1-117 | 1-117 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales des réunions publiques de commission |
Handelingen van de openbare commissievergaderingen |
COMMISSION DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES |
COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN |
SÉANCE DU LUNDI 15 DÉCEMBRE 1997 |
VERGADERING VAN MAANDAG 15 DECEMBER 1997 |
De voorzitter . Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Hostekint aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Ik stel voor de vraag om uitleg van mevrouw Thijs eraan toe te voegen.
L'ordre du jour appelle la demande d'explications de M. Hostekint au ministre des Affaires étrangères.
Je vous propose d'y joindre celle de Mme Thijs. (Assentiment.)
Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voorzitter, enkele weken geleden kwam de zaak rond de verdwenen en vermoorde landgenoten in Guatemala opnieuw in de actualiteit. Tijdens de burgeroorlog van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 kwamen in Guatemala ruim 140 000 mensen om het leven, onder wie vier Belgische paters : Walter Voordeckers uit Turnhout, vermoord in 1980; Ward Capiau uit Opbrakel, vermoord in 1981; Serge Berten uit Menen, verdwenen in 1982 en Fons Stessel, afkomstig uit Wilsele en vermoord in 1994.
Eind december 1996 kwam er een einde aan de 36 jaar durende burgeroorlog in het Midden-Amerikaanse land. Internationale druk en oorlogsmoeheid hadden zowel de regering als de revolutionaire beweging tot onderhandelen gedwongen. Kort daarop werd ten gevolge van de vredesakkoorden een waarheidscommissie opgericht onder impuls van de Verenigde Naties. Deze commissie moest voor opheldering zorgen in verband met de massale schendingen van de mensenrechten in Guatemala.
In januari 1997 ontmoette de minister van Buitenlandse Zaken zijn ambtsgenoot of de president van Guatemala. Deze laatste verzocht ons land de Waarheidscommissie financieel te steunen teneinde haar werkzaamheden efficiënt te laten verlopen. De minister was het hiermee eens, op voorwaarde dat de commissie absolute vrijheid zou krijgen om de zaak tot op het bot te onderzoeken. Bovendien koppelde hij de steun aan de eis om opheldering omtrent de mysterieuze dood of verdwijning van de vier Belgische paters.
Op 1 november 1997 trokken de familieleden van de vermoorde paters naar het Midden-Amerikaanse land om eindelijk klaarheid te krijgen in de zaak. Zij werden er echter van het kastje naar de muur gestuurd en kregen geen enkele medewerking van de Waarheidscommissie, in tegenstelling tot de eerder gedane beloften.
Graag had ik van de minister vernomen of er na deze nieuwe gebeurtenissen reeds contacten zijn geweest tussen de Belgische regering en de regering van Guatemala. Wat is de minister concreet van plan om toch nog de juiste toedracht in deze zaak te weten te komen ? Bestaat er een mogelijkheid om de regering van Guatemala er alsnog toe te dwingen de Waarheidscommissie meer geldmiddelen te geven en om haar rol als onafhankelijke scheidsrechter te doen spelen ? Zal de minister eventueel acties ondernemen op Europees vlak ? Hierover is enkele weken geleden immers overleg gepleegd.
De voorzitter . Het woord is aan mevrouw Thijs.
Mevrouw Thijs (CVP). Mijnheer de voorzitter, de heer Hostekint heeft de situatie die aanleiding heeft gegeven tot deze vragen al geschetst. Ik zal dat niet herhalen.
Ik heb Guatemala al verschillende keren bezocht. Dat land heeft blijkbaar een speciale aantrekkingskracht op mij. Tijdens mijn bezoeken heb ik vastgesteld dat er bij de bevolking, met betrekking tot de guerilla-oorlog, nog heel wat vragen onbeantwoord zijn gebleven.
Kan de minister mij zeggen welke precieze voorwaarden er verbonden zijn aan de Belgische steun. Gaat het enkel om de vier paters die daar werden vermoord ?
Wie is er verantwoordelijk voor het volgen van de werking van de Waarheidscommissie en wat zijn de resultaten tot nu toe ? Enkele weken geleden las ik in de pers dat de families van de paters wel teruggekeerd zijn met een aantal positieve elementen. Welke concrete acties overweegt de Belgische regering te ondernemen ten opzichte van de Guatemalteekse regering ?
De voorzitter . Het woord is aan minister Derycke.
De heer Derycke , minister van Buitenlandse Zaken. Mijnheer de voorzitter, om het initiatief te situeren, moeten wij even teruggaan in het verleden en de werkelijke politieke situatie ervan situeren.
