1-13 | 1-13 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales des réunions publiques de commission |
Handelingen van de openbare commissievergaderingen |
COMMISSION DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES |
COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN |
SÉANCE DU MARDI 19 DÉCEMBRE 1995 |
VERGADERING VAN DINSDAG 19 DECEMBER 1995 |
De Voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Thijs aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over « de kwijtschelding van schulden aan Afrikaanse ontwikkelingslanden en het beschikbaar stellen van kapitalen aan KMO's in Afrikaanse ontwikkelingslanden ».
Het woord is aan mevrouw Thijs.
Mevrouw Thijs (CVP). Mijnheer de Voorzitter, de jongste weken hebben wij enkel negatieve zaken over onze ontwikkelingssamenwerking te horen gekregen en ik denk dat het goed is een aantal andere, zeker zo belangrijke elementen naar voren te brengen. Ik wil het met de staatssecretaris dan ook graag hebben over de kwijtschelding van de schulden en het beschikbaar stellen van kapitaal aan KMO's in Afrikaanse ontwikkelingslanden.
Wij weten allen dat Afrikaanse ontwikkelingslanden met enorme problemen worstelen gaande van instabiele regimes over schending van de mensenrechten en een verschrikkelijke armoede tot een zeer zware schuldenlast. Al deze problemen samen zorgen ervoor dat deze landen steeds dieper wegzinken en vaak geen uitweg meer vinden.
Iets meer dan een maand geleden heeft de staatssecretaris in de commissie zijn beleidsnota toegelicht. Misschien heeft deze voor een aantal Afrikaanse landen iets in petto en het komt er nu op aan één en ander concreet uit te werken.
In de beleidsnota van de staatssecretaris staat een passage die ik zeer belangrijk vind. Hij poneert daarin dat financiële samenwerking één van de instrumenten is in de ontwikkelingshulp. Dat is ook zo, maar daar nijpt precies het schoentje. Vele Afrikaanse landen hebben immers een enorme schuldenlast en ze hebben nauwelijks kapitaal beschikbaar voor de noodzakelijke investeringen op lange termijn en zeker niet voor de uitbouw van plaatselijke kleine ondernemingen. Nochtans, is kapitaalsinjectie één van de belangrijkste voorwaarden voor de uitbouw van de economie, meer in het bijzonder voor de kleine en middelgrote ondernemingen die in deze landen de economie dragen en ze dus kunnen aanzwengelen.
Bovendien verstrekt kapitaal enkel en alleen een middel om de vicieuze cirkel van kapitaalvlucht, werkloosheid en de daaraan gekoppelde armoede te doorbreken. Wij weten immers al lang dat noodhulp op lange termijn weinig bijbrengt.
Wat kunnen wij nu doen ? Directe middelen om een economische stroomversnelling te veroorzaken zijn schuldverlichting of schuldkwijtschelding, maar ook het ter beschikking stellen van risicodragend kapitaal, het uitbouwen van structuren voor technische ondersteuning en misschien ook de garantiefondsen die in de beleidsnota worden voorgesteld. Volgens die beleidsnota kan dit trouwens ook via tegenwaardefondsen waarin ontwikkelingslanden hun schulden storten en waarbij het geld voor ontwikkelingsprojecten of investeringen wordt gebruikt. Het is nu meer dan ooit duidelijk dat de Afrikaanse landen specifieke financiële steun nodig hebben opdat de plaatselijke economieën een duwtje in de rug krijgen en er zo een doorbraak in de armoede kan komen.
In verband met deze noodzakelijke steun wil ik volgende vragen stellen.
Aan welke Afrikaanse ontwikkelingslanden kende België de voorbije vier jaar een schuldherschikking of schuldkwijtschelding toe ?
Over welke bedragen gaat het ?
Welke bedragen stelt België, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Europese investeringsbank of via garantiefondsen ter beschikking aan KMO's in Afrikaanse ontwikkelingslanden ?
Op basis van welke criteria verloopt de verdeling van deze kapitalen ?
Welke technische steun zal België kunnen verlenen aan de KMO's ?
De Voorzitter. Het woord is aan staatssecretaris Moreels.
