1-76

1-76

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 28 NOVEMBRE 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 28 NOVEMBER 1996

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE EERSTE MINISTER OVER « DE BESTRIJDING VAN SCHIJNHUWELIJKEN EN VAN DE MENSENHANDEL, DE LEGALISERING VAN BUITENLANDSE DOCUMENTEN EN DE ERKENNING VAN BUITENLANDSE HUWELIJKEN »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU PREMIER MINISTRE SUR « LA LUTTE CONTRE LES MARIAGES BLANCS ET LA TRAITE DES ÊTRES HUMAINS, LA LÉGALISATION DES DOCUMENTS ÉTRANGERS ET LA RECONNAISSANCE DES MARIAGES À L'ÉTRANGER »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de Eerste minister over « de bestrijding van schijnhuwelijken en van de mensenhandel, de legalisering van buitenlandse documenten en de erkenning van buitenlandse huwelijken ».

De minister van Justitie zal antwoorden namens de Eerste minister.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik ben vanzelfsprekend ten zeerste verheugd over het feit dat de minister van Justitie zal antwoorden namens de Eerste minister. Mijn vraag om uitleg heeft betrekking op het beleid van heel de Regering, meer bepaald op het beleid dat op elkaar moet worden afgestemd van de verschillende betrokken departementen onder meer Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en zelfs Tewerkstelling en Arbeid. De strijd tegen de mensenhandel en de schijnhuwelijken is terecht een ethische taak geworden van de overheid, die absoluut moet worden gesteund.

De heer Moens, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

Deze technieken spelen ook in het kader van de gedwongen prostitutienetwerken een niet-onbelangrijke rol. De vaststelling dat er internationale zwendelnetwerken bestaan in het afleveren van valse documenten, valse identiteitskaarten, valse huwelijksakten enzovoort, doet de noodzaak aan een ernstige controle hierop alleen maar toenemen. Het regeringsbeleid is in dit verband een ondoorzichtig kluwen geworden. De verschillende betrokken ministeries spelen de bal constant naar elkaar. Onze ambassades, die in eerste instantie instaan voor de bescherming van onze onderdanen in het buitenland en voor de diplomatieke contacten met andere landen, worden hoe langer hoe meer vooruitgeschoven grensposten waaraan nieuwe controletaken worden toevertrouwd.

Ik wil mijn vraag om uitleg vooral op dit concreet probleem toespitsen daar mijn collega, mevrouw Dua, straks een vraag om uitleg zal stellen die meer specifiek de problematiek rond vrouwenhandel, mensenhandel en prostitutienetwerken zal behandelen. Dat biedt mij de mogelijkheid om dieper in te gaan op de problematiek van de legalisatie van huwelijken, de schijnhuwelijken op zichzelf en de problematiek van het ping-pongspel tussen de verschillende departementen.

Het onderzoek en de controle op de documentenfraude in het kader van de bestrijding van de mensenhandel is een van de nieuwe taken van onze ambassades. Het ambassadepersoneel is hiervoor echter niet voldoende opgeleid, evenmin is het voldoende in aantal. In dit verband heb ik een uitgebreid antwoord gekregen op een schriftelijke vraag die gericht was aan de minister van Buitenlandse Zaken die mij in zijn antwoord in detail de procedure heeft uitgelegd en heeft bevestigd dat het een zeer ingewikkeld probleem is.

Dat laatste was niet zo moeilijk te achterhalen omdat ik, waarschijnlijk niet als enige, geconfronteerd word met tientallen dossiers van meestal vrouwen met Belgische nationaliteit die een huwelijk willen aangaan met een Pakistaans onderdaan, maar daartoe in ons land niet de mogelijkheid krijgen daar die vaak wordt uitgewezen zodat het huwelijk uiteindelijk in Pakistan wordt gesloten. Door het laten legaliseren in België van de huwelijksakte ontstaat voor de betrokkene de mogelijkheid een verblijfsvergunning te krijgen en hier te wonen.