Gelet op het lijden van de Guatemalteekse bevolking, zou het nogal egoïstisch overkomen indien wij ons enkel zouden inlaten met dood van de vier paters, hoe erg dat ook is.
Het uitgangspunt is het vredesakkoord, het acuerdo de paz firme y duradera van 29 december 1996, dus een vrij recent akkoord. Dat akkoord kwam tot stand in Guatemala na zes jaar onderhandelingen tussen de regering en de URNG en maakte een einde aan 36 jaar oorlog.
Iedereen weet dat de burgeroorlog in Guatemala een van de bloedigste was van deze eeuw. Het akkoord was voorafgegaan door zeven partiële akkoorden, onder meer over de landhervorming, de rol van het leger en de politie, het staakt-het-vuren, de hervorming van het kiesstelsel en de integratie van de URNG. Dit vredesakkoord is slechts het begin van een lang en moeizaam proces.
Ter ondersteuning van dit proces kwam in januari 1997 in Brussel de Consultative Group for Guatemala samen. Er waren 22 donorlanden, 22 internationale organisaties en er werd 1,9 miljard US dollar toegezegd. Op een follow-up bijeenkomst in Guatemala in september werd 395 miljoen US dollar vrijgemaakt, dus nog geen vierde van wat er destijds werd beloofd.
In het kader van het Akkoord van Oslo van 20 juli 1994 tussen de Guatemalteekse regering en URNG, werd de zogenaamde Waarheidscommissie opgericht, la Comisión para el esclarecimiento historico en Guatemala . Deze onafhankelijke onderzoekscommissie die wordt geleid door professor Tomuschat heeft tot taak : de schendingen van de mensenrechten en andere gewelddaden die veelvuldig zijn voorgekomen op te helderen; een rapport op te stellen over alle aspecten van de gebeurtenissen; aanbevelingen te formuleren die moeten leiden tot nationale verzoening en eerbied voor de mensenrechten en het democratisch proces. De commissie heeft niet tot taak individuele verantwoordelijkheden vast te stellen, noch gegevens over te maken aan de gerechtelijke autoriteiten. Wel zullen gegevens uit dit rapport door familieleden van de slachtoffers kunnen worden gebruikt om gerechtelijke procedures te starten.
Deze commissie heeft niet dezelfde opdracht als bijvoorbeeld de waarheidscommissie in Zuid-Afrika. Ze heeft een andere vorm, zo niet zouden de regering en URNG nooit tot overeenstemming zijn gekomen.
De commissie kan niet in detail ingaan op de ongeveer 160 000 moorden en verdwijningen, maar zal enkele honderden gevallen onderzoeken. Ze heeft ook aanvaard gegevens in te winnen over de vier Belgische paters, waarvan de eerste werd vermoord in 1980 en de laatste in 1994.
De begroting van de commissie die tien maanden de tijd heeft om een rapport op te stellen tegen einde mei 1998 bedraagt 7,5 miljoen dollar. Met de United Nations Office for Project Services werd een akkoord gesloten voor het beheer van de fondsen.
Tijdens het onderhoud dat ik op 21 januari 1997 in Brussel had met minister Stein heb ik de bereidheid van België bevestigd om het vredesproces en de Waarheidscommissie te steunen, maar ook aangedrongen op medewerking van de Guatemalteekse autoriteiten bij het onderzoek naar de moorden op de vier Belgische paters. Op 22 januari ontmoette president Arzu ook onze Koning en onze premier.
België steunt de Waarheidscommissie in haar opdracht. Op 17 november tekende de Belgische ambassadeur een akkoord met de commissie en UNOPS om vijf miljoen frank bij te dragen. UNOPS zal de ambassade op de hoogte houden van de precieze aanwending van de fondsen op basis van driemaandelijkse boekhoudkundige verslagen. Die vijf miljoen frank worden ingeschreven in de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken, worden beheerd door de Verenigde Naties en zullen worden gebruikt voor het onderzoek naar de moord op de vier Belgische paters en om de werking van de Waarheidscommissie te steunen, wat nog belangrijker is.
De familieleden van de vermoorde priesters zijn van 28 oktober tot 10 november in Guatemala geweest. Wij hebben alles in het werk gesteld om daar zoveel mogelijk poorten te openen en om ze in de mogelijkheid te stellen gesprekken te voeren met zoveel mogelijk mensen.