De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. Mijnheer de Voorzitter, op de vragen van mevrouw Thijs aan welke Afrikaanse ontwikkelingslanden België de voorbije vier jaar een schuldherschikking of schuldkwijtschelding toekende en over welke bedragen het gaat, kan ik het volgende antwoorden. De schuldoperaties hebben betrekking op twee soorten schulden. In de eerste plaats zijn er de leningen van Staat tot Staat, uitgeschreven door het ministerie van Financiën. De wet van 13 februari 1990 machtigt de ministers van Financiën en van Buitenlandse Handel om staatsleningen die werden toegekend aan de armste ontwikkelingslanden geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. In september 1994 werd in dit kader een nieuwe reeks kwijtscheldingen toegestaan. Het ging om meer bescheiden operaties die tot doel hadden een extra steun te verlenen aan een aantal landen van de CFA-zone die eerder in de loop van dat jaar een drastische devaluatie hadden ondergaan. Aan Benin werd een schuld van 45 miljoen kwijtgescholden, aan de Comoren 91,6 miljoen, aan Ivoorkust 428,4 miljoen en aan Senegal 100 miljoen. In 1994 werden dus in totaal voor 665 miljoen staatsleningen kwijtgescholden. De leningen van Staat tot Staat zijn overigens beperkt tot 900 miljoen.
Vervolgens zijn er de exportkredieten, die aanvankelijk verzekerd werden door de nationale Delcrederedienst maar door de schuldencrisis nu grotendeels door de NDD zijn overgenomen. In het kader van de Club van Parijs wordt over schuldkwijtschelding van deze categorie van schulden gedelibereerd. De NDD stond daarbij de afgelopen jaren de volgende schuldverlichting toe : in 1991 aan Benin 73 miljoen, in 1992 aan Tanzania 491 miljoen, aan Togo 181 miljoen en aan Zambia 86 miljoen, in 1993 aan Guinee-Conakry 98 miljoen, aan Sierra Leone 274 miljoen en aan Ethiopië 221 miljoen, in 1994 aan Sierra Leone 80 miljoen en aan Senegal 3 miljoen, in 1995 aan Togo 460 miljoen, aan Guinee-Bissau 82 miljoen en aan Guinee-Conakry 109 miljoen. In totaal gaat het om een bedrag van 2 158 miljoen frank.
Het ABOS neemt een gedeelte van de kosten van deze schuldverlichting voor zijn rekening, met name voor de volgende dossiers : in 1991 32 miljoen voor Benin; in 1992 72 miljoen voor Tanzania, 38 miljoen voor Togo en 10 miljoen voor Zambia; in 1993 31 miljoen voor Guinee-Conakry, 84 miljoen voor Sierra Leone en 109 miljoen voor Tanzanië; in 1994 80 miljoen voor Ethiopië en 17 miljoen voor Sierra Leone. Dit levert een totaal op van 473 miljoen frank.
Het ABOS financiert eveneens schuldomzetting. Het koopt schuldpapier op van de NDD en in ruil voor kwijtschelding van de schuld door het ABOS, richt het betrokken land een tegenwaardefonds op. Dit is een fonds in lokale munt dat door het betrokken land en het ABOS gezamenlijk wordt beheerd en waarmee lokale projecten kunnen worden gefinancierd. Volgende bedragen werden gespendeerd aan operaties voor schuldkwijtschelding : in 1991 voor Kongo 125 miljoen; in 1992 opnieuw voor Kongo 53 miljoen en voor Tanzanië 290 miljoen; in 1994 voor Mozambique 65 miljoen, voor Kongo 44 miljoen, voor Zambia 320 miljoen en voor Ivoorkust 352 miljoen Belgische frank. In het totaal gaat het hier om 1 249 miljoen frank.
De derde vraag van mevrouw Thijs betreft de bedragen die België ter beschikking stelt van KMO's in Afrikaanse ontwikkelingslanden, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Europese Investeringsbank of via garantiefondsen. Het antwoord hierop is drieledig.
