Covid-19-crisis - Tijdelijke werklozen - Aangeboden opleiding - Uitbreiding voor zelfstandigen
epidemie
gedeeltelijke werkloosheid
beroepsopleiding
zelfstandig beroep
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling
werkgelegenheidsbeleid
FOREM (Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi)
verlet
18/11/2020 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 17/12/2020) |
18/12/2020 | Antwoord |
In het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2020 is de regeling van de versoepelde economische werkloosheid verschenen. Daarin wordt een nieuwe voorwaarde toegevoegd: nl. dat de werkgever voortaan in het ondernemingsplan moet opnemen dat bedienden in tijdelijke werkloosheid twee vormingsdagen per maand worden aangeboden (artikel 12 van het koninklijk besluit nr. 46 van 26 juni 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus Covid-19 (II) tot ondersteuning van de werkgevers en de werknemers).
Vreemd genoeg blijft de opleiding beperkt tot bedienden. Arbeiders vallen aldus vreemd genoeg uit de boot.
Om de opleiding te verbreden en te versnellen besliste de Vlaamse Regering om de Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding (VDAB) informatie te geven over wie de tijdelijke werklozen zijn zodat hen proactief een gericht opleidingsaanbod gedaan kan worden. Vanaf oktober 2020 zou dit kunnen opstarten.
Momenteel kan iemand die tijdelijk werkloos is een opleiding volgen. Zij kunnen dit kosteloos bij de VDAB. Gezien de opwelling van de Covid-19 pandemie is het aangewezen om gestructureerde acties te ondernemen, gericht op de tijdelijke werklozen die het meest gebaat zijn met opleiding en / of het grootste risico lopen langdurig in deze situatie te verkeren (bijvoorbeeld in de luchtvaarsector, evenementenindustrie, horeca, enz.). Enkel door een gerichte actie zal er een maximaal gewenst effect zijn op de groepen die er het meest baat bij hebben.
Aldus leren zij nieuwe «skills» bij. Hierbij is zowel de werknemer als de maatschappij in haar geheel gebaat.
Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: het betreft een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Terwijl de Gewesten al belangrijke bevoegdheden hadden op vlak van arbeidsbemiddeling en de Gemeenschappen op vlak van opleidingen, zorgde de zesde Staatshervorming voor een overdracht van belangrijke bevoegdheden op vlak van het arbeidsmarktbeleid. De regelgeving over het individuele en collectieve arbeidsrecht, met inbegrip van welzijn op het werk, en de regelgeving over de sociale zekerheid bleven echter federaal. Dit geldt ook voor het sociaal overleg en het loonbeleid. De federale overheid beschikt ook over de residuaire bevoegdheid. Vandaar deze vraag.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:
1) Welke initiatieven gaat u nemen om nog meer tijdelijke werklozen toe te laten om opleidingsmodules bij onder meer de VDAB en de Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi (FOREM) te kunnen volgen? Bent u bereid om net de categorieën die het grootste risico lopen op langdurige werkloosheid aan te moedigen om deze stap te zetten die goed is voor hen en voor de maatschappij in haar geheel? Kan u het tijdschema en de inhoud uitvoerig toelichten?
2) Bent u bereid om te onderzoeken hoe zelfstandigen die in de onmogelijkheid verkeren om hun activiteit uit te oefenen en bijvoorbeeld een overbruggingsrecht ontvangen eveneens de mogelijkheid te bieden om kosteloos opleidingen te volgen bij de diverse Gewestelijke opleidingsinstanties? Gaat u dit eventueel aankaarten op het Overlegcomité? Kan u het tijdschema en de inhoud toelichten?
De twee vragen betreffen beleidsvragen waarover de administratie van de Individuele Arbeidsbetrekkingen noch de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA) elementen van antwoord kunnen geven. De tweede vraag lijkt eerder te behoren tot de minister bevoegd voor de zelfstandigen.
Door de Gewesten worden trouwens de nodige initiatieven genomen om tijdelijke werklozen te vormen teneinde hun kansen in verband met hertewerkstelling (al dan niet tijdelijk) te vergroten.
Met betrekking tot de technische aspecten in verband met de vorming van tijdelijk werklozen en de gestelde vraag evenwel het volgende:
Het koninklijk besluit nr. 46 van 26 juni 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werkgevers en de werknemers voorziet bij wijze van overgangsmaatregel, een tijdelijke aanpassing (van 1 oktober 2020 tot 31 december 2020) van de regeling inzake economische werkloosheid voor ondernemingen die niet meer in de voorwaarden verkeren om beroep te doen op tijdelijke werkloosheid wegens overmacht die het gevolg is van de Covid-19-epidemie, dit zowel voor de arbeiders (artikel 13) als de bedienden (artikel 14). Enkel in dit laatste specifieke geval heeft de werkgever de verplichting aan de betrokken bedienden twee vormingsdagen per maand aan te bieden. De werknemer is gehouden tot het volgen van de aangeboden vorming.
Dit betekent niet dat arbeiders geen opleiding kunnen volgen. Elke werknemer (arbeider of bediende) die tijdelijk werkloos wordt gesteld kan tijdens de periode van tijdelijke werkloosheid onder bepaalde voorwaarden een opleiding volgen.
Het moet onder andere gaan om een opleiding:
– ofwel door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
– ofwel door een instelling erkend door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
– ofwel door een sectoraal opleidingsfonds;
– ofwel door de werkgever indien de inhoud van het opleidingsprogramma door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling erkend wordt.