1-163/1

1-163/1

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

20 NOVEMBER 1995


Wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet, van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat en van de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten

(Ingediend door mevr. Thijs c.s.)


TOELICHTING


Het Sint-Michielsakkoord heeft de Gewesten en Gemeenschappen meer bevoegdheden gegeven en het voortbestaan van de provincies bevestigd.

De provincies moeten een goed functionerende tussenschakel vormen tussen de federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen enerzijds en de gemeenten anderzijds.

We stellen vast dat de provinciewet kort na de onafhankelijkheid van België tot stand kwam en uiteenlopende wijzigingen onderging, maar tot heden onvoldoende waarborgen biedt voor de democratische beslissingskracht van de provincieraden.

In afwachting van een regionalisering van de provinciewet wil dit voorstel de provincies als instelling aanpassen en moderniseren, zodat ze beter passen in de nieuwe federale Staat maar tevens een garantie bieden voor een doorzichtige democratische werking.

Vooreerst is de werking van de provincieraad aan een vernieuwing toe. De primauteit van dit democratisch verkozen orgaan moet meer dan vroeger tot uiting komen. Daartoe is het in eerste instantie noodzakelijk dat de leden van de provincieraad de hun opgedragen controletaak effectief kunnen uitoefenen. Een betere informatie van de provincieraad moet het debat in die raad en het provinciaal beleid in het algemeen nieuw leven inblazen.

De voorgestelde wijzigingen moeten de provincies toestaan een moderne werkwijze toe te passen en een aantal verouderde bepalingen te vervangen.

Verder wordt aan de bestendige deputatie het voorbereidende onderzoek opgedragen van alle zaken die aan haar of aan de raad worden toevertrouwd en wordt de bezoldigingsregeling van de provinciegriffiers en het provinciepersoneel aangepast.

Een tweede reeks wijzigingen betreft het meer doorzichtig maken en de democratisering van het provinciaal beleid. Het inzagerecht en het recht op informatie van de burger wordt gegarandeerd en er wordt gepleit voor een inspraakgerichte, adviserende rol van de belangstellende burger of de organisaties die hem vertegenwoordigen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 2, 3, 14 en 15

Deze artikelen beogen het statuut van de provincieraadsleden te verbeteren. Een raadslid, dat wegens een fysieke handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, mag zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Het lid dat een ouderschapsverlof wenst te nemen kan zich laten vervangen. De berekeningswijze van het presentiegeld moet in de provinciewet opgenomen worden en zal voortaan voor alle provincieraadsleden gelijk zijn.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt het minimum aantal vergaderingen van de provincieraad.

Artikel 5

Alhoewel in alle provincies reeds commissies, afdelingen of secties bestaan is het toch belangrijk dit bestaan principieel vast te leggen in de provinciewet. In het reglement van orde kunnen deze concreet geregeld worden.

Artikel 6

Openbaarheid geldt als principe. Dit artikel bepaalt echter uitdrukkelijk over welke beleidsmateries de raad al dan niet openbaar dient te vergaderen.

Artikelen 7 en 13

Deze artikelen regelen, naar analogie met de gemeentewet, de wijze van stemming zodat ook moderne technieken aan bod kunnen komen. De huidige wijze van stemming is een logge administratieve procedure die tijdrovend is en een vlot verloop van de werkzaamheden in de raad verhindert. De huidige wijze van stemmen blijft wel behouden voor de voordrachten van kandidaten voor de rechterlijke macht.

Artikel 8

Bij het begin van de vergadering van de provincieraad worden de notulen van de vorige vergadering niet meer voorgelezen, maar liggen ze ter inzage, overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de raad.

Artikel 9

Deze wijziging komt tegemoet aan de wens van de raadsleden om zo vlug mogelijk een verslag te krijgen van de vergaderingen van de raad.

Artikel 10

De wijziging laat de raadsleden toe gedurende een langere periode kennis te nemen van de agendapunten en zich hierover een oordeel te vormen aan de hand van de dossierstukken.

Artikel 11

Het raadslid moet zijn agendapunt tijdig aan de voorzitter bezorgen, samen met een verklarende nota en de stukken die zullen gebruikt worden tijdens de uiteenzetting.

Artikel 12

Binnen het streven naar grotere openbaarheid is het gewenst dat de openbare raadsvergaderingen zo ruim mogelijk bekendgemaakt worden.

Artikelen 16 en 17

Deze artikelen leggen het inzage-, vraag- en informatierecht van de provincieraadsleden expliciet vast. Momenteel regelen de artikelen 65, vierde lid, en 120, tweede en derde lid, van de provinciewet dat inzagerecht. Over de exacte draagwijdte van deze bepalingen bestaat echter discussie, aangezien niet duidelijk is of het inzagerecht beperkt blijft tot zaken van louter provinciaal belang of ook kan uitgebreid worden tot de zaken van algemeen belang.

De verduidelijkingen die dit wetsvoorstel aanbrengt zullen ongetwijfeld tot meer rechtszekerheid en de gelijke behandeling van alle provincieraadsleden leiden.

Dit wetsvoorstel wil het inzagerecht van elk provincieraadslid expliciet uitbreiden tot de medebewindstaken die aan de gouverneur en de bestendige deputatie zijn toegewezen. Alhoewel de gouverneur en de bestendige deputatie in de uitoefening van die opdrachten strikt genomen niet optreden als louter provinciaal orgaan, kan niet ontkend worden dat die aangelegenheden in belangrijke mate het bestuur van de provincie kunnen aanbelangen. Het is daarom aangewezen dat de provincieraadsleden ook in die materies het recht krijgen om adequaat geïnformeerd te worden.

Om de werkelijke uitoefening van het inzagerecht mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat ook de nodige praktische regelingen worden getroffen. Daarom wordt de verplichting ingesteld om een register van in- en uitgaande stukken aan te leggen. Hierdoor worden de provincieraadsleden in de mogelijkheid gesteld om kennis te nemen van het bestaan van stukken die eventueel later het voorwerp kunnen zijn van het inzagerecht.