Ten eerste is er de bilaterale directe hulp. Volgende bedragen werden besteed aan promotie van KMO's in Afrika : in 1991 0,03 miljoen; in 1992 12,2 miljoen; in 1993 19,09 miljoen en in 1994 4,77 miljoen. Deze bedragen betreffen enkel de projectuitgaven. Daarbij moeten nog de lonen worden geteld van een vijftal coöperanten. Het gaat hier uitsluitend over projecten die in de eerste plaats de promotie van KMO's tot doel hebben. Er bestaan echter ook andere projecten, met name op het vlak van rurale ontwikkeling en rurale infrastructuur, die mede de promotie van micro-ondernemingen en/of KMO's op het oog hebben.
Ten tweede is er de samenwerking met de Europese Investeringsbank. Aangezien dit tot de bevoegdheid van de minister van Financiën behoort, moeten gegevens hieromtrent bij hem worden opgevraagd.
Ten derde zijn er nog de garantiefondsen. Tot nu toe heeft het ABOS nog geen enkel garantiefonds gefinancierd. Zoals in mijn beleidsnota reeds aangekondigd, wil ik nog tijdens deze legislatuur de mogelijkheid laten onderzoeken om in het kader van een aantal tegenwaardefondsen, garantiefondsen ter ondersteuning van KMO's op te richten. KMO's vinden immers vaak moeilijk toegang tot de financiële sector, omdat zij onvoldoende materiële garanties kunnen voorleggen. Het is overigens helemaal geen geheim dat de meeste kredieten bij voorkeur bestemd zijn voor de grote industrieën. Bovendien beschikken KMO's meestal niet over voldoende personeel om ook vorming te organiseren. Managementsvorming is nochtans vooral voor de kleine bedrijven in de ontwikkelingslanden prioritair. Het organiseren van vorming zal allicht een van de criteria worden om uit te maken of een bedrijf van de voordelen van het garantiefonds kan genieten. Ook het type landen waarin de KMO's actief zijn is een belangrijk gegeven. Wat mij betreft moet het garantiefonds vooral die KMO's aanmoedigen die investeren in wat ik « transitielanden » wil noemen. Dat zijn landen die een politiek overgangsproces doormaken en waarin KMO's en grote industrieën niet zo graag willen investeren omwille van de al te grote risico's.
Een vierde vraag betreft de criteria op basis waarvan de kapitalen worden verdeeld. Het ABOS heeft geen specifieke criteria uitgewerkt voor programma's met betrekking tot KMO's. In het kader van het beleidsvoorbereidend onderzoek, dat op het ogenblik aan de universiteiten wordt uitgevoerd, wordt hieraan in het bijzonder aandacht besteed. Momenteel loopt een studie omtrent kredietverlening aan micro-ondernemingen. In 1996 worden studies gepland die ingaan op de problemen rond de technische steun aan industriële KMO's. De ervaring die het ABOS heeft op het vlak van kredietlijnen voor KMO's, wordt momenteel verwerkt in een informatienota van de dienst Ontwikkelingsstrategieën. Deze nota zal vanaf januari 1996 beschikbaar zijn.
Een laatste vraag heeft betrekking op de technische steun die België verleent aan deze KMO's.
Het ABOS verleent op indirecte wijze technische bijstand aan KMO's. Technici worden ter beschikking gesteld van nationale instellingen die belast zijn met de promotie van KMO's. Het kan gaan om verschillende soorten instellingen, bijvoorbeeld economische ministeries, ontwikkelingsbanken, federaties van ondernemingen en kamers van koophandel ter plaatse. Het doel is telkens de institutionele versterking van de betrokken instellingen. Drie voorbeelden van programma's in Afrika van de voorbije jaren zijn : technische bijstand aan een bedrijfsfederatie in Tunesië, technische bijstand aan het ministère des PME in Gabon en technische bijstand aan de Banque nationale de Développement économique in Burundi.
De Voorzitter. Het woord is aan mevrouw Thijs.
Mevrouw Thijs (CVP). Mijnheer de Voorzitter, ik heb nog een vraag met betrekking tot het garantiefonds. Bestaat het gevaar niet dat men in ontwikkelingslanden nieuwe projecten opzet om Belgische bedrijven in moeilijkheden te steunen ? Voor dat garantiefonds moeten toch zeer strenge criteria worden uitgewerkt.
De Voorzitter. Het woord is aan staatssecretaris Moreels.
