1-457/2

1-457/2

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

30 OKTOBER 1996


Wetsontwerp houdende instemming met het Document waarover de partijen bij het Verdrag van 19 november 1990 inzake conventionele strijdkrachten in Europa overeenstemming hebben bereikt, gedaan te Wenen op 31 mei 1996


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW LIZIN


I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa (C.F.E. ­ Conventional Forces in Europe ) van 1990 is een verdienstelijk en effectief verdrag van wapenbeheersing, dat een belangrijke bijdrage leverde tot de toenadering tussen Oost en West.

De naleving van het verdrag bleef onvolledig, met name in de Russische « flanken », een zone waarvoor volgens het C.F.E.-verdrag speciale plafonds voor militaire uitrusting gelden.

De andere verdragsstaten stelden een overtreding van het verdrag vast aan Russische zijde, maar toonden ook begrip voor Rusland.

Met de veranderde toestand in Europa, zijn de strategische prioriteiten van Rusland gewijzigd : Rusland wenst in het Westen minder troepen te concentreren, maar wil de stabiliteit in het Kaukasische gebied verzekeren door de aanwezigheid van strijdkrachten in de zuidflank van Rusland.

Het C.F.E.-verdrag is aan modernisering toe, want het is gebaseerd op het bestaan van twee blokken. Rusland dreigde uit het verdrag te stappen. Wij willen Rusland ervan overtuigen verdragspartij te blijven. In afwachting van de globale aanpassing van het verdrag ­ een proces dat aan de gang is ­ willen we het verdrag leefbaar maken voor de Russen, met name door een regeling te vinden voor hun probleem in de flanken.

Om die redenen heeft België, samen met zijn N.A.V.O.-bondgenoten, Rusland steeds aangespoord tot een compromis over de stationering van strijdkrachten in de flanken. Het in Wenen op 31 mei 1996 bereikte C.F.E.-flankenakkoord is daar het resultaat van.

Dit akkoord hertekent de grens van de flankzone, waardoor bepaalde uitrusting die in de flanken in overtal aanwezig is, buiten de flanken komt te staan. Tevens krijgt Rusland 3 jaar uitstel om de afspraken na te leven. Als compensatie voor die toegevingen voert het akkoord onder andere een stelsel in van verhoogde inspectie op de naleving van het akkoord.

Er is haast gemoeid met de parlementaire goedkeuring. Het akkoord bepaalt dat, indien alle verdragsstaten hun instemming met het akkoord niet meedelen aan de depositaris voor 15 december 1996, het hele akkoord opnieuw herzien moet worden.

II. BESPREKING

Een lid wenst meer informatie over de toepassing van het akkoord in de praktijk. Het verdrag gaf aan hoeveel tanks, pantservoertuigen, artilleriestukken, enz. (maximumgrens per categorie van militaire uitrusting) zich op 31 mei 1999 nog mogen bevinden in het gebied dat beschreven wordt in artikel 5, § 1, van het verdrag. Het zou interessant zijn te weten hoeveel wapenreducties er al hebben plaatsgehad.

De minister verklaart dat de nieuwe afspraken over wapenreducties tegen 31 mei 1999 nageleefd moeten worden. Sommige bepalingen gelden echter bij wijze van voorlopige toepassing reeds vanaf 31 mei 1996.

In de flankzone, zoals die op het ogenblik van de ondertekening van het C.F.E.-verdrag (1990) opgevat werd, gelden nieuwe plafonds (hogere aantallen dan die welke in 1990 in het C.F.E.-verdrag vastgelegd waren) :

Russische « oude » flank :

­ gevechtstanks : 1 800 (1 300 volgens C.F.E.-verdrag 1990) vanaf 31 mei 1999;

1 897 tijdens de voorlopige toepassing van het akkoord (dus vanaf 31 mei 1996);

­ pantservoertuigen : 3 700 (1 380 volgens C.F.E.-verdrag 1990) vanaf 31 mei 1999;

4 397 vanaf 31 mei 1996;

­ artillerie : 2 400 (1 680 volgens C.F.E.-verdrag 1990) vanaf 31 mei 1999;

2 422 vanaf 31 mei 1996.

Oekraïense « oude » flank :

­ gevechtstanks : 400 (volgens C.F.E.-verdrag 1990) vanaf 31 mei 1996;

­ pantservoertuigen : 400 (volgens C.F.E.-verdrag 1990) vanaf 31 mei 1996;

­ artillerie : 350 (volgens C.F.E.-verdrag 1990) vanaf 31 mei 1996.

De flankzone in de voormalige Sovjet-unie, waarvoor de plafonds bepaald in het C.F.E.-verdrag van 1990 blijven gelden, wordt hertekend, zodat de plafonds van 1990 nu in een kleiner gebied gelden.

Volgende gebieden worden uit de flankzone gelicht :

· in Rusland : de oblasten Pskov, Volgograd, Astrachan, het oostelijk deel van de oblast Rostov;

· in Oekraïne : de oblast Odessa.

Tevens krijgt Rusland 3 jaar uitstel voor wat de uitvoering van het akkoord betreft. Deze toegeving kan gecontroleerd worden. Indien dit compromis met Rusland niet was bereikt, dan dreigde Rusland af te haken en dan behoorde het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten tot de verleden tijd.

De minister onderstreept dat ook bijkomende transparantiemaatregelen, in de vorm van frequentere uitwisselingen van informatie en bijkomende inspecties, zijn overeengekomen.

Het lid herhaalt haar vraag of reeds een begin werd gemaakt met de wapenreducties.

De minister antwoordt ontkennend wat betreft Rusland.Er is geen reden tot pessimisme. De minister onderstreept wel het belang van een spoedige bekrachtiging van de voorliggende overeenkomst. Indien het Document waarover de partijen overeenstemming hebben bereikt, niet zou worden bekrachtigd, zou dit Rusland zeer wantrouwig stemmen.

III. STEMMINGEN

De artikelen 1 en 2, alsmede het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De Rapporteur,
Anne-Marie LIZIN.
De Voorzitter,
Valère VAUTMANS.

TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Het Document waarover de partijen bij het Verdrag van 19 november 1990 inzake conventionele strijdkrachten in Europa overeenstemming hebben bereikt, gedaan te Wenen op 31 mei 1996, zal volkomen uitwerking hebben.