In § 2 van het voorgestelde artikel 65bis wordt het algemeen vraag- en informatierecht van de individuele provincieraadsleden vastgelegd. Door die innovatie zal de controletaak van de provincieraad ontegensprekelijk aan belang winnen. Op gemeentelijk vlak werd het vraagrecht van de gemeenteraadsleden met betrekking tot de politiebevoegdheden van de burgemeester erkend door de invoeging van artikel 133bis in de nieuwe gemeentewet (wet van 15 juli 1992).

Het recht van de provincieraadsleden om geïnformeerd te worden is in beginsel onbeperkt, tenzij het aangelegenheden betreft waarover overeenkomstig de wet geen informatie mag worden gegeven. In die hypothese moet ook aan de provincieraadsleden het informatierecht ontzegd worden.

Het spreekt bovendien vanzelf dat de uitoefening van het vraag- en informatierecht niet toelaat dat de provincieraad zich in de plaats zou stellen van de gouverneur of de bestendige deputatie. De informatieplicht in hoofde van de gouverneur en de bestendige deputatie heeft enkel tot doel de provincieraadsleden de gelegenheid te geven zich te informeren. De provincieraad kan geen beslissingen nemen of wijzigen, wanneer de zaak de eigen bevoegdheden van de deputatie of van de gouverneur betreft. De vraag en het antwoord kunnen daarom niet aan een stemming in de provincieraad onderworpen worden.

De concrete modaliteiten die het vraagrecht beheersen moeten worden bepaald in het reglement van orde. Het verdient nochtans aanbeveling om enkele minimumvoorwaarden wettelijk vast te leggen. Daarom bepaalt dit voorstel uitdrukkelijk de termijnen waarbinnen het antwoord op de geformuleerde vragen moet worden gegeven.

Artikelen 18 en 28

Met het oog op een meer doorzichtige besluitvorming stellen deze artikelen de verplichting in om een algemene beleidsnota te hechten aan het ontwerp van begroting dat ingevolge artikel 115 van de provinciewet door de bestendige deputatie wordt opgesteld.

Een vergelijkbare regeling bestaat al in de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd door de wet van 29 december 1988 (artikel 88). Ook artikel 79 van het reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt dat de begrotingen van de verschillende ministeriële departementen moeten vergezeld zijn van een beleidsnota.

De verplichting om een beleidsnota aan de begroting te hechten bestaat met andere woorden al op nationaal en gemeentelijk niveau. De voordelen ervan zijn dat de raadsleden met meer kennis van zaken de begroting kunnen beoordelen en dat de leden van de bestendige deputatie, als college maar ook individueel, verantwoording afleggen voor het door hen gevoerde beleid.

Met het oog op een uitvoerige bespreking in de provincieraad moet de beleidsnota vooraf aan de raadsleden worden meegedeeld samen met het ontwerp van begroting. Om een effectieve controle op het voorgestelde beleid mogelijk te maken, spreekt het vanzelf dat de inhoud van de beleidsnota moet voldoen aan enkele minimale vereisten. De algemene beleidsnota zal daarom alleszins vermelden wat de beleidsprioriteiten en doelstellingen zijn van de bestendige deputatie, de budgettaire middelen die uitgetrokken worden om die doelstellingen te bereiken en een kalender van de voltooiing van die doelstellingen.

Artikelen 19 en 23

Thans zijn de regelen inzake de Rijkscomptabiliteit van toepassing op de provincies. Zoals zovele aspecten van de provinciale organisatie, stamt deze regeling uit de periode waarin de provincies en hun organisatie als verlengden werden beschouwd van het centraal rijksbestuur. Nu sedert enkele jaren de provincies niet meer alsdusdanig worden beschouwd, is het niet langer noodzakelijk de boekhouding van de provincies conform de rijkscomptabiliteit te regelen.

Veel logischer is de boekhouding van alle lokale en regionale besturen (O.C.M.W., gemeenten en provincies), op eenzelfde, moderne leest te schoeien. De nieuwe gemeentelijke boekhouding lijkt daartoe een modern en aangepast instrument aan te reiken.

Artikel 20

Een aantal uitgaven die de provincieraad verplicht is elk jaar op de begroting van uitgaven te brengen worden geschrapt omwille van het feit dat deze voorbijgestreefd zijn of geen provinciale binding hebben.

Artikel 21

De provincieraad bepaalt het bedrag van de wedden van de door de provincie bezoldigde bedienden. Deze wijziging stelt de minimumwedde vast van deze bedienden, die niet lager mag zijn dan die toegekend aan de ambtenaren van de Gewesten, tewerkgesteld in de provinciale gouvernementen.

Artikel 22

Dit artikel wijzigt artikel 106, derde lid, en draagt aan de bestendige deputatie de zorg op voor het voorafgaand onderzoek van alle zaken die aan de raad of aan haarzelf worden onderworpen en niet enkel het voorafgaand onderzoek van de zaken van provinciaal belang. Daar de bestendige deputatie al deze zaken onderzoekt, is het niet meer dan logisch dat het college ook het voorafgaand onderzoek doet.

Artikel 24

De provinciale rekenplichtige heeft als dusdanig niet een statuut dat gelijklopend is met bij voorbeeld een gemeenteontvanger, zo kan hij geen dwanginvordering van de provinciale belastingen doen. Daarvoor moet hij een beroep doen op de Administratie der Directe Belastingen.

De provincies kunnen zelf instaan voor die invordering, wat in de meeste provincies trouwens reeds gebeurt. Daaraan echter moet worden gekoppeld dat ze ook de dwanginvordering moeten kunnen uitvoeren. Hiertoe moet het artikel 113bis van de provinciewet gewijzigd worden en de betrekking van provincieontvanger worden ingesteld.

