1-29

1-29

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 7 MARS 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 7 MAART 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER COVELIERS AAN DE EERSTE MINISTER OVER « EEN HUISZOEKING DOOR HET HOOG COMITE VAN TOEZICHT IN HET KABINET WETSTRAAT 16 EN DE INTREKKING VAN EEN VACATURE BIJ HETZELFDE COMITE »

QUESTION ORALE DE M. COVELIERS AU PREMIER MINISTRE SUR « UNE PERQUISITION EFFECTUÉE PAR LE COMITÉ SUPÉRIEUR DE CONTRÔLE AU CABINET DU 16 DE LA RUE DE LA LOI ET LE RETRAIT D'UN AVIS DE VACANCE D'EMPLOI À CE MÊME COMITÉ »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Coveliers aan de Eerste minister over « een huiszoeking door het Hoog Comité van toezicht in het kabinet Wetstraat 16 en de intrekking van een vacature bij hetzelfde comité ».

Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, in 1993 gebeurde op vordering van onderzoeksrechter Bruno Bulté een huiszoeking op het adres Wetstraat 16. De privé-secretaris van de heer Dehaene zou hier geviseerd zijn.

Kan de Eerste minister mij mededelen hoe vaak er een huiszoeking gebeurde in het kabinet, Wetstraat 16 te Brussel tijdens zijn ambtsperiode ?

Dienstorder 640 van 12 april 1995 verklaarde een plaats van administrateur bij het Hoog Comité van toezicht vacant. Een benoeming zou gebeuren door een verhoging van graad. Op 28 april 1995 waren een aantal kandidaturen tijdig ingediend. Dienstorder 641 van 18 mei 1995 deelde mee dat dienstorder 640 van 10 april 1995 werd ingetrokken.

Bestaat er enig verband tussen beide gebeurtenissen ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Van Rompuy, die antwoordt namens de Eerste minister.

De heer Van Rompuy, Vice-Eerste minister en minister van Begroting. ­ Mijnheer de Voorzitter, ziehier het antwoord van de Eerste minister.

« Tijdens mijn ambtsperiode als Eerste minister is er op Wetstraat 16 één huiszoeking gebeurd. Daarenboven kwam er een vraag van onderzoeksrechter Bulté om het Hoog Comité bepaalde stukken te laten inkijken in verband met vroegere beslissingen van de Ministerraad. Het ging om stukken met betrekking tot koninklijk besluit nummer 78 van 10 november 1967 betreffende de geneeskunst, de uitoefening van de daaraan verbonden beroepen en de geneeskundige commissies en koninklijk besluit nummer 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren.

Dienstorder 640, waarbij de plaats van administrateur bij het Hoog Comité van toezicht vacant werd verklaard, stelde dat de functie enkel door verhoging in graad te begeven was. Deze beslissing was niet gemotiveerd.

Daar een personeelslid tegen deze zienswijze heeft geprotesteerd en terecht inriep dat de betrekking ook bij wijze van graadverandering kon worden begeven, werd dienstorder 640 op 12 mei 1995 ingetrokken. Ondertussen was de Regering ontslagnemend en in een periode van lopende zaken kunnen er geen bevorderingen gebeuren. Om die reden werd de betrekking niet opnieuw vacant verklaard.

Bij de vorming van de huidige Regering werden de bevoegdheden van de Eerste minister met betrekking tot het Hoog Comité van toezicht overgedragen aan de minister van Ambtenarenzaken.

Uit dit alles blijkt duidelijk dat er geen enkel verband is tussen de huiszoeking op mijn kabinet en de intrekking van dienstorder 640 dat de betrekking van administrateur vacant verklaarde. »

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coveliers voor een repliek.

De heer Coveliers (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk moeilijk een repliek te geven op het antwoord van de Eerste minister, wanneer hij hier niet aanwezig is. Ik wil de Vice-Eerste minister toch een paar bijkomende vragen stellen, die hij dan aan de Eerste minister kan doorspelen.

Een van de verantwoordelijkheden van het Hoog Comité van toezicht heeft bij de procureur des Konings klacht ingediend tegen een andere commissaris van het Hoog Comité. Toen de betrokkene informatie vroeg over het onderzoek en over de huiszoeking in het kabinet van Wetstraat 16, werd hem geantwoord dat « het gedaan moest zijn daarvover vragen te stellen, want dat hij anders wel eens zou worden afgerammeld ». De procureur des Konings heeft daarover een onderzoek gedaan en de zaak zonder gevolg geklasseerd, maar de feiten zelf worden niet betwist.

Het personeelslid, dat vragen had gesteld omtrent de huiszoeking op Wetstraat 16 en daarvoor op een zeker ogenblik met fysisch geweld werd bedreigd, was kandidaat voor de bewuste betrekking en kwam er overigens voor in aanmerking. Men moet begrijpen dat hierbij vragen rijzen.

De Vice-Eerste minister antwoordt nu namens de Eerste minister dat na het verspreiden van dienstorder 640 bleek dat de functie niet alleen te begeven was door verhoging van graad, maar ook door verandering van graad. Waar houden de leden van het kabinet van de Eerste minister zich dan mee bezig vóór zo'n dienstorder wordt opgesteld ? Wisten zij vooraf echt niet dat die functie ook kon worden begeven door verandering van graad ?

Men zal mijn wantrouwen begrijpen, vooral aangezien de persoon, die in aanmerking kwam om door verandering van graad die functie te begeven, precies het personeelslid is dat met betrekking tot de huiszoeking erg gewillig is geweest ten opzichte van de titularis van het kabinet in Wetstraat 16. Daar komt nog bij dat de Eerste minister het Hoog Comité van toezicht blijkbaar weg wil, het corruptieonderzoek wil laten stilleggen en alleen nog een administratief onderzoek wil laten doen. Deze zaak is dus allesbehalve duidelijk en de Eerste minister zou meer uitleg moeten geven dan het beperkt antwoord dat hij de Vice-Eerste minister heeft laten voorlezen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Van Rompuy.

De heer Van Rompuy, Vice-Eerste minister en minister van Begroting. ­ Mijnheer Coveliers, u hebt me gevraagd uw woorden over te brengen aan de Eerste minister. Dat zal ik plichtsgetrouw doen.

De heer Coveliers (VLD). ­ Daar twijfel ik niet aan, mijnheer de Vice-Eerste minister.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.