De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. Mijnheer de Voorzitter, het argument van mevrouw Thijs is bijzonder pertinent. De ontwikkelingssamenwerking op zich mag inderdaad niet dienen om bepaalde bedrijven in moeilijkheden uit de nood te helpen. Anderzijds en dat is een politieke optie is het positief aan KMO's projecten toe te kennen die activiteiten implementeren die bijdragen tot de ontwikkeling van het betrokken land, die een vorming bieden, waarvan het onderhoud niet te duur is, die aangepast zijn aan de lokale vaardigheden en ervaring en waarbij tegelijkertijd de tewerkstelling in de KMO zelf wordt gestimuleerd. Wij mogen toch ook niet vervallen in het andere uiterste, namelijk dat ontwikkelingssamenwerking die ook ten goede komt aan onze eigen mensen, slecht is. Daar doe ik niet aan mee.
Investeringen van KMO's in ontwikkelingslanden die in de eerste plaats relevant zijn voor de ontwikkeling van het betrokken land en bovendien de tewerkstelling in de KMO zelf ten goede komen, zijn een positieve zaak. Op langere termijn zullen ze bovendien de internationale solidariteit gunstig beïnvloeden want de publieke opinie zal hiervoor zeer gevoelig zijn.
De Voorzitter. Hoewel volgens het Reglement alleen de vraagstellers recht heeft op een repliek, geef ik nu uitzonderlijk het woord aan de heer Anciaux.
De heer Anciaux (VU). Mijnheer de Voorzitter, meent de staatssecretaris niet dat de schuldkwijtschelding in de toekomst meer als een politiek wapen moet worden gebruikt om een beetje ons koloniaal verleden goed te maken ? Op dit ogenblik gebeurt dit nog altijd te selectief. De Derde Wereldbeweging in Vlaanderen heeft altijd gepleit voor het principe van een vrij kordate schuldkwijtschelding.
Het is voor mij een nieuw gegeven dat het ABOS voor de helft tot één derde bijdraagt in het bedrag van de schuldkwijtschelding. Ik heb begrepen dat dit geld wordt gestort in een tegenwaardefonds.
Zal de staatssecretaris ervoor zorgen dat de fouten die in het verleden met tegenwaardefondsen werden gemaakt, niet worden herhaald ? Door de gemakkelijke beschikbaarheid van geld werden al te vaak aankopen gefinancierd op basis van fictieve facturen. Moet de reglementering op dit vlak niet worden aangepast ?
De Voorzitter. Het woord is aan staatssecretaris Moreels.
De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. Mijnheer de Voorzitter, het ABOS draagt voor ongeveer 1/7 bij in de schuldkwijtschelding wanneer men de leningen van Staat tot Staat en de exportkredieten samentelt.
Ik ben vergeten te zeggen dat het externe auditbureau twee of drie onderzoeken op het terrein zal uitvoeren, zeker in de belangrijke secties. Hierbij zullen alle financiële circuits worden doorgelicht. Ik wil wel doen opmerken dat de soevereiniteit van de Staten moet worden gerespecteerd en dat wij dus onmogelijk de plaatselijke ministeries van Financiën zullen kunnen doorlichten. Dat is ook niet de bedoeling.
Het principe van de tegenwaardefondsen is zeker positief. Het responsabiliseert de lokale partner en creëert een verbondenheid tussen de lokale partner en het donorland. Bovendien levert het een winst op voor de lokale partner via de omzetting van de fondsen in lokale munt. Het enige nadeel is dat het gebruik van tegenwaardefondsen, die waren bestemd voor de financiering van sociale projecten op korte termijn, een grote achterstand kunnen oplopen wanneer de situatie in het land op technisch en politiek vlak onstabiel is. Zelfs in Burkina Faso, een land waar de toestand op het ogenblik vredig en stabiel is, blijken tegenwaardefondsen niet de vlugste methode om welbepaalde projecten te realiseren.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Dames en heren, de agenda van de openbare vergadering van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden is afgewerkt.
L'ordre du jour de la réunion publique de la commission des Affaires étrangères est ainsi épuisé.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
(De vergadering wordt gesloten om 16 h 15 m.)
(La séance est levée à 16 h 15 m.)