1-579/3

1-579/3

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

6 MEI 1997


Wetsontwerp houdende diverse bepalingen betreffende de veterinaire keuring


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER SANTKIN


Uw commissie heeft dit wetsontwerp besproken op 6 mei 1997.

I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN PENSIOENEN

Dit wetsontwerp bevat een aantal technische wijzigingen van de volgende wetten :

­ de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel;

­ de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel;

­ de wet van 13 juli 1981 tot oprichting van een Instituut voor veterinaire keuring.

De eerste wet regelt de keuring van het rood vlees, de grote nutsdieren.

De tweede wet regelt de keuring van vis, gevogelte, konijnen en wild.

De belangrijkste bepalingen in het wetsontwerp zijn :

­ wijziging van een aantal definities;

­ schrappen van een aantal overbodige bepalingen;

­ bepalingen in verband met de strijd tegen het gebruik van hormonen in de vetmesterij. Zo wordt er bijvoorbeeld nogmaals een forfaitair bedrag opgelegd aan de vetmesters met positieve dieren : het is de bedoeling om de kosten te dekken van de staalname, voor zowel het materiaal als de prestaties van de dierenartsen in de slachthuizen : de betrapte vetmesters betalen alle kosten. Voorts wordt de wettelijke basis gecreëerd voor het versnijden van karkassen : zo kunnen de dieperliggende spuitletsels ook worden gedetecteerd en de keurder kan nu ook overgaan tot het volledig uitbenen van de karkassen. De nadere regels ter zake zullen door de Koning worden bepaald : bijvoorbeeld zal er worden bepaald dat, ingeval men niets vindt, de vetmester een vergoeding zal krijgen voor het waardeverlies van de karkas door het versnijden;

­ bepalingen betreffende de merktekens : momenteel bestaat er geen onderscheid tussen een keurmerk in een slachthuis, een uitsnijderij of een vleeswarenfabriek. Dit geeft soms problemen omdat de keurder ook verantwoordelijk wordt gesteld voor het gebruik van het keurmerk tijdens zijn afwezigheid : een keurder van het IVK is permanent aanwezig in de slachthuizen maar kan onmogelijk altijd aanwezig zijn in de uitsnijderijen, de vleeswarenfabrieken en de koelbedrijven. Daarom wordt een onderscheid geïntroduceerd tussen twee soorten merktekens : het keurmerk in het slachthuis en het identificatiemerkteken, namelijk etiketten die gebruikt worden in de snijzalen en de vleeswarenfabrieken en die door de exploitant zelf onder zijn verantwoordelijkheid kunnen worden aangebracht, uiteraard onder het toezicht van het IVK;

­ bepalingen die het toepassingsgebied van de wet uitbreiden met toepassing van de veterinaire Europese richtlijnen : zo worden ook alle voedingsmiddelen die vlees bevatten, onderworpen aan de wetten van 1952 en 1965, bijvoorbeeld pizza's, lasagnes,...

­ het systeem van de administratieve boetes wordt ingevoerd zodat de administratie niet steeds afhankelijk is van de gerechtelijke autoriteiten : ingeval van overtreding zal het IVK administratieve boetes kunnen opleggen aan de overtreders. Deze bepaling is gespiegeld aan de bepaling die reeds bestaat bij de Eetwareninspectie. De kritiek van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State bij deze bepaling (beperking van de bevoegdheid van de staande magistratuur om zelf, als een geleding van de rechterlijke macht die, anders dan een ambtenaar, onafhankelijk staat van het hiërarchisch gezag van de bevoegde minister, oordeelt of vervolgd moet worden dan wel of een minnelijke schikking kan worden voorgesteld) heeft de regering en ook de Kamer van volksvertegenwoordigers naast zich neergelegd. De regeling van de administratieve boetes is veel efficiënter.

­ een aantal bepalingen die het mogelijk maken vroeger te slachten : in de grootveeslachthuizen zal men mogen slachten vanaf 5 uur s'ochtends tot 20 uur (juni-augustus) en vanaf 6 uur s'ochtends tot 20 uur s'avonds (september-mei); voor de pluimveeslachthuizen zal men mogen slachten van 4 uur s'ochtends tot 20 uur s'avonds : op deze wijze kunnen er twee shiften per dag worden afgewerkt.

II. ALGEMENE BESPREKING

1. Vragen en opmerkingen van de leden

Een lid licht de redenen van de evocatie door de Senaat van dit wetsontwerp toe.

Deze evocatie heeft inzonderheid betrekking op twee artikelen van het wetsontwerp :

1º artikel 14, dat onder meer slachtingen van grootvee niet toelaat op zaterdag :

deze bepaling is volgens het lid niet logisch aangezien er juist op zaterdag op verscheidene plaatsen markt wordt gehouden : dit zal gevolgen hebben voor de im- en export van vlees in de detailhandel.

