1-540/2

1-540/2

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

19 NOVEMBER 1997


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER SANTKIN

Art. 1bis (nieuw)

Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Artikel 1bis. ­ In hoofdstuk III, afdeling 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet wordt een onderafdeling 4bis ingevoegd met het opschrift « Gevolgen van de niet-uitvoering van de kredietovereenkomst door de consument », bestaande uit een artikel 27bis, luidende :

« Art. 27bis. ­ § 1. Bij de ontbinding of het opeisbaar worden van de overeenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen of wegens een gewone wanbetaling mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld :

­ het verschuldigd saldo;

­ het bedrag van de vervallen en niet-betaalde intresten;

­ het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest.

§ 2. De overeengekomen nalatigheidsintrest mag voor de kredietopeningen niet hoger liggen dan de laatst toegepaste debetrente en voor andere kredietovereenkomsten niet hoger dan het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage, verhoogd met een coëfficiënt van maximum 10 %.

De nalatigheidsintrest mag alleen toegepast worden op het verschuldigde saldo, bestaande uit het in hoofdsom te storten bedrag om het kapitaal af te lossen of terug te betalen en, in voorkomend geval, het bedrag van de vervallen en niet-betaalde intresten gekapitaliseerd overeenkomstig artikel 1154 van het Burgerlijk Wetboek.

§ 3. Elke betaling gevraagd overeenkomstig § 1 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een bewijsstuk dat gratis aan de consument overhandigd wordt.

De Koning kan bepalen welke vermeldingen het bewijsstuk moet bevatten en kan een model van afrekening opleggen. »

Nr. 2 VAN DE HEER SANTKIN

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 2. ­ Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 28. ­ Voor niet geschreven wordt gehouden elk beding dat in geval van niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen straffen of schadevergoedingen oplegt die niet bepaald zijn door deze wet, en met name nalatigheidsintresten die hoger liggen dan wat bepaald is in artikel 27bis, § 2. »

Nr. 3 VAN DE HEER SANTKIN

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 3. ­ Artikel 90 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 90. ­ Bij de ontbinding of het opeisbaar worden van de overeenkomst wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen kan de rechter aan de kredietgever een vergoeding toekennen die niet hoger mag liggen dan 10 % van het verschuldigde saldo. »

Verantwoording

De amendementen nrs 1, 2 en 3 beogen de tekst van het wetsvoorstel integraal te vervangen rekening houdend met de bezinningsnota ingediend door de vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie.

Artikel 1bis

Dit artikel beoogt een nieuwe onderafdeling in te voegen met het opschrift « Gevolgen van de niet-uitvoering van de kredietovereenkomst door de consument ». Het is immers een belangrijke materie die terecht onder een aparte titel samengebracht kan worden. Deze nieuwe onderafdeling bevat aldus een nieuw artikel 27bis .

Het nieuwe artikel 27bis behandelt alle gevolgen van de niet-uitvoering van de kredietovereenkomsten op dezelfde wijze, of het gaat om de ontbinding van de overeenkomst, het opeisbaar worden van de overeenkomst of om een gewone wanbetaling. Er wordt evenmin een onderscheid gemaakt wanneer het gaat om een kredietoperatie met vaste termijnen dan wel om een kredietopening.

§ 1. In alle gevallen kunnen volgens de overeenkomst slechts drie betalingsposten aangerekend worden :

1º het verschuldigde saldo, dat wil zeggen het in hoofdsom te betalen bedrag, met aftrek van de kosten en de intresten. Om het bedrag in hoofdsom te onderscheiden van de intresten en de kosten is een aflossingstabel noodzakelijk, zoals bij de hypothecaire kredieten;

2º het bedrag van de vervallen en niet-betaalde intresten, dat wil zeggen het bedrag van de maandelijkse afbetaling, waarvan het verschuldigde saldo afgetrokken is;

3º het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest.

§ 2. De rentevoet van de overeengekomen nalatigheidsintrest mag niet meer dan 10 % hoger liggen dan de laatst toegepaste debetrente of het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage.