Artikelen 25, 26 en 27

De provinciewet voorziet in de artikelen 114bis en 114ter dat provinciebedrijven worden opgericht om soepeler diensten van commerciële aard te kunnen verrichten en dat de Koning deze bedrijven moet aanduiden en de werkingsregels nader moet bepalen. Geen van beide is gebeurd.

Voorgesteld wordt de aanwijzing van provinciebedrijven over te laten aan de provincieraad en de werkingsregels door de provincieraad te laten bepalen.

Teneinde de democratische controle van de provincieraad over deze bedrijven te waarborgen wordt erin voorzien dat er jaarlijks een verslag zal uitgebracht worden voor de raad, in overeenstemming met de bepalingen van het reglement van orde. Tevens gelden ook voor deze bedrijven de bepalingen opgenomen in artikel 65bis, dat bij deze wet wordt ingevoegd.

Artikel 29

Deze wijziging regelt de motiveringsplicht voor de besluiten van de provinciale overheden. In het nieuwe artikel 126bis wordt dit geregeld voor de gouverneur. Teneinde de privacy te waarborgen worden de gegevens van personen, met inachtneming van de nieuwe artikelen 118bis en 118ter , slechts medegedeeld aan de personen zelf op wie ze betrekking hebben.

Artikel 30

De huidige regeling van bekendmaking van besluiten wordt aangepast teneinde het beoogde doel te bereiken. Naast de publikatie in het Bestuursmemoriaal, moeten de algemene besluiten ter inzage liggen in het Provinciehuis. Afschrift kan genomen worden. De provinciale overheden kunnen nog in andere wijzen van bekendmaking voorzien.

Artikel 31

Naast het algemene recht van inzage wordt ook de mogelijkheid geboden om inzage te verkrijgen van een aantal documenten, vermeld in § 2. Dit zijn onder meer de agenda, de raadsverslagen, de beleidsnota's, het verslag van de bestuurstoestand. Dit recht van inzage houdt ook het recht in om een afschrift te nemen.

Artikel 32

Dit artikel stelt het inzagerecht in van de motivering en de tekst van de besluiten van de bestendige deputatie, in zoverre deze besluiten bestuursaangelegenheden betreffen. De deputatie beslist over de ontvankelijkheid van het verzoekschrift. Bij onontvankelijkheid kan de aanvrager zich wenden tot de Raad van State. Dit recht kan ook gedecentraliseerd uitgeoefend worden.

Artikel 33

Dit artikel preciseert de verplichting tot een actieve informatieverstrekking.

Artikel 34

Naast het informatiebeleid moet de provincieraad ook oog hebben voor inspraak. Deze inspraakregeling omvat zowel de relatie provincieraad-adviesraden, commissies als de verhouding burger-provinciale overheid.

Artikel 35

Deze wijziging preciseert dat alle akten en minuten van de beraadslagingen en besluiten binnen de maand getekend moeten worden, wat de rechtszekerheid bevordert.

Artikel 36

In dit artikel worden praktische uitvoeringsmodaliteiten van financiële aard in verband met de informatieverstrekking opgenomen.

Artikelen 37, 38 en 39

Deze artikelen betreffen het statuut van de provinciegriffier. Daar de provinciegriffier thans benoemd wordt door de raad en hij dus behoort tot het provinciepersoneel, is het logisch dat zijn wedde vastgesteld wordt door de raad.

Om een goede werking te bevorderen binnen de provincie dient de provinciegriffier aan het hoofd te staan van het gehele personeel dat bij het provinciebestuur tewerkgesteld is. Het rijks- en gewestpersoneel leidt hij volgens de richtlijnen van de gouverneur, het provinciepersoneel volgens deze van de bestendige deputatie.

Artikel 40

De huidige voordracht van de vervanger van de provinciegriffier is achterhaald. De vervanger dient in elk geval een ambtenaar te zijn die door de provincieraad of de bestendige deputatie is benoemd.

Artikel 41

Dit artikel maakt de artikelen 117, eerste lid, en 118ter van toepassing op de besluiten van de gouverneur.

Artikelen 42 en 43

In de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat in de privé-sector wordt niet bepaald hoeveel dagen verlof worden toegekend voor de uitoefening van een politiek mandaat. Dit wordt wel bepaald in het koninklijk besluit van 28 december 1976. Voor de provincieraadsleden is erin voorzien dat het politiek verlof de ononderbroken periode omvat die overeenstemt met de werkelijke duur van de gewone en de buitengewone zittingen van de raad. Deze bepaling is voorbijgestreefd, daar er geen zittingstijden meer bestaan voor de provincieraden.

Voorgesteld wordt om het aantal dagen vast te stellen op twee per maand, gezien het stijgend belang van de politieke activiteiten op provinciaal niveau.

Aangezien de activiteit in de raad tijdens de bespreking van de begroting groter is dan in andere periodes, moet het verlof binnen eenzelfde kalenderjaar kunnen overgedragen worden naar een andere maand.

Eenzelfde wijziging wordt aangebracht in artikel 3, 8º, van de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten.

Artikel 44

Om de nodige organisatiemaatregelen te kunnen nemen treedt deze wet slechts in werking zes maandan na publikatie in het Belgisch Staatsblad.

Erika THIJS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de provinciewet wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2 bis. ­ Het raadslid dat wegens een fysieke handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dit mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon gekozen onder de provincieraadskiezers, die aan de verkiesbaarheidsvereisten voor het mandaat van provincieraadslid voldoet en die geen lid is van het provinciepersoneel.