2º artikel 21, waarin bepaald wordt dat de keurder, bij de keuring van gevogelte, onder de voorwaarden door de Koning bepaald, kan bijgestaan worden door personeelsleden van het slachthuis : de controle door helpers, tewerkgesteld door het slachthuis of betaald door het slachthuis houdt het gevaar in dat men met « gecontroleerde controleurs » te maken krijgt. Er rijst dan ook gevaar voor de objectiviteit van de controle. Zo zou de kwaliteit van de controles achteruit gaan ten opzichte van de huidige toestand.

De introductie van het systeem van zelfcontrole, zoals dit op internationaal vlak zou bestaan, boezemt het lid onvoldoende vertrouwen in.

Tevens drukt het lid zijn verbazing uit dat, tijdens de bespreking in de bevoegde Kamercommissie, de minister van Middenstand en Landbouw ­ die toch mede bevoegd is voor deze materie ­ niet is gehoord.

Ook wenst hij de mensen op het veld te horen : hij stelt dan ook voor de Orde van dierenartsen en de Professionele Vereniging voor dierenartsen te horen.

Een tweede lid steunt de idee om de mensen van het veld te horen.

Tevens wil zij meer uitleg bij het idenficatiemerkteken en het systeem « Sanitel » dat in werking zal worden gesteld. Bovendien vraagt zij zich af of er in het systeem « Sanitel » ook informatie voor de gebruiker zal worden opgenomen, onder meer wat betreft de toediening aan de dieren van antibiotica en andere veterinaire behandelingen die het dier heeft ondergaan. Momenteel weet men alleen van waar het dier komt, maar verder weet men niet veel over de kwaliteit van het dier en zijn vlees.

Dit lid is tevens voorstander van een schrapping van artikel 21 en herneemt het amendement terzake dat door de heer Detienne in de Kamer van volksvertegenwoordigers was ingediend. (Gedr. St., Kamer, nr. 782/8)

Een derde spreker sluit zich aan bij de opmerkingen van het eerste lid wat artikel 14 betreft. Is het echt noodzakelijk om slachtingen op zaterdag voor grootvee te verbieden, dit terwijl noodslachtingen altijd kunnen en de controle daarop toch ook problematisch is ? Met betrekking tot artikel 21 steunt de spreker volledig het amendement dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend door de heer Detienne dat voorstelde om het artikel 21 te schrappen : men geeft het slechte voorbeeld, in een tijdperk dat het vertrouwen van de consument is geschonden, door een deel van de keuring uit handen te nemen van de dierenartsen. Het lid zal dan ook een amendement in die zin indienen. Spreker had ten slotte graag verduidelijking bij artikel 29, § 4 dat betrekking heeft op regularisaties van het statuut van personeelsleden bij het IVK en waarop § 4 uiteindelijk uitzonderingen voorziet.

2. Antwoord van de regering

De minister van Volksgezondheid en Pensioenen antwoordt als volgt op de gestelde vragen :

1º identificatiemerkteken :

De introductie ervan behoort tot de bevoegdheid van de minister van Middenstand en Landbouw : dit maakt geen voorwerp uit van de wet van 1952, noch van de wet van 1965. Het IVK verleent alle mogelijke medewerking aan de identificatiecontroles, maar heeft terzake geen normatieve bevoegdheid.

Sanitel voor runderen en varkens bestaat reeds; er wordt gewerkt aan een Sanitel voor pluimvee door het ministerie van Middenstand en Landbouw en reeds meer dan een jaar is er een georganiseerd overleg met alle betrokken partijen : de bevoegde ministeries, de producenten en de tussenpersonen. Tien ministeriële besluiten werden voorbereid en werden kortelings naar de Afdeling Wetgeving van de Raad van State gestuurd. De nieuwe regeling moet het mogelijk maken dat de dieren met hun sanitair en rest-statuut worden gevolgd tot aan het slachthuis. Van zodra men in het slachthuis of in het landbouwbedrijf vaststelt dat een vetmester misbruik heeft gemaakt van illegale producten, zal zijn veestapel gestigmatiseerd worden in het Sanital-systeem : op elke identificatiekaart van elk dier zullen gegevens hierover worden aangebracht en 10 % van de veestapel zal worden onderzocht. Dit alles op kosten van de betrapte vetmester.

2º artikel 14 : geen slachtingen op zaterdag voor grootvee :

Er kan geen betwisting over bestaan dat noodslachtingen in elk geval mogelijk zijn : hiervoor gelden geen beperkingen. In het grootste deel van de gevallen gaat het immers om dieren die dood aankomen bij het slachthuis en hiervoor is geen aanwezigheid van een keurder van het IVK vereist.