Voor het onderzoek naar de echtheid van de documenten, zowel de huwelijksakte als de geboorte-akten en alle mogelijke akten die voor de legalisering vereist zijn, doet men hoe langer hoe meer een beroep op privé-instanties, op advocaten ter plaatse en in dit verband doet de aanwezigheid van de heer Erdman me genoegen. Dit fenomeen neemt alsmaar uitbreiding. Ik heb het voor het eerst vastgesteld in de adoptieproblematiek, maar nu wordt deze tactiek werkelijk een noodzaak voor de ambassades. Dit is een bedenkelijke evolutie, want ik houd er niet van dat overheidstaken toevertrouwd worden aan privé-personen, die als het ware volmacht krijgen.

De minister van Buitenlandse Zaken en zijn administratie hebben me toevertrouwd dat het dossier dat door advocaten ter plaatse werd onderzocht, in de praktijk blindelings wordt gevolgd bij gebrek aan tijd en bevoegd personeel.

Degenen die op regelmatige wijze met een vreemdeling een huwelijk uit liefde willen sluiten, ondervinden de grootste moeilijkheden om hun partner het land binnen te krijgen of hun buitenlands huwelijk hier te laten registreren. De braven moeten boeten voor de stouten.

Schijnhuwelijken vormen inderdaad een enorm probleem. Volgens de minister van Buitenlandse Zaken werd een internationaal netwerk opgezet om door middel van deze praktijk mensen hier in de prostitutie of de mensenhandel te doen terechtkomen. Omdat men het probleem van de schijnhuwelijken streng wil aanpakken zijn degenen die op een correcte wijze een huwelijk willen aangaan het slachtoffer. Iedereen heeft het volste recht om te huwen.

Ik citeer hetgeen de heer Vande Lanotte vorige woensdag in de Kamer heeft gezegd in antwoord op een vraag om uitleg van de heer De Lathouwer : « De keuze om met iemand samen te wonen is een fundamenteel recht. » Dat recht dreigt hoe langer hoe meer onmogelijk te worden door de huidige problematiek. Mensen die de regelmatige weg volgen, ondervinden vaak meer moeilijkheden en hebben vaak minder kans om hun situatie snel geregeld te krijgen dan mensen die de illegale weg volgen en erin slagen hun echtgenoot of echtgenote illegaal het land binnen te loodsen om hier een aanvraag tot verblijf in te dienen.

Eén van de nefaste gevolgen van het regeringsbeleid is bovendien een forse stijging van het aantal illegalen zoals we dat ook hebben gezien toen de verstrengde asielwetgeving door de Senaat werd goedgekeurd. Bovendien worden bonafide mensen dikwijls van het kastje naar de muur gestuurd. Zo stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken vaak het al dan niet legaliseren van documenten en in dit geval van de huwelijksakte afhankelijk van het advies van de procureur des Konings die zich dan op zijn beurt niet bevoegd acht om hierover een advies te formuleren. Zo worden mensen dikwijls verplicht naar het buitenland te gaan om er enige tijd samen te wonen nadat ze daar in het huwelijk zijn getreden. Het gaat hier om honderden gevallen. Als men niet in het buitenland gaat samenwonen, wordt er verondersteld dat het om een schijnhuwelijk gaat. Als men echter lang genoeg in het buitenland woont, dan wordt men hier ambtshalve geschrapt uit het bevolkingsregister.

Een gelegaliseerde huwelijksakte zou moeten volstaan om in België een verblijfsvergunning te verkrijgen, omdat in onze rechtsstaat elke akte die in het buitenland is gesloten en hier gelegaliseerd is dezelfde rechtsgevolgen heeft alsof ze hier zou zijn gesloten. Bij een aanvraag om legalisatie verklaart men op de ambassade niet over de zaak te kunnen oordelen en gaat men er altijd van uit dat het om een schijnhuwelijk of om valse documenten gaat. Men vraagt dan een advies aan de procureur des Konings in de gemeente waar de echtgenote ingeschreven was maar ambtshalve is geschrapt omdat ze verplicht was in het buitenland te gaan wonen. De procureur des Konings zegt dan dat hij aan de ambassadeur of aan het ministerie van Buitenlandse Zaken slechts een advies kan geven op het moment dat de betrokkenen in België zijn en verblijven. Omdat de procureur des Konings geen advies geeft wordt er vanuit de ambassade aan het ministerie van Binnenlandse Zaken gevraagd om een visum te verstrekken. Het ministerie van Binnenlandse Zaken wil op zijn beurt geen visum geven omdat er niet is overgegaan tot legalisatie van de huwelijksakte.

