Internationaal Strafhof - Onderzoeken naar oorlogsmisdaden in Afghanistan - Verenigde Staten - Mogelijke sancties tegen leden van het Strafhof - Impact op de werking
oorlogsmisdaad
Internationaal Strafhof
Afghanistan
Verenigde Staten
internationaal recht
30/6/2020 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 30/7/2020) |
22/7/2020 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-618
De Amerikaanse president Donald Trump heeft een decreet ondertekend waardoor sancties mogelijk worden tegen leden van het Internationaal Strafhof die onderzoek zouden voeren naar militairen van Verenigde Staten (VS). Opvallend is dat ook de familieleden van die medewerkers de toegang tot de VS geweigerd zou kunnen worden.
Volgens het decreet kunnen banktegoeden van leden van dat Internationaal Strafhof bevroren worden. Ook zou hen visa om de VS binnen te komen, geweigerd worden. Opvallend is ook dat die laatste sanctie ook zou uitgebreid kunnen worden tot familieleden van die onderzoekers.
Concreet gaat het om een onderzoek dat Fatou Bensouda, de hoofdaanklager van het Strafhof, voert naar oorlogsmisdaden en schendingen van mensenrechten in Afghanistan. Dat onderzoek slaat op wandaden bedreven door de fundamentalistische talibanrebellen en het Haqqani-terreurnetwerk, maar ook door Afghaanse troepen en veiligheidsdiensten en Amerikaanse militairen.
De VS hebben in tegenstelling tot ons land het ICC-verdrag niet geratificeerd. Het Internationaal Strafhof (International Criminal Court – ICC) in Den Haag werd in 2002 opgericht om schendingen van de mensenrechten in conflicten te onderzoeken en te berechten als het gerecht van de betrokken lidstaten dat niet kunnen of niet willen.
Het Internationaal Strafhof reageerde met een verklaring: «Een aanval op het Internationaal Strafhof is een aanval op de belangen van de slachtoffers van misdaden, voor wie het Hof de laatste hoop op gerechtigheid is.» En: «Landen die voor internationaal recht zijn, moeten deze acties publiekelijk afkeuren.»
Josep Borrell, de buitenlandvertegenwoordiger van de Europese Unie (EU), zegt «zeer bezorgd» te zijn.
Deze vraag betreft tevens een transversale aangelegenheid met de Gewesten. De standpunten van de Vlaamse Regering en de verdediging hiervan bij de Verenigde Naties geschiedt systematisch in coördinatie met de federale overheid. De gefedereerde overheden geven mede het inhoudelijk standpunt van de federatie vorm voor die materies waarvoor zij intern bevoegd zijn. Binnen de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid waarin de verschillende beleidsniveaus zijn vertegenwoordigd, wordt het Belgisch buitenlands beleid gecoördineerd.
Graag had ik u volgende vragen voorgelegd:
1) Hoe reageert u op het «executive order», een presidentieel decreet, waarbij de Verenigde Staten sancties kunnen opleggen tegen de leden van het Internationaal Strafhof in Den Haag die onderzoek zouden voeren naar VS-militairen en hun bondgenoten en waarbij deze sancties ook hun kunnen worden uitgebreid tot hun familieleden?
2) Gaat u gevolg geven aan eventuele vragen van de Verenigde Staten om bankrekeningen te bevriezen van leden van het Strafhof of hun familieleden? Worden er hieromtrent afspraken gemaakt binnen de EU?
3) Wat is de potentiële impact van deze sancties op de onderzoeksmogelijkheden van het Internationaal Strafhof en het aanhouden van verdachten van het Strafhof?
4) Bent u bereid om zowel bilateraal als samen met de EU een oproep te doen aan de Verenigde Staten om deze sancties terug te roepen? Bent u bereid hieromtrent een duidelijk standpunt in te nemen?
5) Welke andere stappen acht u aangewezen om het Internationaal Strafhof – dat als enige bevoegd is om zich te buigen over de ernstigste misdaden tegen het volkenrecht en misdaden die de internationale gemeenschap als geheel treffen – toe te laten hun werk te doen?
Er wordt verwezen naar het antwoord dat zal worden gegeven door de minister van Buitenlandse Zaken en van Defensie, op vraag 7-618 met hetzelfde onderwerp.