Bij het verlenen van de bijstand geniet de vertrouwenspersoon dezelfde rechten en is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als het raadslid. Hij heeft evenwel geen recht op presentiegeld. Voor de toepassing van het eerste lid bepaalt de Koning de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een raadslid met een handicap. »

Art. 3

In dezelfde wet wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende :

« Art. 2 ter. ­ Het provincieraadslid dat een ouderschapsverlof wenst te nemen, wegens de geboorte of de adoptie van een kind, wordt op zijn schriftelijk verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, ten vroegste vanaf de zevende week vóór de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de achtste week na de dag van de geboorte of de adoptie. Op zijn schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de achtste week verlengd met een duur gelijk aan die gedurende welke hij zijn mandaat verder heeft uitgeoefend tijdens de periode van zeven weken die de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan.

Het eerste lid is echter slechts toepasselijk vanaf de eerste vergadering van de provincieraad na die waarop het raadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd is. »

Art. 4

Artikel 44, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« De provincieraad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen, en ten minste tien maal per jaar, waarbij de begrotingsbesprekingen als één vergadering worden beschouwd. »

Art. 5

Artikel 50 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 50 . ­ De provincieraad stelt een reglement van orde vast. Naast de door deze wet voorgeschreven maatregelen, kan dit reglement alle andere maatregelen bevatten die betrekking hebben op de werking van de raad.

De provincieraad richt in zijn midden commissies op, die hem in het raam van de besluitvorming van advies zullen dienen. De raad bepaalt in zijn reglement van orde de regelen betreffende de samenstelling en de werking van deze commissies. De samenstelling ervan gebeurt volgens het principe van de evenredige vertegenwoordiging met een minimum van één vertegenwoordiger per erkende fractie. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een raadslid.

De commissies kunnen zich laten bijstaan door niet-raadsleden, in functie van hun betrokkenheid en/of deskundigheid op het gebied van de te behandelen problemen. »

Art. 6

Artikel 51 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 51 . ­ De vergaderingen van de provincieraad zijn openbaar. De vergadering van de provincieraad wordt steeds in het openbaar gehouden wanneer beraadslaagd wordt of een besluit genomen wordt over :

1º de begrotingen van de uitgaven, het hoofdstuk betreffende de wedden uitgezonderd, van de middelen om daarin te voorzien, de daarbijhorende beleidsnota, de rekeningen en het daarbijhorend verslag over het bestuur van de provincie en over het gevoerde beheer;

2º de overschrijving van een uitgave van de ene afdeling naar de andere of van het ene artikel van de begroting naar het andere;

3º het verrichten van betalingen, waarvoor het visum van het Rekenhof niet werd verstrekt;

4º de oprichting of de verbetering van inrichtingen van provinciaal belang;

5º het aangaan van leningen, het verkrijgen, vervreemden en ruilen van goederen van de provincie of het treffen van dadingen aangaande die goederen;

6º het aanleggen van openbare werken, die geheel of ten dele op kosten van de provincie moeten worden uitgevoerd;

7º de uitvoering van werken waarbij verscheidene gemeenten van de provincie tegelijk betrokken zijn, evenals over het aandeel van elke gemeente in de kosten;

8º de veranderingen die worden voorgesteld betreffende de grenzen van de provincie, van de arrondissementen, kiesdistricten, kantons en gemeenten en betreffende de aanwijzing van de hoofdplaatsen.

Zij mag evenwel niet openbaar zijn, zelfs in de gevallen bepaald in het eerste lid, wanneer het om personen gaat.

Zodra een dergelijk punt te berde wordt gebracht, beveelt de voorzitter terstond de behandeling in besloten vergadering, behalve wanneer de betrokken persoon de openbaarheid van de vergadering vraagt; de openbare vergadering kan eerst hervat worden nadat dit punt is afgehandeld.

In alle andere gevallen is de vergadering openbaar, de raad vergadert evenwel met gesloten deuren op vraag van de voorzitter of vijftien leden, of op vraag van de gouverneur; de raad beslist daarna of de vergadering in het openbaar kan worden hervat tot behandeling van hetzelfde onderwerp. »

Art. 7

Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 52 . ­ De provincieraad stemt mondeling. Het reglement van orde kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is met een mondelinge stemming. Als dusdanig worden beschouwd de mechanisch uitgebrachte naamstemming en de stemming bij zitten en opstaan of bij handopsteking.

Ongeacht de bepalingen van het reglement van orde wordt er mondeling gestemd telkens als een derde van de aanwezige leden hierom verzoeken.

Alleen voordrachten van kandidaten, benoemingen tot ambten, afzettingen en ontzettingen geschieden bij geheime stemming. »

Art. 8

Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 55 . ­ De vergadering wordt door de voorzitter geopend en gesloten.

De notulen van de vorige vergadering liggen ter inzage overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de raad.

In elk geval heeft elk lid het recht om tijdens de vergadering bezwaren tegen de redactie in te brengen.

Worden de bezwaren gegrond bevonden, dan wordt de provinciegriffier ermee belast, staande de vergadering of uiterlijk in de eerstvolgende vergadering, een nieuwe redactie voor te leggen die in overeenstemming is met het besluit van de raad.

Indien geen bezwaar worden ingebracht voor het einde van de vergadering, zijn de notulen goedgekeurd en worden zij opgenomen in een speciaal register. »

Art. 9

In dezelfde wet wordt een artikel 56bis ingevoegd, luidende :

« Art. 56 bis. ­ In het reglement van orde wordt beslist dat na elke vergadering van de provincieraad een beknopt verslag wordt opgesteld dat ten hoogste binnen een termijn van zeven vrije dagen na de vergadering aan de raadsleden wordt toegezonden.

Conform artikel 119 van deze wet worden de notulen van de vergaderingen van de provincieraad binnen de maand ondertekend door de voorzitter van de raad en de griffier. »

Art. 10

Artikel 57, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Behalve in spoedeisende gevallen geschiedt de bijeenroeping van de raad schriftelijk en aan huis, ten minste zeven vrije dagen vóór die van de vergadering. Zij bevat de agenda, een beknopte toelichting en desgevallend de voorstellen van beslissing.