Om een visum te verstrekken stelt Binnenlandse Zaken als minimumvereiste dat er in België een arbeidsvergunning wordt verkregen. Bijgevolg wordt het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling op zijn beurt ingeschakeld. Daarop verklaart het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling zich in de onmogelijkheid een arbeidsvergunning af te leveren, aangezien er nooit een aanvraag tot het verkrijgen van een arbeidsvergunning werd ingediend. De bal wordt teruggespeeld naar het ministerie van Binnenlandse Zaken dat van zijn kant verklaart het advies van de procureur des Konings af te wachten.

Wanneer de betrokkenen uiteindelijk erin slagen ons land, hetzij legaal, hetzij illegaal binnen te geraken, hangt hun lot af van de beslissing van de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand want volgens de minister van Binnenlandse Zaken is deze gemeentelijke ambtenaar bevoegd om vast te stellen of er al dan niet een schijnhuwelijk in het spel is en kan desgevallend de procedure opschorten. Door dit administratieve ping-pongspel komen de betrokken koppels terecht in een erg stresserende emotionele toestand. Het parket gaat er immers van uit dat er slechts een onderzoek kan worden ingesteld als het huwelijk in de registers van de burgerlijke stand werd ingeschreven. Door deze benadering ontbreekt het aan elk samenhangend beleid. Voor de rechtzoekenden bestaat er geen enkele duidelijkheid over de bevoegdheid van de verschillende diensten. Het visumbeleid, ook in zijn uitvoering door de ambassades, valt onder het toezicht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ook hier worden de betrokkenen het slachtoffer van administratieve ping-pong tussen de diverse ministeries die elkaar de eindbevoegdheid betwisten.

Aan de Eerste minister zou ik willen vragen of het met het oog op het wegwerken van de perverse gevolgen van het wanbeleid ten aanzien van de schijnhuwelijken niet mogelijk is, een coherent beleid op regeringsniveau uit te werken in samenspraak met de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, en Arbeid en Tewerkstelling. Op welke wijze denkt de Eerste minister het beleid inzake de toelating tot ons grondgebied te versoepelen ten aanzien van partners die zich in een regelmatige huwelijkssituatie bevinden ? Zal het kader van onze ambassades worden versterkt, zodat het personeel beter opgewassen is tegen de toegenomen taken ? Dient het ambassadepersoneel niet te worden uitgebreid met parket magistraten en met ambtenaren van Binnenlandse Zaken zodat de controles in de ambassades zelf op een correcte manier kunnen worden uitgevoerd ? Zal de Regering werk maken van deze problematiek en een einde stellen aan de ondoorzichtigheid die de beoordeling van dergelijke huwelijken kenmerkt ?

Wie denkt dat hier gediscussieerd wordt over slechts enkele uitzonderlijke gevallen, vergist zich. Het gaat om vele tientallen huwelijken. Ook ik kan niet vooraf waarborgen dat de bonafide Belgische vrouw die uit liefde wil huwen met een Pakistaan na het afsluiten van het huwelijk niet het slachtoffer zal worden van de slechte bedoelingen van haar echtgenoot. De vraag is echter of het de overheid toekomt de uitoefening van het fundamentele recht om een huwelijk aan te gaan, in naam van die onzekerheid onmogelijk te maken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken beweert dat voor elk dossier getracht wordt een oplossing te vinden binnen de zes maanden, maar dat het soms wel eens durft uitlopen tot acht of tien maanden. Zelf ken ik geen enkel dossier dat minder dan twee of tweeënhalf jaar blijft hangen. Dat is toch echt krankzinnig. Vele mensen zijn er aan kapot gegaan. Ik hoop dan ook dat de overheid inziet dat wij moeten zorgen voor een gecoördineerd beleid zodat ieder weet wie verantwoordelijk is voor wat en waar mensen hun rechten kunnen laten gelden. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Devolder.

