1-69

1-69

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 17 OCTOBRE 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 17 OKTOBER 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER COVELIERS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE DYSFUNCTIES VAN DE GENERALE STAF VAN DE RIJKSWACHT »

QUESTION ORALE DE M. COVELIERS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LES DYSFONCTIONS DE L'ÉTAT-MAJOR DE LA GENDARMERIE »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Coveliers aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de dysfuncties van de generale staf van de rijkswacht ».

Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, in het weekblad Télé Moustique van 5 oktober laatstleden wordt een anoniem lid van de generale staf van de rijkswacht aan het woord gelaten. In het artikel wordt een hele waslijst van dysfuncties van de generale staf geschetst. Vele gebruiken, zoals bijvoorbeeld de ongeoorloofde fichering voor politieke doeleinden, worden reeds sinds lang aangeklaagd. Nieuw is echter het verhaal over de pedofilie bij de rijkswacht.

Volgens de anonieme informant van Télé Moustique zouden twee actieve kolonels en een gepensioneerde kolonel van dergelijke feiten worden verdacht. Tot nu toe werden zij, althans volgens het weekblad, nooit verontrust.

Mag ik van de minister vernemen welke onderzoeken hij naar aanleiding van deze publicatie heeft bevolen ? Is de informatie juist ? Zo ja, waarom werden er geen maatregelen genomen ? Acht de minister het aanvaardbaar dat de generale staf van de rijkswacht een groot onderzoek instelt om de bewuste informant te vinden en over te plaatsen ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke, die antwoordt namens de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mijnheer de Voorzitter, De Vice-Eerste minister verontschuldigt zich voor zijn afwezigheid en heeft mij gevraagd zijn antwoord voor te lezen.

De heer Coveliers steunt op anonieme en onbevestigde bronnen. Hij moet weten dat de belangrijkste aangehaalde « dysfunctie », namelijk het vernietigen van stukken uit het dossier-Dutroux door de dienst Enquêtes van het Comité P, werd onderzocht en weerlegd. De Vice-Eerste minister verwijst hiervoor naar het advies van het Comité P van 14 oktober 1996 met betrekking tot het onderzoek naar het onderzoek.

In verband met de reeds vroeger aangeklaagde « ongeoorloofde fichering om politieke doeleinden » wijst de Vice-Eerste minister erop dat elke fichering gebeurt overeenkomstig de richtlijnen van de minister van Binnenlandse Zaken.

Het verhaal over kolonels bij de rijkswacht die verdacht zouden zijn van pedofilie, is voor de Vice-Eerste minister even nieuw als voor de vraagsteller. Gelet op het voorafgaande meent de Vice-Eerste minister dat het niet nodig is een onderzoek in te stellen.

Blijkbaar weet de heer Coveliers wie de informant van Télé Moustique is, want hij weet zelfs dat hij reeds werd overgeplaatst. Tot op heden heeft de rijkswacht deze link niet gelegd. Het is evident dat de informatie van de heer Coveliers nuttig kan zijn, aangezien de rijkswacht tegen het betrokken lid van de generale staf klacht heeft ingediend en het Comité P om een onderzoek heeft gevraagd.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coveliers voor een repliek.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik ben mij er ten volle van bewust dat het voor de minister van Buitenlandse Zaken moeilijk is om te reageren op een vraag die aan de minister van Binnenlandse Zaken is gesteld, te meer daar hij zich, vóór hij de functie van minister van Buitenlandse Zaken bekleedde, ook met deze problematiek heeft beziggehouden. Hij zal de Vice-Eerste minister dan ook wel het volgende meedelen.

Het is merkwaardig dat men beweert dat de bron van Télé Moustique niet bekend is, terwijl men een onderofficier van de generale staf, meer bepaald van het CBO, precies om die redenen zopas heeft overgeplaatst en men tegen deze man een tuchtonderzoek is gestart.

Ik heb geen vragen gesteld over het dossier-Dutroux en ik begrijp dan ook niet goed waarom de Vice-Eerste minister dit dossier erbij haalt. Ik heb ook geen specifieke vragen gesteld over het op fiche zetten om politieke redenen. Ik en vele mensen met mij weten dat deze praktijk bestaat. Wij weten ook allemaal dat ze altijd zal worden ontkend tot op het ogenblik dat wij de hand kunnen leggen op deze speciale microfiches.

Op een vraag die ik wel degelijk heb gesteld, is er dan weer geen antwoord gekomen. Er is sprake van twee actieve kolonels, wier namen zouden circuleren bij de generale staf. Een van hen zou en flagrant délit zijn betrapt of, in het Nederlands, op heterdaad. Graag vernam ik of dit waar is. Het artikel van Télé Moustique bevat een vrij duidelijke beschrijving van een van de kolonels. Zelfs de leeftijd en de huidskleur van zijn partner worden vermeld. Men kan hem dus zeer gemakkelijk identificeren. Wanneer men mij zou verklaren dat men deze zaken heeft onderzocht en dat de informatie niet klopt, dan wil ik dat zelfs nog aanvaarden. Toegeven dat deze feiten bekend zijn en dateren van 5 oktober, maar niet werden onderzocht, terwijl men in het ministerie van Binnenlandse Zaken beschikt over een inspectie-generaal van de rijkswacht, vind ik echter totaal onaanvaardbaar, zeker in de situatie waarin wij op het ogenblik leven.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.