De op initiatief van de bestendige deputatie of van de voorzitter van de raad op de agenda ingeschreven punten maken het voorwerp uit van een dossier. Behalve wanneer het gaat om benoemingen, bevorderingen, voordrachten van kandidaten of tuchtstraffen en met uitzondering van de spoedeisende gevallen moeten deze dossiers een ontwerp of voorstel van beslissing bevatten, dat vooraf aan de leden wordt meegedeeld.

Voor elk agendapunt worden de dossiers of de voorhanden zijnde stukken op het provinciebestuur ter inzage gelegd van de leden van de raad vanaf het moment dat de agendapunten bekendgemaakt zijn. »

Art. 11

Artikel 57, tweede en derde lid, van dezelfde wet worden vervangen als volgt :

« Elk voorstel dat niet op de agenda voorkomt moet uiterlijk vijf vrije dagen vóór de vergadering schriftelijk overgezonden worden aan de voorzitter, die het eraan toevoegt.

Het voorstel moet vergezeld zijn van een verklarende nota of van elk document dat de raad kan voorlichten. »

Art. 12

In dezelfde wet wordt een artikel 57bis ingevoegd, luidende :

« Art. 57 bis. ­ Plaats, dag, uur en de agenda bevattend de punten te behandelen in de openbare zitting, worden openbaar bekendgemaakt door aanplakking op de zetel van het provinciehuis.

De pers en de media worden op de hoogte gesteld van de agenda van de openbare zitting. Op hun verzoek wordt deze agenda tevens meegedeeld aan alle andere belangstellenden. »

Art. 13

Artikel 60, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Voor de voordrachten van kandidaten voor de rechterlijke macht wordt de voorzitter bijgestaan door de vier jongste provincieraadsleden, die de taak van stemopnemers vervullen. »

Art. 14

Artikel 61, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :

« Het presentiegeld wordt bekomen door het hoogste bedrag van de weddeschaal van opsteller bij het Rijk, verhoogd of verlaagd volgens de voor die schaal geldende regels van indexkoppeling, te delen door 180. »

Art. 15

Artikel 61, laatste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Het bedrag van de vergoeding voor reiskosten wordt door de provincieraad vastgesteld. Het presentiegeld en de vergoeding voor reiskosten zijn ten laste van de provincie. »

Art. 16

Artikel 65, laatste lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 17

In dezelfde wet wordt een artikel 65bis ingevoegd, luidende :

« Art. 65 bis. ­ § 1. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de provincie mag aan het onderzoek van de leden van de raad worden onttrokken, ook niet indien die akte of dat stuk betrekking heeft op een aan de gouverneur of de bestendige deputatie toegewezen opdracht die van algemeen of van provinciaal belang is.

Een register van de inkomende en uitgaande stukken, bedoeld in het eerste lid, wordt bijgehouden en ter inzage van de provincieraadsleden gehouden.

De provincieraadsleden mogen alle inrichtingen en diensten, die door de provincie worden opgericht en beheerd, bezoeken.

Het reglement van orde bepaalt de tijdstippen waarop het inzage- en bezoekrecht van de raadsleden kan worden uitgeoefend, rekening houdend met de arbeidsuren van de raadsleden en met die van de provinciegriffier. Het reglement van orde bepaalt eveneens de modaliteiten volgens welke afschriften kunnen worden genomen van de besluiten of documenten, die het raadslid kan inzien.

§ 2. De leden van de provincieraad hebben het recht aan de bestendige deputatie of aan de gouverneur over de aangelegenheden, die het bestuur van de provincie betreffen, vragen te stellen.

Behoudens uitzonderingen door de wet bepaald en zonder enige afbreuk te doen aan de aan de gouverneur of aan de bestendige deputatie toegekende bevoegdheden, hebben de leden van de provincieraad het recht geïnformeerd te worden door de gouverneur of door de bestendige deputatie over de wijze waarop die hun bevoegdheden uitoefenen.

Het reglement van orde bepaalt de modaliteiten van dit vraagrecht, evenwel met dien verstande dat op schriftelijke vragen binnen de maand een schriftelijk antwoord moet worden verstrekt en dat op mondelinge vragen, tijdens een raadszitting geformuleerd, alleszins tijdens de daaropvolgende zitting een mondeling antwoord moet worden gegeven.

Vragen mogen evenwel niet bedoeld zijn om de persoonlijke intenties van de leden van de deputatie te kennen, noch mogen ze verplichten tot het doorvoeren van kostbare studies of opzoekingen, tot het opmaken van kostbare statistische gegevensbestanden noch tot het houden van enquêtes. »

Art. 18

Artikel 66, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :

« De algemene beleidsnota, bedoeld in artikel 115bis , wordt voorafgaand aan de stemming uitvoerig besproken. »

Art. 19

Artikel 66, laatste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« De regels inzake begroting en boekhouding die gelden voor de gemeenten zijn van toepassing op de provincies. »

Art. 20

Artikel 69, 2º, 3º, 8º en 18º, worden opgeheven.

Art. 21

Artikel 71 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« De wedde van deze ambtenaren mag niet lager zijn dan deze toegekend aan de ambtenaren van de Gewesten, tewerkgesteld in de provinciale gouvernementen. »

Art. 22

Artikel 106, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« De bestendige deputatie draagt zorg voor het voorafgaande onderzoek van alle zaken die aan de raad of aan haarzelf worden onderworpen. »

Art. 23

In artikel 112, tweede lid, van dezelfde wet, wordt het tweede zinsdeel na de woorden « de griffier » opgeheven.

Art. 24

Artikel 113bis van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 113 bis. ­ In elke provincie wordt een betrekking van provincieontvanger ingesteld. Deze is belast met :

a) de boekhouding van de provincie en het opmaken van de jaarrekening;

b) de betaling van de uitgaven door bemiddeling van de postcheck of van de naamloze vennootschap « Gemeentekrediet van België » of andere financiële instellingen;

c) het beheer van de op naam van de provincie geopende rekeningen en de bediening van de algemene kasmiddelen van de provincie;

d) de belegging van de thesauriemiddelen;

e) de controle en de centralisatie van de vastleggingen;

f) de controle van de bijzondere ontvangers;

g) de inning en de dwanginvordering van de provinciale belastingen zoals bepaald in artikel 297 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.