Bovendien bepaalt de nieuwe wettelijke regeling duidelijk dat de keuring van de dieren door de dierenarts geschiedt ante mortem in het bedrijf zelf vóór de slachting. In principe kan het dus niet dat een dier genoodslacht moet worden dat voordien nooit door de dierenarts levend zou zijn gekeurd in het bedrijf. Bij noodslachtingen komt de dierenarts maandag in het slachthuis, neemt de nodige stalen en stuurt ze naar het laboratorium.

In antwoord op een bijkomende vraag over wat er gebeurt met het vlees van de noodslachtingen en of dieren met TBC ook genoodslacht worden, deelt de minister het volgende mee : dieren met TBC moeten niet genoodslacht worden, maar kunnen op de gewone tijdstippen geslacht worden. In bepaalde gevallen ­ wanneer het gaat om plaatselijke ontstekingen ­ krijgen deze dieren zelfs een ovale stempel « goed voor export ». Bij het vlees, voortkomende uit noodslachtingen, kunnen er zich problemen voordoen; dit vlees krijgt een driekhoekige stempel, wat betekent « niet geschikt voor export ». Dit vlees kan enkel naar de slagerijen gaan. Maar het is voldoende bekend dat de meeste slagers dit « inferieure » vlees niet willen. Daarom bepaalt artikel 13 van het wetsontwerp dat de Koning de voorwaarden en de nadere regelen kan bepalen waaraan vlees van in nood geslachte dieren moet worden onderworpen vooraleer het geschikt voor de menselijke consumptie kan worden verklaard. Een voorbeeld van een dergelijke behandeling is een hittebehandeling.

3º artikel 29 strekt tot regularisatie van een aantal benoemingen in het IVK, die problemen hebben doen rijzen bij de oppensioenstelling. Paragraaf 4 is van toepassing op de personen die niet meer in dienst zijn van het IVK : op een bepaald ogenblik zijn een aantal Franstalige en Nederlandstalige personen ontslagen door het Vast Wervingssecretariaat. Deze personen hebben deze beslissingen aangevochten bij de Raad van State. De Nederlandstaligen bij een Nederlandstalige Kamer van de Afdeling Administratie, die de klagers in gelijk heeft gesteld; de Franstaligen bij een Franstalige Kamer van de Afdeling Administratie, die de klagers in het ongelijk heeft gesteld. Deze laatsten konden dan ook niet meer in dienst genomen worden door het IVK.

4º artikel 21 waarbij voor de pluimveesector de keurder kan worden bijgestaan door personeelsleden van het slachthuis :

De minister van Middenstand en Landbouw spreekt zijn uitdrukkelijke goedkeuring uit over het wetsontwerp zoals het vandaag de dag voorligt in de Senaat. Ook met het nieuwe artikel 21, waardoor bij de keuring van gevogelte, onder de voorwaarden door de Koning bepaald, de keurder kan worden bijgestaan door personeelsleden van het slachthuis, heeft de minister van Middenstand en Landbouw geen problemen.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 21

De heer Hazette en mevrouw Dardenne hebben een amendement ingediend tot opheffing van artikel 21.

Beiden geven een gelijkaardige verantwoording voor de schrapping : vanuit het oogpunt van volksgezondheid, lijkt het niet verantwoord te zijn om een gedeelte van de verantwoordelijkheden die specifiek zijn voor de veterinaire keuring aan personen toe te vertrouwen die onbevoegd zijn om een normaal alleen voor de dierenartsen gereserveerde taak uit te voeren.

Voor mevrouw Dardenne mag het economisch belang in deze niet prevaleren op het belang van de volksgezondheid : de kleine, familiale bedrijven ­ die kwaliteit leveren ­ zullen anders onderuit gaan ten voordele van de grote industriële bedrijven. Men kiest zo voor een geïndustrialiseerde landbouw.

De minister van Volksgezondheid en Pensioenen antwoordt hierop als volgt :

­ artikel 21 is de uitvoering van een Europese richtlijn van 15 februari 1971;

­ België is het enige land ter wereld waar de keuring het monopolie is van de dierenartsen : in andere landen heeft men meestal het systeem dat één dierenarts verantwoordelijk is voor de keuring van een heel bedrijf of een reeks bedrijven en waarbij goedgetrainde niet-dierenartsen instaan voor uitvoerende taken; ons systeem waarbij alles in handen is van dierenartsen heeft voor gevolg dat een aantal uitvoerende taken in de keuring in handen zijn van dierenartsen die daarvoor eigenlijk overgekwalificeerd zijn.