De heer Devolder (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, zeer kort wil ik de argumentatie van de heer Anciaux ondersteunen. Ik ben eveneens de mening toegedaan dat wie echt uit liefde wil huwen, deze mogelijkheid moet krijgen. Op dat vlak is er inderdaad dringend nood aan een coördinatie tussen de verschillende ministeries. Ook ik ken enkele concrete dossiers. Ik heb eens een overzicht gemaakt van de administratieve martelgang op dit vlak sinds 1994.

Allereerst geef ik een voorbeeld uit Pakistan. De betrokkenen bieden zich telkens opnieuw aan bij de ambassade in Islamabad. Telkens is het visum nog in behandeling en worden zij doorverwezen naar Binnenlandse Zaken, omdat er iets niet in orde zou zijn. Telkens moeten zij 10 000 roepies betalen en elke keer is ook de behandelingstermijn verstreken.

Ik ben het met de heer Anciaux eens dat wij inderdaad niet kunnen garanderen dat de liefde tussen beide partners eeuwig zal zijn. Dat weet men immers nooit. Ook in België worden wij met veel echtscheidingen geconfronteerd.

Sommige gevallen waarover mijn interpellatie handelt zijn echt dramatisch en bepaalde mensen gaan eraan kapot. Zo ken ik een dossier waarin het gaat om een man die zelfs Nederlands heeft geleerd. In verband met dit bepaalde dossier antwoordde minister Derycke op 20 juni dat het om een schijnhuwelijk zou gaan, omdat de ouders dit hadden verklaard. Uiteraard is het niet de schuld van de minister dat hij zulk een verklaring heeft afgelegd, want hij kan de gegevens die hem worden doorgespeeld, niet controleren. Dit bleek echter een flagrante leugen te zijn van de ambassade, die achteraf met documenten werd weerlegd. Dan werd aangevoerd dat er geen authentieke akte was. Opnieuw volgde een hele administratieve poespas en uiteindelijk blijkt de akte wel authentiek te zijn. De betrokkenen dachten dat nu alles wel in orde zou komen en dat gezinshereniging mogelijk zou zijn. Dan werd echter beweerd dat de Pakistaanse huwelijkswet niet gerespecteerd werd, omdat de vrouw geen getuige had. Na controle bleek dat vrouwen ouder dan 18 jaar in Pakistan geen getuige moeten hebben. Dit om maar even aan te geven hoe met deze mensen wordt gespeeld.

Ik kan nog een ander, niet zo dramatisch, maar eerder lachwekkend voorbeeld geven. Een Brugse arbeider sluit op zijn werk vriendschap met een Marokkaanse arbeidster van dezelfde leeftijd. De vriendschap groeit, de Bruggeling gaat met vakantie naar Marokko, de Marokkaanse familie komt naar België. Uiteindelijk verlooft de man uit Brugge zich met het Marokkaanse meisje. Omdat het toch vakantie is, besluit men het huwelijksfeest in Marokko te houden. Daarna wil het koppel naar België terugkeren, maar de man moet ingevolge de administratieve poespas zijn echtgenote achterlaten. Zij kan pas zes weken later naar België terugkeren, hoewel administratief alles perfect in orde is. Men wilde gewoon moeilijk doen. Uiteindelijk raakte alles dan toch opgelost. De liefde zal achteraf wel veel groter zijn geweest. Dit maar om te illustreren hoever men soms wel gaat. Men mag toch het kind niet met het badwater weggooien.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de Voorzitter, ik antwoord hier inderdaad namens de Regering, maar wellicht kan ik vanuit mijn bevoegdheid terzake ook enkele elementen aanbrengen.

Het regeerakkoord bepaalt dat de strijd tegen elke vorm van mensenhandel wordt voortgezet. Schijnhuwelijken kunnen soms een vorm van mensenhandel zijn en moeten dus worden bestreden. Dit geldt overigens voor alle huwelijken die niet worden gesloten om een duurzame leefgemeenschap tot stand te brengen, maar enkel en alleen om bepaalde andere doeleinden te bereiken. Het is voor vreemdelingen inderdaad moeilijker geworden om zich in ons land te vestigen. Wij moeten vaststellen dat in een aantal gevallen het huwelijk wordt misbruikt als middel om onze wetgeving terzake te omzeilen.