De provincieontvanger wordt benoemd door de provincieraad. De vastbenoemde rekeningplichtige van de provincie wordt van rechtswege benoemd tot provincieontvanger. De provincieraad bepaalt de voor zijn beheer te stellen zekerheid.

Hij doet ieder jaar, op de datum bij het algemeen reglement op de provinciecomptabiliteit bepaald, aan het Rekenhof rekening en verantwoording van zijn beheer.

De diensten die de provincieontvanger vóór zijn benoeming in die hoedanigheid heeft vervuld bij de rijks-, gewest-, provincie- en gemeentebesturen, komen integraal in aanmerking bij de berekening van zijn wedde en van zijn rust- of overlevingspensioen ten bezware van de provincie.

Bij afwezigheid van de provincieontvanger wijst de bestendige deputatie een waarnemende ontvanger aan, die voor elke vervanging een waarnemingsvergoeding geniet. »

Art. 25

Artikel 114bis van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 114 bis. ­ De provincieraad wijst de provinciale inrichtingen en diensten van industriële of commerciële aard aan om georganiseerd te worden als provinciebedrijven en buiten de algemene provinciediensten om beheerd te worden. »

Art. 26

Artikel 114ter , laatste lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

« De overige regels, eigen aan het financieel beheer van de provinciebedrijven, worden vastgesteld door de provincieraad. »

Art. 27

Artikel 114ter van dezelfde wet, wordt aangevuld met een lid luidende :

« Aan de provincieraad wordt jaarlijks verslag gedaan over de activiteiten van de provinciebedrijven, in overeenstemming met de bepalingen in het reglement van orde van de provincieraad. »

Art. 28

In dezelfde wet wordt een artikel 115bis ingevoegd, luidende :

« Art. 115 bis. ­ § 1. Elk jaar, vooraleer de provincieraad de begroting in behandeling neemt, legt de bestendige deputatie een beleidsnota voor. Deze nota wordt samen met het ontwerp van begroting, zoals die naar vorm en inhoud door de bestendige deputatie wordt opgemaakt en aan de toezichthoudende overheid voor goedkeuring wordt overgezonden, ten minste tien vrije dagen vóór de vergadering aan elk raadslid medegedeeld; dezelfde verplichtingen gelden eveneens ingeval wordt overgegaan tot begrotingswijzigingen. In dat geval kan de beleidsnota er zich evenwel toe beperken aan te duiden welke veranderingen de begrotingswijzigingen inhouden ten opzichte van de initiële beleidsnota en de daarin opgenomen ramingen.

§ 2. De provincieraad stelt de begroting van het volgende dienstjaar vast in een vergadering, die plaatsvindt vóór 15 december van het jaar, dat aan het dienstjaar voorafgaat.

§ 3. De door de raad aangenomen of gewijzigde beleidsnota wordt samen met de begroting bekendgemaakt in het bestuursmemoriaal. »

Art. 29

In artikel 117 van dezelfde wet worden het tweede en derde lid geschrapt.

Art. 30

Artikel 118 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 118 . ­ § 1. Geen besluit of verordening van de provinciale overheden is verbindend dan na te zijn bekendgemaakt op de hierna bepaalde wijze.

§ 2. De reglementen, verordeningen of algemene besluiten worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 117 in het Bestuursmemoriaal van de provincie bekendgemaakt met vermelding van de volgende formule :

« De provincieraad of de bestendige deputatie van de provincieraad van de provincie ... besluit of beveelt ».

Daarna volgt het reglement, de verordening of het algemeen besluit, met vermelding van de datum van de beslissing waarbij het werd vastgesteld en desgevallend van de goedkeuring door de toezichthoudende overheid of van het verstrijken van de termijn voor schorsing of vernietiging ervan door deze overheid.

§ 3. De reglementen, verordeningen of algemene besluiten van de provincieraad of van de bestendige deputatie worden verbindend de achtste dag na die van hun opneming in het Bestuursmemoriaal, tenzij het reglement, de verordening of het besluit een kortere termijn bepaalt.

Ten laatste op de dag voorafgaand aan die van de inwerkingtreding ervan, moeten de bedoelde reglementen, verordeningen of algemene besluiten ter inzage liggen op de zetel van het provinciebestuur, provinciehuis geheten. Daarvan kan door het publiek afschrift worden genomen.

§ 4. Voor de bekendmaking van de reglementen, verordeningen en alle andere besluiten, die de algemeenheid van de burgers aanbelangen, kunnen de provincieraad en de bestendige deputatie bijkomende modaliteiten vaststellen.

De door deze overheden voor de verdere bekendmaking te bepalen bijkomende modaliteiten mogen evenwel geen nieuwe vereisten inhouden betreffende de uitvoerbaarheid zoals die geregeld is in de voorgaande paragrafen.

§ 5. De besluiten van de provinciale overheden, die slechts individuele personen aanbelangen, worden bekendgemaakt door betekening. Tenzij anders is bepaald, zijn deze besluiten bindend onmiddellijk nadat daarvan aan de betrokken personen kennis werd gegeven of de eerste werkdag nadat zij aangetekend werden verzonden. De provinciale overheden dragen de bewijslast van de individuele betekening. »

Art. 31

In dezelfde wet wordt een artikel 118bis ingevoegd, luidende :

« Art. 118 bis. ­ § 1. Eenieder heeft het recht op het provinciehuis inzage te nemen van de in artikel 117 bedoelde reglementen, verordeningen en algemene besluiten van de provinciale overheden, zodra deze overeenkomstig het bepaalde in artikel 118 zijn bekendgemaakt.

