mei 1998.

Duidelijk is dat het gelijktijdig bestaan van twee instellingen, te weten BATC en de RLW, tot op heden betreurenswaardige conflictsituaties heeft meegebracht die in de toekomst te vermijden zijn als men bij het beheren van de luchthaven Brussel-Nationaal rendabele activiteiten wil ontplooien en een sterke concurrentiepositie wil innemen. In die zin gaan wij ervan uit dat de voorgestelde fusie van BATC en van de RLW niet anders dan een gelukkige beslissing kan zijn op voorwaarde evenwel dat de nieuwe structuur voldoende wordt toegerust om niet in de fouten van het verleden te vervallen. Het is onze overtuiging dat er op dit punt voornamelijk drie zaken vanaf het begin goed in de hand gehouden moeten worden.

In de eerste plaats menen wij dat het van groot belang is dat de op te richten structuur van BIAC kan functioneren op basis van duidelijke en solide akkoorden inzake concessie, tarifering en normalisatie, die op lange termijn zijn vastgelegd. Daartoe behoren het vaststellen van de normen en het optreden van de Staat tot een minimum te worden beperkt. Bovendien is enige soepelheid vereist opdat de vennootschap kan functioneren binnen een kader dat voldoende manoeuvreerruimte biedt om het management in staat te stellen efficiënt te werken en de concurrentie van BIAC op de internationale markt te kunnen bevestigen en ontwikkelen. Gebeurt dat niet, dan zullen de problemen van het verleden opnieuw de kop opsteken.

Wij menen dan ook dat er nog een aantal punten inhoudelijk geregeld en duidelijk bepaald moeten worden inzake de organisatie van Belgocontrol, die overiogens van belang zijn voor het goede verloop en de organisatie van het luchtverkeer. Belgocontrol als nieuwe instelling zal over een degelijke en goed ingerichte structuur moeten beschikken om haar taak te kunnen uitvoeren zonder discussie over haar bevoegdheden. Te allen prijze dient men te voorkomen dat de problemen van het verleden tussen BATC en de RLW worden doorgeschoven naar een andere instelling.

Ook het invoeren van een publiekrechtelijk statuut voor BIAC houdt volgens ons het gevaar in dat de problemen van het verleden weer opduiken. Het is onze overtuiging dat het huidig management, meer bepaald de heren Klees en Duyck, de voorbije drie jaar blijk hebben gegeven van deskundigheid en professionalisme. Zo heeft BATC zijn huidige kruissnelheid kunnen halen. In de hoedanigheid van privé-aandeelhouder vrezen wij dat een andere aanpak, het zogenaamde overheidsmanagement, de gunstige ontwikkelingen van de activiteiten van de vennootschap die het huidige management op gang heeft gebracht, kan afremmen.

Voorts is het zo dat wij wel beschikken over een evaluatiemethode voor BATC en de RLW en dat wij ervan op de hoogte zijn dat er deskundigen zijn aangewezen om volgens die methode de waarde te bepalen om de geplande fusie-operatie af te ronden, doch dat wij niet over een vaste formule voor de prijsbepaling beschikken. Daar komt nog bij dat onze « put » op de Staat die wij krachtens de overeenkomst tussen de aandeelhouders hadden, werd afgezwakt en op termijn gewoon terzijde zal worden geschoven. Bij het bepalen van de waarde van de vennootschap BATC, moet rekening worden gehouden met de goodwill en de formule van verkorte goodwillrente die daarbij wordt gehanteerd, achten wij teleurstellend. Het feit bovendien dat de Staat een meerderheid in BIAC kan kopen en deze op korte termijn opnieuw kan verkopen aan de oorspronkelijke overdragers evenwel tegen een andere prijs dan de aankoopprijs, verbaast ons in hoge mate en roept principiële vragen op.

Op voorwaarde dat al de voornoemde moeilijkheden een oplossing krijgen, blijven wij er al bij al van overtuigd dat men aan BIAC de nodige middelen kan geven om de beursintroductie te doen slagen en te functioneren met een degelijk beheer, om een productiviteit te ontwikkelen die de concurrentie kan doorstaan en om nieuwe banen te scheppen en dat zowel de Staat als de privé-partners met het oog op de beursintroductie een aanzienlijke meerwaarde kunnen doen ontstaan. Als aan die voorwaarden is voldaan, menen wij de uitdaging van BIAC te kunnen aangaan.

(Beleefdheidsformule).

Bestuurder-Directeur-generaal,

Marc DE PAUW.

Voor de Voorzitter, Luc BERTRAND,

B. ADRIAENSENS, Secretaris-generaal.