Onlangs werden in Antwerpen over deze problematiek studiedagen gehouden. Er werd mij meegedeeld dat 1 pct. van de huwelijken die in Antwerpen worden gesloten, schijnhuwelijken zouden kunnen zijn. Vijf procent van de huwelijken met een vreemdeling zou hiervoor in aanmerking komen en dit cijfer zou nog gestegen kunnen zijn. Verder werden er volgens het parket van Antwerpen sinds 1990, 150 dergelijke huwelijken vernietigd met het oog op de ontbinding van schijnhuwelijken.

Er wordt thans onderzoek verricht in verband met het bestaan van netwerken die zouden bemiddelen bij de totstandkoming van schijnhuwelijken, al dan niet via een huwelijksbureau. Schijnhuwelijken kunnen echter ook het resultaat zijn van het begeleidingswerk van individuele personen met minder eerbare bedoelingen. Bij de verschillende parketten-generaal worden cijfermatige gegevens opgevraagd. Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministers van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie, zal op basis van de resultaten van deze onderzoeken voorstellen formuleren.

De minister van Binnenlandse Zaken verklaarde op 20 november in de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers naar aanleiding van een interpellatie van de heer De Lathouwer over de nieuwe maatregelen om het fenomeeen van de schijnhuwelijken in te dijken, dat sommige van onze ambassades ons meedelen dat 70 tot 80 pct. van de hen voorgelegde documenten vervalst zijn en/of tegen betaling werden afgeleverd.

De heer Devolder sprak over Marokko. Onlangs was ik in Marokko en ontmoette er de Belgische ambassadeur. Ook hij signaleerde een enorm probleem van controle. Bepaalde mechanismen en handel in documenten bemoeilijken het werk van de ambassade in grote mate.

Een ernstige controle zowel van geboorteakten, huwelijksakten als van akten die moeten bevestigen dat iemand ongehuwd is, is dus méér dan aangewezen. In een zeer beperkt aantal landen worden door onze ambassades inderdaad soms bijkomende controles gevraagd vooraleer akten worden gelegaliseerd. Het gaat echter enkel om die landen waar om het even welke « voor echt verklaarde » documenten met officiële stempels en al, gewoon te koop blijken. De kostprijs van deze bijkomende controle is inderdaad ten laste van de aanvrager, doch het gaat naar Belgische normen om bescheiden bedragen. Die bijkomende controle is noodzakelijk om de authenticiteit van de documenten te kunnen waarborgen.

De hele problematiek van schijnhuwelijken vereist zowel een preventieve als een repressieve aanpak. De preventieve aanpak verdient de voorkeur, niet alleen om misbruiken te voorkomen, doch ook om ontgoochelingen bij de slachtoffers te vermijden. Binnen die preventieve aanpak spelen onze ambassades en onze ambtenaren van de burgelijke stand een cruciale rol. Wanneer een ambtenaar zijn medewerking ten onrechte zou weigeren kunnen betrokkenen steeds een beroep doen op de rechtbank. Dat blijkt in de praktijk echter zelden te gebeuren.

Binnen de preventieve aanpak moet ook de idee worden gesitueerd om de afkondiging van het huwelijk te vervangen door het vragen van toelating tot het sluiten van een huwelijk waarbij het huwelijk maar zou kunnen worden voltrokken na het ontvangen van die toelating. Dit systeem is reeds van toepassing in een aantal landen. Die toelating zou maar geweigerd kunnen worden om gegronde redenen die verband moeten houden met de grondvoorwaarden voor het huwelijk.

De rechterlijke macht zou dan pas moeten optreden wanneer de betrokkene meent dat de toelating ten onrechte wordt geweigerd of wanneer nadien toch nog zou blijken dat het om een schijnhuwelijk gaat.

