1-223/1 | 1-223/1 |
11 JANUARI 1996
Lang vóór de ontdekking van de moderne communicatiemedia waren inlichtingendiensten actief.
In 1570 werd de latere Sir Francis Walsingham aangewezen als Brits ambassadeur in Frankrijk; hij zette onmiddellijk een inlichtingennetwerk op. In 1573 keerde Walsingham terug naar Engeland en werd hij « principal secretary and member of the privy council ». Eén van zijn opdrachten bestond erin « to have care to the intelligence abroad ». Velen zien hierin de geboorte van de Engelse inlichtingendienst MI6. (Richard Deacon, A history of British secret service , 2nd Ed., London, Granada 1980, geciteerd door Jeffrey D. Richelson in Foreign Intelligence Organizations , Cambridge, Massachusetts, 1988, blz. 9 en 58).
De communicatie tussen de agenten in het buitenland en het hoofdkwartier gebeurde vaak met behulp van postduiven. Ook de Belgische militaire inlichtingendienst maakte van dit discrete middel gebruik.
« Het Belgisch leger heeft voor het laatst op een reguliere wijze militaire postduiven gebruikt tijdens de achttiendaagse veldtocht in 1940. Deze waren ondergebracht in 4 postduiven-pelotons, respectievelijk afhankelijk van het 21 Bn TTr, het 22 Bn TTr, het 23 Bn TTr en het 24 Bn TTr.
Bij het beëindigen van de achttiendaagse veldtocht werden de meeste militaire postduiven gedood. »
Aldus het antwoord van de minister van Landsverdediging op mijn schriftelijke vraag nr. 12 d.d. 29 november 1995 (Vragen en Antwoorden , nr. 1-7, blz. 335). Duiven brachten sommigen fortuinen op : de postduif die als eerste aan de heer Rothschild de nederlaag van Napoleon in Waterloo meldde, was wellicht véél meer dan haar gewicht in goud waard !
Enkele duiven hebben echter, ondanks een erg selectieve training, de slechte gewoonte om de warmte van een vreemd duivenhok te verkiezen boven de verre tocht, in vaak barre weersomstandigheden, naar de rusteloos wachtende rechtmatige bestemmeling.
De grootste bezorgdheid van de militaire overheden bestond er dan ook in een duif, die op het verkeerde hok was terechtgekomen, te recupereren. Precies met dit doel werd de « wet ter bescherming van de militaire duiven en ter beteugeling van het aanwenden van duiven voor bespieding » aangenomen (wet van 24 juli 1923).
Deze wet stelt dat iedere bezitter van een hof voor reisduiven een voorafgaande machtiging van de burgemeester nodig heeft; deze machtiging wordt enkel verleend aan leden van een duivenmaatschappij, aangesloten bij de Nationale Duivenliefhebbersbond. Deze maatschappij is de enige door de minister van Landsverdediging toegelaten bond. De bovengenoemde wet bevat overigens nog een behoorlijke portie discriminatie, aangezien naar luid van artikel 3 vreemdelingen van welke nationaliteit ook een bijzondere machtiging van de minister van Justitie nodig hebben.
Artikel 11 stelt correctionele straffen voor al wie militaire duiven « kwaadwillig vangt, doodt of behoudt »; tot huiszoekingen in duivenhokken mag zelfs vanaf een uur vóór zonsopgang overgegaan worden (artikel 13) !
Artikel 27 van de Grondwet luidt : « De Belgen hebben het recht van vereniging; dit recht kan niet aan enige preventieve maatregel worden onderworpen. »
Eigenaars van reisduiven hebben niet het volle genot van dit grondwettelijk recht, aangezien zij verplicht worden zich tot één bond te richten, namelijk die welke de minister van Landsverdediging toelaat.
Deze uitzondering op artikel 27 van de Grondwet en op de gelijkwaardige bepalingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens kunnen enkel door de veiligheid van het land geïnspireerd zijn.
Zolang de militaire duiven actief waren, vormde dit een uitstekend alibi voor deze uitzondering. Sinds echter de laatste militaire duif meer dan 45 jaar geleden haar ultieme opdracht vervulde, vormt de genoemde wet een schending van artikel 27 van de Grondwet.