§ 2. Zonder op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de bestaande wettelijke bepalingen heeft iedere inwoner van de provincie, evenals iedere andere persoon die daarvoor van een voldoende belang kan doen blijken, het recht van inzage van de volgende stukken, besluiten en documenten :

1) de agenda van de provincieraad en de daarbijhorende beknopte toelichting, zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid;

2) de tekst van alle andere niet in § 1 van dit artikel bedoelde besluiten van de provincieraad, met uitzondering evenwel van die welke met gesloten deuren werden genomen en dit zolang de provincieraad niet beslist heeft ze openbaar te maken. Indien in de inhoudelijke motivering evenwel gegevens voorkomen die personen betreffen, dan mag die alleen worden meegedeeld aan de personen zelf op wie de besluiten betrekking hebben en dit in de voorwaarden zoals bepaald in artikel 118ter ;

3) de notulen van de raadsvergaderingen;

4) de verslagen van de besprekingen in de raadsvergaderingen, in zoverre de provincieraad in zijn reglement van orde beslist heeft dat deze zullen worden opgesteld;

5) de jaarlijks door de bestendige deputatie voor te leggen beleidsnota, zoals bedoeld in artikel 115bis en de door de provincieraad goedgekeurde begroting en begrotingswijziging, dit ongeacht het bepaalde in artikel 68;

6) het jaarlijks door de bestendige deputatie te verstrekken overzicht van de toestand van de provincie wat haar bestuur betreft, zoals bedoeld in artikel 115 en de rekeningen zoals die ter vaststelling aan de raad werden voorgelegd samen met de opmerkingen van het Rekenhof, dit ongeacht het bepaalde in artikel 68;

7) de notulen van de besprekingen die in de provincieraadscommissies werden gevoerd in zoverre de provincieraad in zijn reglement van orde beslist heeft dat die zullen worden opgesteld;

8) de tekst van de adviezen, die aan de provinciale overheden werden verstrekt door de door hen opgerichte of erkende adviesraden of commissies.

§ 3. Het in de vorige paragraaf bedoelde inzagerecht wordt uitgeoefend op het provinciehuis.

§ 4. Het recht van inzage houdt tevens het recht in om afschrift te nemen van de betreffende stukken. »

Art. 32

In dezelfde wet wordt een artikel 118ter ingevoegd, luidende :

Art. 118 ter. ­ § 1. Op voorwaarde dat hij van een voldoende belang doet blijken, kan elke inwoner en elke andere persoon bij het provinciebestuur een verzoek indienen om inzage of mededeling te krijgen van de motivering en van de tekst van de besluiten die door de bestendige deputatie in bestuursaangelegenheden werden genomen.

Het verzoek wordt schriftelijk ­ rechtstreeks bij het provinciebestuur ­ ingediend en moet de redenen van de aanvraag vermelden.

§ 2. De aanvraag wordt door de bestendige deputatie op haar ontvankelijkheid onderzocht en hiervan wordt, rechtstreeks aan de aanvrager, mededeling verstrekt binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag.

De bestendige deputatie kan beslissen tot onontvankelijkheid :

1) indien het om personen gaat, in dat geval kan de gevraagde informatie alleen worden meegedeeld aan de personen zelf op wie het besluit betrekking heeft;

2) indien het financieel of het economisch belang van de provincie van groter gewicht moet worden geacht dan het belang dat de indiener van het verzoekschrift op het oog heeft;

3) indien de openbare veiligheid en de opsporing of de vervolging van strafbare feiten daardoor in het gedrang zou kunnen worden gebracht;

4) indien daardoor bedrijfs- of fabricagegegevens, die vertrouwelijk werden meegedeeld, zouden worden bekendgemaakt; indien dergelijke gegevens evenwel zijn opgenomen in een dossier, waarover een openbaar onderzoek lopende is of eerder werd ingericht, dan kunnen deze niet als van vertrouwelijke aard worden geacht.

§ 3. Indien de aanvraag ontvankelijk werd verklaard, wordt de gevraagde informatie verstrekt binnen dertig dagen na de melding van de ontvankelijkheid. Dit antwoord kan, zo een gunstig gevolg wordt gegeven aan het verzoek, eventueel ook bestaan in het geven van de mogelijkheid tot inzage ter plaatse van de gevraagde informatie.

§ 4. Indien de aanvraag ten onrechte als niet-ontvankelijk werd verklaard kan de aanvrager aan de toezichthoudende overheid vragen toepassing te maken van artikel 125 van de provinciewet. De in de provinciewet of in de decreten bepaalde termijnen voor de uitoefening van het toezichtsrecht schorsen de termijn voor het indienen van een vordering tot nietigverklaring van dezelfde beslissing bij de Raad van State. Ingeval van nietigverklaring kan de Raad van State tevens een dwangsom bepalen voor het geval de bestendige deputatie de gevraagde informatie niet zou verstrekken binnen de dertig dagen na de nietigverklaring.

§ 5. Overeenkomstig § 4 wordt eveneens gehandeld indien de bestendige deputatie de gevraagde informatie niet verstrekt binnen de in § 3 bepaalde termijn. In dat geval wordt het niet-verstrekken van deze informatie gelijkgesteld met een weigeringsbeslissing.

§ 6. De in dit artikel opgenomen bepalingen doen geen enkele afbreuk aan de bevoegdheden van de hoven en rechtbanken, van de administratieve rechtscolleges en van de Raad van State om, ingeval van een bij hen aanhangig geschil, bij de bestendige deputatie informatie in te winnen over de desbetreffende stukken en besluiten. »

Art. 33

In dezelfde wet wordt een artikel 118quater ingevoegd, luidende :

« Art. 188 quater. ­ Op basis van een door de bestendige deputatie voorgelegde beleidsnota, neemt de provincieraad, ongeacht het bepaalde in artikel 120, vierde lid, de vereiste beslissingen om vorm te geven aan het provinciaal informatiebeleid.