Het is de ambtenaren van de burgelijke stand ook bekend dat sommige mensen naar het buitenland trekken om daar te huwen, in een aantal gevallen zelfs nadat de ambtenaar van de burgerlijke stand hier weigerde om het huwelijk te voltrekken. Zo kon men tot voor kort vrij gemakkelijk huwen in Denemarken of in Engeland. Nu blijkt echter ook een Spaanse route te bestaan sinds dit land niet alleen christelijke maar ook islamitische en rabbinale huwelijken erkent. Wanneer aan de ambtenaar van de burgelijke stand gevraagd wordt een huwelijk te registreren dat gesloten werd in een land dat minder strenge eisen stelt voor een huwelijksvoltrekking of waar officiële documenten zomaar te koop zijn, is enig wantrouwen niet meer dan begrijpelijk.

Wanneer een Belgische rechter een huwelijk vernietigt dat gesloten werd in het buitenland, wordt trouwens de huwelijksakte zelf niet vernietigd. Dit vonnis heeft enkel betrekking op de gevolgen die uit dit huwelijk voortspruiten.

De bewering als zouden personen die de reguliere weg volgen om te huwen meer moeilijkheden ondervinden om hun situatie geregeld te krijgen dan mensen die een illegale weg volgen kan niet worden onderschreven evenmin als de bewering als zou het regeringsbeleid terzake tot een forse stijging van het aantal illegalen leiden. Een huwelijk met een vreemdeling of een huwelijk dat gesloten werd in het buitenland kan wel enkele bijkomende problemen met zich brengen, maar men mag dit zeker niet veralgemenen. Zo bevestigde een afgevaardigde van het ministerie van Buitenlandse Zaken op een werkvergadering in verband met schijnhuwelijken die door de schepen van de burgelijke stand te Antwerpen op 24 oktober 1996 werd georganiseerd, dat personen die hier legaal verblijven weinig moeilijkheden blijken te hebben met het voorleggen van geldige documenten, dit in tegenstelling met personen die hier illegaal verblijven.

Het is ook niet juist dat het parket pas een onderzoek zou kunnen starten wanneer het huwelijk in de burgelijke stand is ingeschreven. Zo bepaalt een gezamenlijke omzendbrief van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van 7 juli 1994, dat de ambtenaar van de burgelijke stand bij twijfel omtrent het oprecht karakter van een huwelijk het advies kan inwinnen van het openbaar ministerie vooraleer zijn ambt te verlenen tot het sluiten van een huwelijk.

Het visumbeleid behoort inderdaad tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken en er kunnen geen gegronde redenen worden ingeroepen om een wijziging terzake te bepleiten. Het aanwerven van bijkomend personeel op de ambassades enkel en alleen om de voorgelegde documenten te controleren, is niet alleen budgettair onhaalbaar doch zou ook het probleem dat soms ter plaatse moet worden onderzocht niet oplossen. Het aanstellen van parketmagistraten bij de ambassades heeft dan ook weinig zin.

Voor zover nodig bevestig ik bij deze dan ook ­ aldus de Eerste minister ­ dat een huwelijk met een vreemdeling of een huwelijk geloten in het buitenland niet per definitie verdacht is, net zomin als het illegaal verblijf van een vreemdeling op zich een huwelijksbeletsel zou zijn. Het is niet omdat iemand hier illegaal verblijft, dat het huwelijk dat hij wil aangaan automatisch kan worden tegengehouden.

De ambtenaar van de burgelijke stand moet de procedure stilleggen wanneer het gaat om een schijnhuwelijk. Hij moet daarvoor kunnen nagaan of aan de drie grondvoorwaarden voor het huwelijk is voldaan, namelijk of één van de toekomstige echtgenoten niet getrouwd is, of er geen dwang werd gebruikt en of het huwelijk niet wordt gesloten om andere doelstellingen te realiseren. Precies die controle kan wel voor bijkomende problemen zorgen wanneer het gaat om een huwelijk met een vreemdeling of om een huwelijk dat in het buitenland werd gesloten. Bij een onterechte weigering kan echter steeds een beroep worden gedaan op de rechtbank.

Op basis van meer gedetailleerde informatie van de parketten-generaal en van sommige ambtenaren van de burgelijke stand zal, na overleg tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie, worden nagegaan waar en voor welke landen er bijsturingen nodig zijn.