­ De economische noodwendigheid mag niet weggecijferd worden : wij hebben een systeem waarbij alle kosten ten laste gelegd worden van de producent : als wij in ons herzien systeem alle kosten moeten ten laste leggen van de pluimveeproducent, dan zullen we binnen enkele jaren geen pluimveeproductie meer hebben : het IVK gaat immers zijn systeem van financiering herzien : dit betekent in elk geval dat de reële kosten van de keuringen zullen verhaald worden op elke sector : op dit ogenblik is er een reële kost van 1,30 frank per kip; momenteel betaalt de sector slechts 0,30 frank per kip. Er bestaat momenteel met andere woorden een subsidiëring vanwege de overheid naar de sector toe van 1 frank per kip. Het nieuwe financieringssysteem zal dan ook grote problemen veroorzaken in die sector. De overheid moet niet alleen de nodige garanties geven aan de consument, maar moet deze garantie voor de consument ook aan een aanvaardbare prijs aanbieden aan de producent. 1,30 frank is geen aanvaardbare prijs als men weet dat de gemiddelde prijs voor een soepkip bij de aankomst in het slachthuis 17 frank bedraagt.

De auteur van het ene amendement neemt akte van de uitvoering van de Europese richtlijn, maar in principe betekent deze richtlijn een minimum-regeling en kunnen de Lid-Staten verdergaande maatregelen treffen. De auteur van het andere amendement onderschrijft deze opmerking. Hij herinnert er tevens aan dat in de Europese richtlijn uitdrukkelijk is opgenomen dat minimale opleidings- en vormingsvereisten voor de helpers van de keurders-dierenartsen moeten worden vastgelegd. Hij gaat ervan uit dat het om dezelfde helpers gaat waarvan reeds sprake is in de wet van 1991.

Tijdens de besprekingen van de wet van 1991 was men zeer nauwkeurig over de vormings- en opleidingsvereisten die men aan deze helpers zou opleggen.

In het huidige wetsontwerp laat men nochtans toe dat het om personeel van het slachthuis gaat. Op deze wijze wordt de definitie van helper ­ zoals men deze voorstond in 1991 ­ niet gevolgd.

De minister van Volksgezondheid en Pensioenen erkent dat de Europese richtlijn België toelaat verdergaande maatregelen te nemen.

Tevens wijst de minister er op dat in artikel 21 uitdrukkelijk is bepaald dat de Koning voorwaarden kan opleggen : het is in elk geval de bedoeling om opleidings- en vormingsvoorwaarden bij koninklijk besluit vast te leggen. De andere voorwaarden die zullen worden vastgelegd zijn :

­ een systeem van zelfcontrole, waarbij keuringen « ante mortem » de regel worden :

­ in de pluimveesector en wellicht in de toekomst in de varkenssector een systeem van controle per lot : zo wordt niet meer elk dier afzonderlijk gecontroleerd maar worden de dieren per lot onderzocht in het bedrijf. Men krijgt een certificaat van de keurder van het bedrijf die de historiek weergeeft van de hele veestapel en van heel het lot. Dit certificaat zal de dieren vergezellen naar het slachthuis.

Het doel is een selectie te laten doorvoeren door de helpers van de keurder in het slachthuis en de twijfelgevallen in elk geval te laten onderzoeken door een dierenarts. Men mag niet uit het oog verliezen dat met het nieuwe systeem er in elk slachthuis twee dierenartsen aanwezig zullen zijn : één dierenarts van het IVK en één dierenarts van het slachthuis zelf, die verantwoordelijk is voor de hygiënische controle. De helpers die onderzoeken moeten doen, zullen steeds onder leiding staan van de dierenarts van het IVK.

De indiener van één van de amendementen verzet zich tegen de controle per lot : hij ziet in deze evolutie een duidelijk overwicht van het economisch belang ten nadele van de volksgezondheid. De andere auteur deelt deze mening.

De minister van Volksgezondheid en Pensioenen weerlegt dit en zegt dat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat controle per lot, gekoppeld aan het systeem van IKB ­ Integrale ketenbewaking (1), meer garanties kan bieden voor de consument dan het huidige systeem.

IV. STEMMINGEN

Het amendement nr. 1 van de heer Hazette en het amendement nr. 2 van mevrouw Dardenne ­ beide strekkende tot opheffing van artikel 21 van de wet ­ worden verworpen met 6 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt ongewijzigd aangenomen met 6 stemmen bij 2 onthoudingen.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit verslag.

De Rapporteur,
Jacques SANTKIN.
De Voorzitter,
Lydia MAXIMUS.

TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN


Zie Gedr. St. 1-579/4


(1) Op deze wijze wordt het dier gevolgd vanaf zijn geboorte tot op het moment van de slachting.