1-589/2

1-589/2

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

22 APRIL 1997


Wetsontwerp tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 1bis (nieuw)

Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 1bis. ­ De wet van 31 mei 1888 tot invoering van de voorwaardelijke invrijheidstelling in het strafstelsel wordt afgeschaft. »

Verantwoording

De Commissie-Dutroux heeft overduidelijk het faillissement van deze wet aangetoond. Ook andere senatoren hebben in het verleden reeds gesteld dat de resocialisatie-filosofie die achter het voorwaardelijk vrijlatingsbeleid schuilgaat, tot teleurstellende resultaten geleid heeft (Gedr. St. Senaat, BZ nr. 1-40/1 van senator Erdman) en bron is van grote rechtsonzekerheid. Aangezien actueel zeer veel rechters rekening houden met de vervroegde vrijlating en precies daarom een driemaal zwaardere straf uitspreken, is dit systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling contraproductief geworden. Dit systeem plaatst niet alleen de veroordeelde in een positie van rechtsonzekerheid. Ook het slachtoffer en de hele samenleving wordt in deze positie gewrongen.

Daarom is de eenvoudige afschaffing van het systeem beter dan de invoering van een vrijlatingscarroussel, die de positie van de eerste rechter helemaal ondermijnt en door de publieke opinie allerminst aanvaard zal worden. Het argument dat de veroordeelde steeds een perspectief moet hebben om ooit nog eens vrij te komen (argument dat voor bepaalde criminelen, genre Dutroux, nooit mag gelden), kan ondervangen worden door de invoering van een systeem van strafverlenging bij slecht gedrag. Daartoe kan door de strafrechter tesamen met het vonnis een veiligheidsperiode worden ingebouwd.

Nr. 2 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ In ieder rechtsgebied van een hof van beroep wordt één strafuitvoeringsrechtbank opgericht. Voor het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Brussel worden evenwel twee van dergelijke rechtbanken ingesteld.

De Koning bepaalt voor elke strafuitvoeringsrechtbank de strafinrichtingen waarvoor zij bevoegd is. Hij bepaalt tevens de zetel van deze rechtbanken. »

Verantwoording

Het eindrapport van de Commissie-Dutroux heeft het wel degelijk over een strafuitvoeringsrechtbank en niet over commissies. Groot verschil is uiteraard het principieel openbaar en tegensprekelijk karakter van de procedure. Het kan immers niet zijn dat een schimmige commissie, zonder enige inkijk vanwege pers en publiek, voor een ongebreidelde versoepeling kan zorgen van de vrijlatingen.

Mutatis mutandis wordt ook de titel van het ontwerp aangepast in « Wetsontwerp tot instelling van de strafuitvoeringsrechtbanken ».

Nr. 3 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. ­ Iedere strafuitvoeringsrechtbank bestaat uit drie rechters. Eén van hen behoort tot de rechtbank van eerste aanleg, één tot het hof van beroep en één tot de rechtbank die de gevangene in laatste aanleg veroordeeld heeft. »

Verantwoording

Het kan niet zijn dat het vrijlatingsbeleid in handen wordt gegeven van socio-, crimino- of psychologen. Deze zogenaamde experts kunnen natuurlijk wel een rol spelen bij de adviesverstrekking. De betrokkenheid van de eerste rechter bij de procedure verhoogt vanzelfsprekend de dossierkennis over de veroordeelde.

Nr. 4 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Logisch gevolg van amendement 3.

Nr. 5 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 7

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 7. ­ De strafuitvoeringsrechtbank is bevoegd om te oordelen over de diverse aspecten van de strafuitvoering, inzonderheid de zwaarte van het gevangenisregime, de toepassing van het genaderecht en de gebeurlijke strafverzwaring bij slecht en of onrechtmatig gedrag tijdens de duur van de gevangenschap. Zij houdt tevens toezicht op de uitvoering van gebeurlijke alternatieve sancties. »

Joris VAN HAUTHEM.

Nr. 6 VAN DE HEER BOUTMANS

Art. 11

Dit artikel aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De zittingen zijn openbaar. Nochtans kan de commissie bij gemotiveerde beslissing van deze regel afwijken voor de behandeling van het geheel of een gedeelte van de zaak, indien de veiligheid, de openbare orde of de goede zeden het vereisen, dan wel de bescherming van het privé-leven van de veroordeelde, het slachtoffer of andere personen die in het dossier ter sprake komen. »

Verantwoording

De openbaarheid van de zittingen is de regel bij alle gerechtelijke instanties, en terecht. Ook de Raad van State heeft daar in zijn advies op gewezen.

De openbaarheid opent ook de mogelijkheid op een kritische begeleiding van deze instantie door de openbare opinie; ze schept meer garanties voor zowel de veroordeelde als de eventuele slachtoffers; ze schept de mogelijkheid voor partners en familieleden om het lot van de veroordeelde beter te volgen en hem desgewenst door hun tegenwoordigheid enige steun te betuigen.

De voorgestelde afwijkingen houden voldoende garanties in voor de goede werking van de commissie en de bescherming van de rechtmatige belangen die in het geding kunnen zijn.

Eddy BOUTMANS.