De stelling dat illegalen in België niet kunnen huwen ­ een stelling die ik de jongste tijd geregeld hoorde ­ moet worden bestreden.

Dat alle problemen voortspruiten uit een verkeerde houding, is ook niet waar. Schijnhuwelijken zijn een realiteit. Wij moeten daartegen optreden. We moeten zoeken naar de ware reden om een huwelijk aan te gaan. De wijze waarop dit moet gebeuren, is natuurlijk niet altijd evident. Wij moeten blijven tonen dat wij aandacht besteden aan de schijnhuwelijken en dat wij het huwelijk niet zien als een middel om het verblijf in België te regulariseren. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord dat mij grotendeels voldoet. Ik ben eveneens van oordeel dat de strijd tegen de schijnhuwelijken moet worden voortgezet. Ik ben zeker geen voorstander van een lakse houding op dat vlak. Zoals de heer Devolder, wil ik erop wijzen dat wij het kind niet met het badwater mogen weggooien.

Op het probleem van de handel in documenten hebben wij natuurlijk geen vat. In sommige landen kan men alleen nog tegen betaling aan documenten geraken. De minister beweert dat het verkeerd is het regeringsbeleid verantwoordelijk te stellen voor de toename van het aantal illegalen. Ik verwijs in dat verband naar de situatie van de talrijke Nigerianen die in het Brusselse illegaal verblijven. Dat is alleen te wijten aan het feit dat die documenten in Nigeria uitsluitend tegen betaling kunnen worden bekomen. Dat is niet de fout van die mensen. Wij moeten rekening houden met dat probleem, hoewel ik ook wel weet dat enig wantrouwen gerechtigd is.

Ik heb nog een laatste bedenking. Ik lees een brief voor van de procureur des Konings van Brugge die antwoordt op de vraag van de ambassade om een advies te formuleren met betrekking tot een schijnhuwelijk. Ik citeer : « Het is niet mijn wens tussen te komen in de administratieve praktijken van het ministerie van Buitenlandse Zaken met betrekking tot het legaliseren van stukken of het verlenen van visa. Een eigen ambtelijk onderzoek ter plaatse is overigens niet mogelijk, zodat de bevoegde diensten der ambassade ter plaatse autonoom dienen te beslissen. » In dit geval zegt de procureur dus dat hij geen advies kan formuleren omdat de vrouw in kwestie ambtshalve werd geschrapt aangezien zij bij haar echtgenoot in het buitenland moest gaan wonen ten einde te voorkomen dat men haar huwelijk als een schijnhuwelijk zou beschouwen.

Dan heb ik nog een ander voorbeeld uit een brief van de procureur des Konings van Dendermonde. Ik citeer : « Dit is een administratieve aangelegenheid waarin mijn ambt geen bevoegdheid heeft. Mijn ambt komt enkel tussenbeide wanneer er elementen voorhanden zijn die zouden kunnen wijzen op een schijnhuwelijk en de al of niet legalisatie van uw documenten heeft hier geen enkel uitstaans mee. Het bovenstaande werd u trouwens ter kennis gebracht bij het bezoek van de betrokkene aan mijn parket. Voor zover als nodig kan ik hierbij bevestigen dat er op mijn parket momenteel geen onderzoek hangende is in verband met een mogelijk schijnhuwelijk. »

Dit bevestigt nogmaals het feit dat er vanuit de parketten begrijpelijkerwijze geen adviezen worden verstrekt aan de ambassades. De parketten stellen dat zij in deze materies niet bevoegd zijn omdat de betrokkenen niet in ons land wonen. Op dit ping-pongspel heb ik vroeger al gewezen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Devolder.

De heer Devolder (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, wij steunen de minister en zijn collega's in hun strijd tegen de schijnhuwelijken. Het is echter belangrijk dat men streeft naar een gecoördineerde procedure. Bovendien mag de procedure geen jaren aanslepen. Zelfs voor twijfelgevallen kan het niet dat men voortdurend met nieuwe feiten voor de dag komt, die dan weer kunnen worden weerlegd. Ik pleit voor een korte procedure.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.