1-308/2

1-308/2

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

5 JUNI 1996


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER D'HOOGHE

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ In het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, wordt artikel 1quater aangevuld met een § 4, luidende als volgt :

« § 4. De maximale oppervlaktes van 190 m2 en 100 m2 uit § 1 worden verhoogd wanneer de volgende voorwaarden tegelijk voldaan zijn :

1. de woning wordt door de bouwheer of verkrijger gebruikt als vaste privé-woning voor hemzelf en zijn gezin;

2. in de verklaring bedoeld in § 1, A, tweede lid, 3, b, respectievelijk § 1, B, tweede lid, 1, b, verklaart hij eveneens dat de woning als vaste privé-woning voor hemzelf en zijn gezin zal worden gebruikt en geeft hij de in aanmerking te nemen gezinstoestand op;

3. binnen een door de minister van Financiën te bepalen termijn legt hij een attest voor in de vorm bepaald door die minister, waaruit de in aanmerking te nemen gezinstoestand blijkt.

De verhoging bedraagt :

1º 30 m2 voor iedere gehandicapte persoon ten laste;

2º 30 m2 voor de gehandicapte bouwheer of verkrijger;

3º 30 m2 voor de gehandicapte echtgenoot;

4º 20 m2 voor iedere andere persoon ten laste.

Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de noties « ten laste », « gehandicapt » en « echtgenoot », deze die gelden voor de toepassing van respectievelijk artikel 136, 135 en 126 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Zij worden beoordeeld in functie van de toestand op 1 januari van het jaar waarin de belasting voor het eerst opeisbaar wordt overeenkomstig artikel 22 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

Tijdens de in § 2 gestelde periode moeten de bijkomende voorwaarden op overeenkomstige wijze vervuld blijven. »

Verantwoording

1. De filosofie en de doelstellingen van het oorspronkelijk voorstel worden volledig bewaard; om technische redenen wordt de tekst evenwel op volgende elementen aangepast :

­ in plaats van de wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 aan te brengen in artikel 1quater , § 1, wordt het bedoelde artikel 1quater aangevuld met een § 4. De bedoeling is dat de verruiming van de oppervlakte-criteria om van de toepassing van het verlaagd B.T.W.-tarief te kunnen genieten, gekoppeld zijn aan een aantal voorwaarden die tegelijk moeten voldaan zijn. Voor de duidelijke formulering en ook legistiek-technisch is het beter dat in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen. Hierop wordt infra teruggekomen;

­ vanuit technisch standpunt werd geadviseerd de noties « ten laste », « gehandicapt » en « echtgenoot » te gebruiken in de zin zoals reeds aangegeven respectievelijk in de artikelen 136, 135 en 126 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. In het oorspronkelijk voorstel was er een eigen definiëring van « personen ten laste van de echtgenoten of van alleenstaanden »;

­ er wordt een precieze ingangsdatum aangegeven.

2. Voor de toepassing van de verruimde oppervlakte-criteria om van het gebruik van het verlaagd B.T.W.-tarief te kunnen genieten, is het noodzakelijk om te bepalen in hoofde van welke persoon de gezinsdimensie zal spelen. Indien de bouwheer de bewoner wordt, of indien de bouwheer het huis of het appartement verkoopt, dan stelt er zich in wezen geen probleem en wordt de gezinsdimensie toegepast in hoofde van de bewoner (in het eerste geval identiek aan de bouwheer, in het tweede geval zijnde de verkrijger of cessionaris). In het geval van het bouwen van een huis of appartement bestemd voor de verhuur, is de toepassing van de in § 4 bedoelde verruimde oppervlakte-criteria niet mogelijk en niet wenselijk. Immers ingevolge artikel 44, § 3, 2º, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarden, valt de huur zelf buiten de B.T.W.-toepassing; bovendien kan er geen rekening worden gehouden met de gezinstoestand van mogelijke toekomstige huurders omdat die bij de oprichting nog niet zijn gekend.

