1-13

1-13

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 30 NOVEMBRE 1995

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 30 NOVEMBER 1995

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER D'HOOGHE AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN OVER « DE FINANCIERING VAN DE INITIATIEVEN VOOR BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG »

QUESTION ORALE DE M. D'HOOGHE AU MINISTRE DES AFFAIRES SOCIALES SUR « LE FINANCEMENT DES INITIATIVES RELATIVES À L'ACCUEIL DES ENFANTS EN DEHORS DE L'ÉCOLE »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer D'Hooghe aan de minister van Sociale Zaken over « de financiering van de initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang ».

Het woord is aan de heer D'Hooghe.

De heer D'Hooghe (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, in een honderdtal Vlaamse gemeenten zijn er projecten voor buitenschoolse kinderopvang. Hierin worden zowat 25 000 kinderen opgevangen vóór en na de schooluren, op woensdagnamiddagen, op schoolvrije dagen en tijdens de vakantie. Gezien het steeds vaker voorkomt dat beide ouders uit werken gaan en hun werkrooster dikwijls problemen doet rijzen om de kinderen buiten de schooltijd op te vangen, zijn de initiatieven op dit vlak vaak een duurzame oplossing voor een vrij algemeen maatschappelijk probleem.

Door de jongste interprofessionele akkoorden is de financiering van de regionale en lokale coördinatoren, personen tewerkgesteld in een dergelijk project, federaal gewaarborgd. Tot eind december 1995 vallen deze projecten nog onder het Tewerkstellingsfonds. Sinds de onderhandelingen tussen de sociale partners, de betrokken ministers en hun administraties zijn deze projecten overgeheveld naar de RKW, meer bepaald naar het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten. Op het terrein stellen we echter vast dat heel wat promotoren hun personeelsleden ter vrijwaring in vooropzeg hebben geplaatst, omdat de continuïteit van de subsidiëring vanaf januari 1996 onzeker is. Nochtans zijn deze mensen van essentieel belang voor de werking van de projecten, want ze staan in voor de organisatie ervan en voor de begeleiding van de weer-werk Gesco's.

Graag vernam ik van de minister welke maatregelen werden getroffen om de continuïteit van deze projecten te waarborgen, zowel op wetgevend vlak als op administratief vlak. Wat is de stand van zaken en aan welke maatregelen kunnen de promotoren zich eerstdaags verwachten ? Welke initiatieven zijn er genomen om de samenwerking tussen het federale niveau en het gemeenschapsniveau te bevorderen ?

De Voorzitter . ­ Het woord is aan minister De Clerck die antwoordt namens minister De Galan.

De heer De Clerck , minister van Justitie. ­ Mijnheer de Voorzitter, namens mevrouw De Galan kan ik het volgende antwoorden. Krachtens de interprofessionele akkoorden 1993-1994 en 1995-1996 kreeg het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten een werkgeversbijdrage van 0,05 pct. toegewezen voor het subsidiëren van vooral de naschoolse opvang van kinderen van 2,5 tot 12 jaar voor de jaren 1994, 1995 en 1996. Deze toelagen worden toegekend om de loonlast van nieuwe banen en de werkingskosten van initiatieven inzake naschoolse opvang te dekken. Om de beslissingen van de sociale partners uit te voeren werden twee koninklijke besluiten genomen en een bijzonder reglement opgesteld dat de toekenningsvoorwaarden voor de toelagen bevat. Op deze basis werden de administratieve formulieren voor het indienen van de aanvragen opgemaakt.

De sociale partners zijn bijeengekomen om bepaalde principes vast te leggen. Er werd duidelijk beslist dat er geen onderbreking van subsidiëring mocht zijn tussen het Tewerkstellingsfonds en het Fonds voor uitrustingen. De door het Tewerkstellingsfonds reeds aanvaarde projecten voor het jaar 1994 en/of 1995 zullen dus verder gesubsidieerd worden voor de jaren 1995 en/of 1996.

Het beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, het enig orgaan dat bevoegd is voor het beheer van de dossiers met aanvragen om toelagen in het kader van het FCUD, heeft een reeks dossiers onderzocht tijdens zijn vergaderingen van 17 oktober en 21 november 1995. Andere dossiers zullen aan bod komen tijdens de vergadering van 19 december 1995.

Over de samenwerking met de Gemeenschappen op dit gebied bepaalt het koninklijk besluit dat de toekenningsvoorwaarden van de toelagen regelt, enkel dat de indieners van projecten de controle door de bevoegde overheid moeten hebben aangevraagd.

De 0,05 pct. van de interprofessionele akkoorden heeft vanzelfsprekend tot nu toe enkel tot doel de projecten voor naschoolse opvang tot 31 december 1996 te subsidiëren.

De sociale partners zullen moeten beslissen of zij het experiment al dan niet willen voortzetten en de 0,05 pct. voor initiatieven inzake naschoolse opvang verder willen toekennen.

Voor de traditionele opdrachten van het FCUD, namelijk de opvang van kinderen tussen 0 en 3 jaar, gezinshulp en bejaardenhulp, loopt de financiering, zoals die thans bestaat door overdracht van het reservefonds naar de kinderbijslagregeling voor werknemers, ten einde op 31 december 1996.

Minister De Galan zal eerlang een vergadering beleggen met de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten om, in nauw overleg met alle overheden, nieuwe structurele en samenhangende financieringswijzen vast te leggen voor de opvang van kleuters. Hierbij zal rekening worden gehouden met de bevoegdheid van alle betrokkenen op dit vlak.

De Voorzitter . ­ Het woord is aan de heer D'Hooghe voor een repliek.

De heer D'Hooghe (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord dat hij heeft gegeven namens minister De Galan.

Ik stel vast dat de bijdragen die worden gestort aan het FCUD ook kunnen worden gebruikt voor werkingskosten. Dit is bevredigend.

Toch wil ik nog de aandacht vestigen op twee knelpunten op technisch vlak. Blijkbaar zou de subsidiëring van de patronale RSZ-bijdrage niet voorzien zijn tot op het niveau van de privé-sector. Er zou dus nog een gedeelte moeten worden betaald door de VZW's. Bovendien is er niets voorzien voor de vergoeding van de anciënniteit van het personeel.

Tot slot dringt de sector er ook op aan om de voorschotten in het begin van het kwartaal uitbetaald te krijgen.

Ik verzoek de minister deze bekommeringen mede te delen aan minister De Galan.

De Voorzitter . ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Ik zal dat beslist doen. Ik verzoek de heer D'Hooghe nochtans minister De Galan zelf schriftelijk op de hoogte te brengen.

De Voorzitter . ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.