De vraag rijst tevens in hoeverre de monopoliepositie van de Koninklijke Belgische Duivenliefhebbersbond nog in overeenstemming is met het Verdrag van de Europese Unie. Uit een antwoord van de minister van Financiën op een parlementaire vraag blijkt dat in 1991 3 065 269 duivenringen werden verkocht; dit betekende voor de gewesten een ontvangst van 30 652 690 frank.
Bovendien wordt overeenkomstig artikel 43 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen een belasting van 11 pct. geheven ten bate van de gewesten op het brutobedrag van de ingezette sommen. De Vlaamse Raad bracht dit percentage zelfs op 15 pct. (decreet van 21 december 1990, Belgisch Staatsblad van 29 december 1990, 2de uitgave).
Gelukkig bepaalt artikel 43, 3º, van het bovenvermelde Wetboek dat dat duivenprijskampen vrijgesteld zijn van die belasting, wanneer de terugkeer van de duiven, behoudens gevallen van overmacht, plaatsvindt op een zaterdag, zondag, wettelijke feestdag of op een door de gemeente als officieel beschouwde kermisdag, en waarbij uitsluitend wordt ingezet door de eigenaars van de ingeschreven duiven.
Van het bedrag van de kostprijs van de ring wordt 6 pct. afgehouden voor de verdeling en 37 pct. voor de administratiekosten.
Men mag redelijkerwijze aannemen dat er heel wat financiële transacties gebeuren bij deze sport, zodat de artikelen van het Europese Verdrag betreffende het verbod tot monopolievorming toepasselijk moeten worden geacht.
De monopoliepositie bracht de Koninklijke Belgische Duivenliefhebbersbond er zelfs toe een heus « duivenliefhebberswetboek » uit te vaardigen.
Ter illustratie twee markante artikelen uit deze 158 artikelen rijke codex :
« Art. 52. Wanneer enig geschil van burgerlijke aard rijst tussen een liefhebber en een maatschappij, tussen liefhebbers, tussen maatschappijen, of tussen alle andere partijen ressorterende onder de K.B.D.B. en bedoeld geschil betrekking heeft op de duivensport in de meest algemene zin, zijn de betrokkenen ertoe gehouden, op straf van uitsluiting, dit geschil uitsluitend aanhangig te maken bij de scheids- en tuchtkamers. Zij moeten de beslissingen van deze kamers aanvaarden, willen zij niet zelfde straffen oplopen.
Art. 53. Op straf van uitsluiting is het de aangesloten maatschappij en hun leden verboden hun toevlucht te nemen tot het gewone gerecht tegen de K.B.D.B. zelf, of tegen dezes nationale, provinciale of regionale organen, ongeacht de zaak, en bepaaldelijk in verband met de beslissingen die door de kamers worden uitgesproken. Deze geschillen behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de scheids- en tuchtkamers. »
Naar verluidt van artikel 13 van de Grondwet kan niemand tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter die de wet hem toekent. De Grondwet vereist dus duidelijk dat het de wet is die een rechter toekent, en niet de algemene vergadering van de v.z.w. Koninklijke Belgische Duivenliefhebbersbond.
Anderzijds maakt artikel 138, 12º, van het Wetboek van Strafvordering de politierechtbank bevoegd voor kennisneming « van de misdrijven omschreven in de wet van 24 juli 1923 ter bescherming van militaire duiven en ter beteugeling van het aanwenden van duiven voor verspieding, met uitzondering van de misdrijven van artikel 11. » (Zoals hierboven aangehaald, voorziet artikel 11 zelfs in correctionele straffen.)
De wet van 24 juli 1923 en het koninklijk besluit van 6 juli 1927, gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 maart 1971, kunnen geen feitelijke grondslag meer vinden in het bestaan van militaire duiven, aangezien al deze brave dieren dood zijn.
Deze wettelijke bepalingen zijn niet alleen archaïsch en onaangepast, doch bovendien in strijd met de Grondwet en de bepalingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Een behoorlijke wetgevingstechnische instelling gebiedt deze wetten op te heffen.
Hugo COVELIERS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
De wet van 24 juli 1923 ter bescherming van de militaire duiven en ter beteugeling van het aanwenden van duiven ter bespieding wordt opgeheven.
Art. 3
Het koninklijk besluit van 6 juli 1927 houdende vaststelling van een aantal controlemaatregelen, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 maart 1971, wordt opgeheven.
Art. 4
Artikel 138, 12º, van het Wetboek van Strafvordering wordt opgeheven.
Hugo COVELIERS. |