De nalatigheidsintrest mag wel degelijk hoger liggen dan het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage of de toegepaste debetrente om de kredietgever te vergoeden voor het verlies dat hij lijdt door het niet-beschikbaar zijn van de kapitalen.

Het is evenwel uitgesloten dat de nalatigheidsintrest toegepast wordt op bedragen die zelf uit intresten bestaan. Er dient op gewezen te worden dat het anatocisme slechts toegestaan is indien de intresten gekapitaliseerd kunnen worden overeenkomstig artikel 1154 van het Burgelijk Wetboek. In de praktijk mag de nalatigheidsintrest slechts toegepast worden op het verschuldigde saldo, dat wil zeggen het in hoofdsom te storten bedrag om het geleende of opgenomen kapitaal af te lossen of terug te betalen.

§ 3. De consument moet in staat gesteld worden de betalingen die van hem gevraagd worden, te kennen, begrijpen en controleren.

De kredietgever moet dus gratis een bewijsstuk overhandigen met vermelding van elke uitgavenpost. De Koning kan bepalen welke vermeldingen dit stuk moet bevatten en kan een model van afrekening opleggen.

Artikel 2

Deze bepaling vervangt artikel 28 dat zich in onderafdeling 5 « Onrechtmatige bedingen » bevindt.

Bedingen die straffen of schadevergoedingen bevatten waarover de wet niet spreekt, zijn verboden en worden voor niet geschreven gehouden.

Artikel 3

Deze bepaling vervangt artikel 90 dat zich in de afdeling « Burgerlijke straffen » bevindt.

Terwijl artikel 28 elk schadevergoedingsbeding verbiedt dat niet in artikel 27bis vermeld wordt, moet de kredietgever toch de mogelijkheid worden geboden een schadevergoeding te vragen die niet voortkomt uit de toepassing van een nalatigheidsintrest op het verschuldigde saldo.

Indien de rechter die zich hierover moet uitspreken, deze eis gerechtvaardigd acht, kan hij een forfaitaire vergoeding toekennen die niet meer dan 10 % van het verschuldigde saldo mag bedragen.

Jacques SANTKIN.

Nr. 4 VAN DE REGERING

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 1bis (nieuw)

In het voorgestelde artikel 27bis , § 1, tweede streepje, en § 2, tweede lid, de woorden « bedrag van de vervallen en niet-betaalde intresten » vervangen door de woorden « bedrag van de vervallen en niet-betaalde intresten en kosten ».

Verantwoording

In het consumentenkrediet omvatten de totale kosten van het krediet niet alleen de intresten van het geleende geld maar ook de kosten die verbonden zijn aan het sluiten en aan de uitvoering van het krediet (artikel 1, 5º). Deze totale kosten die uitgedrukt zijn in een jaarlijks percentage, vormen aldus het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage (artikel 1, 6º).

Men moet in amendement nr. 1 dus preciseren dat men niet alleen de financiële interesten beoogt, maar ook al de kosten die verbonden zijn aan het sluiten en aan de uitvoering van het krediet, die trouwens in het jaarlijks kostenpercentage begrepen zijn.

Nr. 5 VAN DE REGERING

(Subamendement op amendement nr. 1)

Art. 1bis (nieuw)

Het voorgestelde artikel 27bis, § 1, aanvullen met de volgende bepaling :

« In afwijking van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek wordt iedere betaling gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, eerst aangerekend op het verschuldigde saldo. »

Verantwoording

De aanrekening van de betalingen wordt geregeld bij artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek op aanvullende wijze : de schuldenaar kan zonder de instemming van de schuldeiser de betalingen niet op het kapitaal in plaats van op de intresten aanrekenen.

De kredietgevers bepalen aldus systematisch in hun overeenkomsten dat de betalingen eerst op de intresten worden aangerekend.