Dankzij de medewerking van de ambassadeur hebben zij ook contact gehad met de Waarheidscommissie, de minister van Landsverdediging, de procureur-generaal, de president van het opperste gerechtshof en de voorzitter van de presidentiële commissie voor mensenrechten. De dag voor hun vertrek heeft de ambassadeur zelfs de president ontmoet.
Deze ontmoetingen hebben de hoge verwachtingen van de families uiteraard niet volledig kunnen inlossen. Toch moet ik de negatieve berichtgeving in de pers wat afzwakken. Als een bericht niet negatief is, haalt het de pers niet meer.
Later had ik met hen een gesprek op mijn kabinet. Zij hopen op een nieuw politiek perspectief en hebben uiteraard persoonlijke verwachtingen.
Al deze contacten hebben ons van de geloofwaardigheid van de Waarheidscommissie overtuigd, maar hebben ook aangetoond dat de internationale gemeenschap druk moet uitoefenen op de Guatemalteekse autoriteiten en de URNG om hen aan te sporen tot een betere samenwerking met de Waarheidscommissie. Beide partijen hebben gemoord en geen van beide heeft graag dat dergelijke feiten bekend worden.
Ik heb de families ook gezegd dat zij op ons kunnen blijven rekenen en dat wij het onderzoek in de mate van het mogelijke zullen voortzetten, met de steun van de Verenigde Naties, de regering ter plaatse en de families zelf wanneer die eventueel nog bijkomende gegevens zouden kunnen verstrekken.
Op initiatief van België werd in het kader van de Europese politieke samenwerking aan de Europese ambassadeurs in Guatamala de opdracht gegeven een rapport op te stellen over de werkzaamheden van de Waarheidscommissie en het tot stand komen van het vredesproces. Teneinde de Guatemalteken en vooral de militaire instanties onder druk te zetten om beter samen te werken met de Waarheidscommissie, zal de Europese Unie, die een belangrijke bijdrage levert tot het vredesproces, binnenkort een verklaring bekendmaken waarin alle partijen worden opgeroepen hun volle medewerking te verlenen aan de werking van de commissie, aan de uitvoering van de aanbevelingen en aan het verdere verloop van het vredesproces. Ik denk dat de Europese Unie een belangrijke rol kan spelen door de Guatemalteekse verantwoordelijken met zachte dwang aan te zetten tot het voleindigen van de taak die zij hebben opgenomen.
Een van de minpunten voor de families was de verklaring van de minister van Landsverdediging van Guatemala die hen bij een eerste bezoek had laten uitschijnen informatie over de moorden te kunnen verstrekken. Bij een volgend bezoek bleek dat niet waar te zijn. De man had hetzij te snelle beloften gedaan, hetzij de informatie niet kunnen bekomen.
Een pluspunt was dat zij veel contacten hebben kunnen leggen en dat zij heel wat verklaringen hebben kunnen verzamelen en ook foto's van de slachtoffers. Dit heeft hen alleszins geholpen in hun rouwverwerkingsproces, al is de catharsis begrijpelijkerwijze nog niet bij iedereen voltrokken.
Met heel andere, maar niet minder eerbare, bedoelingen heeft ook de Derdewereldbeweging zich achter deze taak gezet. Zij wil uiteraard een politiek engagement van de regering afdwingen. Wij hebben daaromtrent reeds een conferentie gehouden en wij zullen in het kader van de dialoog tussen de Europese Unie en Centraal-Amerika duidelijk de waarheid blijven zeggen. Het grote probleem in Guatemala, zowel als in El Salvador, Nicaragua en Honduras, is uiteraard de ongelijke verdeling van de rijkdom en de schrijnende armoede. Wij zullen ook met Europa druk blijven uitoefenen, niet zozeer door aan de ontwikkelingsfondsen bijzondere voorwaarden te koppelen, maar door voortdurend aan te sturen op uitvoering van de beslissingen teneinde vooruitgang te boeken in het ontwikkelingsproces.
Ik verwacht niet dat het rapport volgend jaar reeds volledige klaarheid zal scheppen. Daarvoor zijn de gebeurtenissen al te dramatisch. Zonder op de conclusies vooruit te willen lopen, moet ik eerlijk toegeven dat wij de indruk hadden dat die moorden zuiver politieke moorden zijn. Wij beschikken echter nog niet over formele bewijzen.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Eigenlijk is het een rechtzetting van wat in de pers verscheen over de slechte ontvangst van de verwanten en familieleden van de vermoorde paters. Uit het verslag van de minister blijkt dat zij tot op het hoogste niveau werden gehoord.