Het is dus de bedoeling de gezinsdimensie te laten spelen in hoofde van de uiteindelijke gebruiker die hetzij als bouwheer hetzij als koper onder de B.T.W.-toepassing valt.

3. Het feit dat de verruiming van de oppervlakte-criteria om van het verlaagd B.T.W.-tarief te kunnen genieten werd ondergebracht in een afzonderlijke § 4, noopt ons in de laatste alinea van § 4 expliciet te vermelden dat tijdens de in § 2 gestelde periode de bijkomende voorwaarden op overeenkomstige wijze moeten vervuld blijven.

Bij wijze van voorbeeld betekent dit dat, indien men tijdens deze periode het huis of het appartement zou uitbreiden zodat de toegelaten oppervlakte om van het verlaagd B.T.W.-tarief te kunnen genieten wordt overschreden, het belastingvoordeel dient teruggestort te worden en eveneens de aangifte-verplichting zoals vermeld in § 2 moet nageleefd worden. Het betekent eveneens dat bij verkoop van woning of appartement in deze bedoelde periode de eigen gezinstoestand van de verkoper niet in aanmerking kan genomen worden voor de toepassing van het verlaagd B.T.W.-tarief.

Tenslotte kan bij wijze van voorbeeld vermeld worden dat indien tijdens bedoelde periode een persoon niet langer ten laste zou zijn, dit geen aanleiding geeft tot verlies van het belastingvoordeel gezien de gezinstoestand beoordeeld wordt op 1 januari van het jaar waarin de belasting voor het eerst opeisbaar wordt overeenkomstig artikel 22 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

4. Het feit dat in het geamendeerde voorstel het begrip « ten laste » wordt gehanteerd overeenkomstig artikel 136 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, heeft wel een invloed op de verruiming van de maximaal toegelaten oppervlakte om van de toepassing van het verlaagd B.T.W.-tarief te kunnen genieten. Zij die een inkomen verwerven waardoor ze ingevolge artikel 136 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen niet langer als « persoon ten laste » worden beschouwd, kunnen de basis niet meer uitmaken om binnen het gezin het oppervlakte-criterium te doen verhogen. Vanuit sociaal standpunt is dit trouwens verdedigbaar; ook op budgettair vlak betekent deze wijziging een verzachting in hoofde van de overheid.

5. Wij laten nog opmerken dat, zowel in het oorspronkelijk als het geamendeerde voorstel, de toepassing van een verlaagd B.T.W.-tarief op basis van de in § 4 aangegeven criteria (voorheen artikel 2 en artikel 4 van het wetsvoorstel 1-308/1) verantwoord is ingevolge bijlage H van de zesde B.T.W.-richtlijn van de Europese Unie die een verlaagd tarief mogelijk maakt voor de bouw in het kader van het sociaal beleid verstrekte huisvesting. Het is evident dat het oppervlakte-criterium een aangewezen maatstaf is om het sociaal karakter te bepalen. Bovendien kan gesteld worden dat bij de bepaling van dit oppervlakte-criterium het een uitgesproken sociaal gegeven is wanneer er rekening wordt gehouden met de gezinslast van degene die het betrekt (dit is expliciet gesteld in het geamendeerd voorstel).

6. Er moge op gewezen worden dat de verruiming van de oppervlakte-criteria in functie van de gezinslast maar kan wanneer de bouwheer of de verkrijger de woning zelf met zijn gezin betrekt :

­ de gezinslast van de oprichter of bouwheer die het goed niet zelf zal betrekken is niet relevant;

­ er kan geen rekening worden gehouden met de gezinstoestand van mogelijke toekomstige huurders omdat die bij de oprichting nog niet zijn gekend en omdat de huur zelf buiten de B.T.W.-toepassing valt.

Nr. 2 VAN DE HEER D'HOOGHE

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. ­ Deze wet treedt in werking op 1 juli 1996. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het eerste amendement.

Nr. 3 VAN DE HEER D'HOOGHE

Art. 4

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het eerste amendement.

Nr. 4 VAN DE HEER D'HOOGHE

Art. 4

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording bij het eerste amendement.

Jacques D'HOOGHE.