Het hiervoor bedoelde informatiebeleid betreft zowel het verstrekken van voorlichting over de organisatie en de werking van de provinciale diensten, als over de voorbereiding en de uitvoering van het provinciaal beleid.

De betrokken provinciale overheden dragen er daarbij zorg voor dat de informatie wordt verstrekt op een begrijpelijke en voor de burger toegankelijke wijze.

Elk jaar zal in het kader van het in artikel 115 bedoelde overzicht van de toestand van de provincie wat haar bestuur betreft, melding worden gemaakt van de realisaties op dit domein. »

Art. 34

In dezelfde wet wordt een artikel 118quinquies ingevoegd, luidende :

« Art. 118 quinquies. ­ Op basis van een door de bestendige deputatie voorgelegde beleidsnota neemt de provincieraad de vereiste beslissingen om daar waar de raad het nuttig acht voor een goede besluitvorming en ongeacht de in dat verband reeds bestaande wettelijke verplichtingen, de inspraak van de burgers en/of van de hen vertegenwoordigende organisaties bij de totstandkoming en de realisatie van het provinciaal beleid te verzekeren en om de modaliteiten en de procedures daarvan nader te bepalen.

Deze beslissingen regelen, enerzijds, de onderlinge informatie-uitwisseling en de samenwerking met de door de provincieraad erkende of opgerichte adviesraden, commissies of stuurgroepen en, anderzijds, alle andere vormen van inspraak die het de belanghebbende of belangstellende burgers of de hen vertegenwoordigende organisaties mogelijk maken om op adviserende wijze betrokken te worden bij de totstandkoming en desgewenst ook bij de opvolging van de beleidsbeslissingen, die hen aanbelangen.

Elk jaar zal in het kader van het in artikel 115 bedoelde overzicht van de toestand van de provincie, wat haar bestuur betreft, melding worden gemaakt van de initiatieven en de realisaties op dit domein. »

Art. 35

Artikel 119, derde lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

« De aldus overgeschreven akten, evenals de minuten van alle beraadslagingen en besluiten, worden binnen de maand getekend door de griffier, hetzij samen met de voorzitter van de raad of van de bestendige deputatie, hetzij samen met de leden van de bestendige deputatie die eraan hebben deelgenomen, overeenkomstig hetgeen door het reglement bepaald is. »

Art. 36

In artikel 120 van dezelfde wet worden tussen het eerste en het tweede lid de volgende leden ingevoegd :

« In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, gebeurt de in deze wet bedoelde informatieverstrekking kosteloos. De betrokken provinciale of gemeenteoverheden kunnen evenwel tarieven bepalen voor het afleveren van kopies of afschriften van documenten.

Op het einde van elk jaar maken de gemeentebesturen een staat op van de tussenkomsten die zij ter uitvoering van deze wet hebben moeten verrichten ten behoeve van de provinciale overheden.

Per tussenkomst wordt een in een koninklijk besluit nader bepaalde vergoeding door het provinciebestuur aan de betrokken gemeentebesturen terugbetaald. »

Art. 37

Artikel 120, vijfde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« De provinciegriffier staat aan het hoofd van het gehele personeel, zowel rijks- en gewest- als provinciepersoneel, dat bij het provinciebestuur tewerkgesteld is. »

Art. 38

Artikel 120, zesde lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

« Hij leidt de werkzaamheden van de diensten, overeenkomstig de richtlijnen van de gouverneur voor het rijks- en gewestpersoneel en van de bestendige deputatie voor het provinciepersoneel. »

Art. 39

Artikel 120, zevende lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :

« De wedde van de provinciegriffier wordt vastgesteld door de provincieraad in de schaal verbonden aan het ambt van gemeentesecretarissen van gemeenten ingedeeld in de hoogste klasse. De bepalingen betreffende de bezoldigingsregeling en de voorwaarden tot toekenning van vergoedingen aan het personeel van de ministeries zijn van toepassing op de provinciegriffier. »

Art. 40

Artikel 121 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 121. ­ Bij verhindering of afwezigheid van de provinciegriffier wordt hij vervangen door één of meer ambtenaren van het provinciebestuur door hem voorgedragen en aangenomen door de bestendige deputatie. »

Art. 41

In dezelfde wet wordt een artikel 126bis ingevoegd, luidende :

« Art. 126 bis. ­ Behoudens andersluidende wettelijke beschikkingen zijn de artikelen 117, eerste lid, en 118ter eveneens van toepassing op de besluiten van de provinciegouverneur.

In dat verband dient de vermelding van de bestendige deputatie in artikel 118ter vervangen te worden door die van de provinciegouverneur. »

Art. 42

In artikel 3 van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :

« De werknemers die lid zijn van een provincieraad hebben recht op 2 dagen politiek verlof per maand. Die dagen kunnen overgedragen worden van de ene maand naar de andere binnen eenzelfde kalenderjaar.

De Koning bepaalt voor elk van de andere mandaten of ambten opgesomd in artikel 2, volgens de criteria en onder de voorwaarden die Hij vaststelt, het maximum aantal arbeidsdagen of gedeelten van arbeidsdagen per maand die als politiek verlof beschouwd worden.

Tijdens het politiek verlof hebben de werknemers die één van de mandaten of ambten opgesomd in artikel 2 vervullen, het recht van het werk afwezig te blijven met behoud van hun normaal loon met het oog op het uitoefenen van hun mandaat of ambt. »

Art. 43

Artikel 3, 8º, van de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten wordt vervangen als volgt :

« 8º provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie : 2 dagen per maand. Die dagen kunnen overgedragen worden van de ene maand naar de andere binnen eenzelfde kalenderjaar. »

Art. 44

Deze wet treedt in werking de eerste dag van de zesde maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Erika THIJS.
Ludwig CALUWÉ
Sabine de BETHUNE
Jacques D'HOOGHE