Indien deze manier van handelen niet te betwisten valt bij een normale uitvoering van de overeenkomst ­ de partijen blijven hun volledige vrijheid behouden om een aflossingsplan op te stellen ­ gaat het er anders aan toe wanneer de overeenkomst ontbonden wordt krachtens artikel 29 van de wet. In dit geval moet men zonder meer bepalen dat de betalingen eerst zullen worden aangerekend op het verschuldigd saldo en daarna pas op de intresten.

Zo niet, dan vermindert het verschuldigd saldo niet, ondanks regelmatige betalingen van de schuldenaar, en door de nalatigheidsintresten blijft de totale schuld toenemen.

Nr. 6 VAN DE REGERING

Art. 1ter (nieuw)

Een artikel 1ter (nieuw) invoegen, luidende :

Artikel 1 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling :

« 18º het kapitaal : de schuld in hoofdsom die het voorwerp uitmaakt van de kredietovereenkomst;

19º het verschuldigd blijvend saldo : het bedrag in hoofdsom dat moet worden gestort om het kapitaal af te lossen of terug te betalen;

20º de nalatigheidsintrestvoet : de actuariële intrestvoet toegepast op het verschuldigd saldo en uitgedrukt in een percentage op jaarbasis of op periodieke basis. »

Verantwoording

De definities bedoeld in 18º, 19º en 20º worden ingevoegd ingevolge de wijzigingen in het nieuwe artikel 27bis , ingevoegd door amendement nr. 1. Zij hebben tot doel de grondslag te bepalen voor de berekening van de nalatigheidsintresten en boetes. Het woord « hoofdsom », bedoeld in 18º en 19º moet begrepen worden als zijnde het verschuldigd bedrag in kapitaal. Met het oog op de gelijkvormigheid met de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet zijn de voorgestelde begrippen, behalve de definitie van de nalatigheidsintrestvoet, geïnspireerd op deze wet. Noch artikel 14, § 3, 11º, van de wet, noch artikel 28 vermelden de aard van de nalatigheidsintrestvoet : periodiek of jaarlijks, actuarieel of nominaal. Met het oog op de eenvormigheid en de transparantie is het wenselijk deze rentevoet te definiëren en vergelijkbaar te maken met het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage en de debetrentevoet.

Nr. 7 VAN DE REGERING

Art. 1quater (nieuw)

Een artikel 1quater (nieuw) invoegen, luidende :

« In artikel 14 van dezelfde wet wordt een § 4bis ingevoegd, luidende :

« § 4bis. Het aanbod moet tevens een aflossingsplan bevatten dat de samenstelling van iedere periodieke betaling moet geven in afgelost kapitaal, totale kosten van het krediet en voor de kredietopening in afgelost kapitaal, de debetintresten en bijbehorende kosten, alsmede het verschuldigd blijvend saldo na iedere betaling. »

Verantwoording

Teneinde op elk ogenblik het verschuldigd saldo aan kapitaal te kunnen bepalen, is het nodig in een aflossingstabel te voorzien. Een dergelijke tabel wordt verplicht gesteld door het nieuwe artikel 27bis , § 2, tweede lid, ingevoegd door amendement nr. 1.

Nr. 8 VAN DE REGERING

Art. 2bis (nieuw)

Een artikel 2bis (nieuw) invoegen, luidende :

« In artikel 29 van dezelfde wet worden de woorden « waarbij de kredietgever gemachtigd wordt de onmiddellijke betaling van de nog te vervallen termijnen te eisen » vervangen door de woorden « dat in de opeisbaarheid voorziet »;

Verantwoording

De wijziging van artikel 29 komt voort uit de nieuwe definities van kapitaal en verschuldigd blijvend saldo evenals de beperking van de bedragen die de kredietgever kan vragen in geval van opeisbaar worden, verbreking of ontbinding van de overeenkomst.

Gelet op het nieuwe artikel 27bis, ingevoegd door amendement nr. 1, is het immers niet meer mogelijk de onmiddellijke betaling te eisen van de te vervallen stortingen.

Vice-eerste minister
en minister van Economie en Tewerkstelling,

Elio DI RUPO