Één moord, deze op pater Voordeckers, werd grotendeels opgehelderd. Minder gunstig is dat een grootgrondbezitter en familielid van een hooggeplaatst politicus bij de moord zou zijn betrokken. De familie van pater Voordeckers vreest dan ook voor politieke druk.
Uiteraard overstijgt de problematiek de moord op de vier paters. De minister heeft dat ook beklemtoond.
Toch wil ik van mijn kant herhalen dat mijn vraag vooral werd ingegeven door mijn bezorgdheid over het lot van Serge Berten. Deze geestelijke uit mijn streek is vijftien jaar geleden verdwenen en zijn familie weet nog steeds niet of hij nog in leven is, dan wel vermoord is. Ik hoop dat de Waarheidscommissie deze zaak zal ophelderen zodat de familie gerustgesteld wordt over het lot van Serge.
België heeft ter ondersteuning van de Waarheidscommissie vijf miljoen uitgetrokken. Het mandaat van die commissie is inderdaad van korte duur. Mijns inziens zullen die enkele maanden onvoldoende zijn om de zaak grondig te onderzoeken. Mijn vraag is dan ook of het mandaat eventueel kan worden verlengd en of België dan nog bereid is om de werking ervan financieel te blijven ondersteunen.
De voorzitter. Het woord is aan mevrouw Thijs.
Mevrouw Thijs (CVP). Mijnheer de voorzitter, ik ben het eens met wat de heer Hostekint zojuist zei. Als ik bedenk hoe de werkzaamheden van de Rwanda-commissie in de Senaat zijn verlopen, dan vind ik mei 1998 wel zeer vroeg om een rapport af te leveren over zo een omvangrijke problematiek. Het gaat niet alleen om de Belgen, maar ook om nog zo veel andere mensen waarvan men de dossiers steekproefsgewijs zal onderzoeken. Het zou kunnen dat het budget in mei 1998 nog niet op is en dat men met de huidige middelen kan voortwerken. Als dat niet het geval is, gaat de minister dan zo ver dat hij financiële steun blijft geven tot het einde van de Waarheidscommissie, tot de moorden zijn opgehelderd ? Het lijkt mij immers ondenkbaar dat de hele zaak in mei van volgend jaar is afgerond. Is de Waarheidscommissie trouwens al effectief begonnen ?
De voorzitter. Het woord is aan minister Derycke.
De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. Mijnheer de voorzitter, zij is inderdaad al van start gegaan en wij moeten natuurlijk afwachten wat er in het rapport zal staan. Ik heb de indruk dat het hier gaat om de eerste verwerking van een recent verleden voor Guatemala zelf. Wij moeten dus afwachten hoe de politieke autoriteiten en de URNG daarop zullen reageren. Ik sluit niet uit dat er een vervolg komt, maar veel hangt uiteraard af van de politieke evenwichten. De URNG is in Guatemala niet stilgevallen. Een dergelijk fenomeen ziet men ook in Nicaragua. In Honduras en El Salvador is de situatie iets beter, maar dat is allemaal nog zo recent en de vulkaan is nog niet helemaal uitgedoofd.
Mevrouw Thijs (CVP). Hebben wij destijds ook geld gegeven aan El Salvador ?
De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. Wij hebben hulp gegeven, financieel, maar ook in het kader van het internationaal hulpprogramma. Als ik mij niet vergis ging het om 50 miljoen op het budget van Ontwikkelingssamenwerking. Ik sta open voor een eventuele verlenging van de hulp, maar wij moeten eerst de eerste resultaten evalueren. Als wij merken dat de zaak opnieuw volkomen blokkeert, dan moeten wij onze conclusies trekken. Misschien moeten wij dan eerst kijken wat wij kunnen doen in het kader van de Verenigde Naties en de Europese Unie, want het hulppakket van de EU is natuurlijk enorm.
Ik kom even terug op wat de heer Hostekint heeft gezegd. Op een bepaald ogenblik was er inderdaad een geschil rond een kleinzoon van een ex-ereconsul die bij de zaak betrokken zou zijn geweest. Er werd gevraagd tegen deze man klacht in te dienen, maar dat is natuurlijk een uiterst delicate aangelegenheid. Moet België daarin zelf het voortouw nemen ? Moeten wij de zaak oprakelen op een ogenblik dat wij voor de man geen politieke verantwoordelijkheid meer dragen ? Is de kleinzoon fout omdat de grootvader fout was ? Ik meen dat wij dat allemaal een beetje moeten laten bedaren, maar ik begrijp de emotie van de betrokkenen. Wij moeten dat in mei evalueren, wanneer het rapport er is en wij daaraan een eerste bespreking hebben gewijd.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.