Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-218

van Guy D'haeseleer (Vlaams Belang) d.d. 28 november 2019

aan de minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Armoedebestrijding, Gelijke Kansen en Personen met een beperking

Werkloosheidsverzekering - Prestaties in het buitenland - Toelating - Controles

werkloosheidsverzekering
uitgezonden werknemer

Chronologie

28/11/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/1/2020)
21/1/2020Antwoord

Vraag nr. 7-218 d.d. 28 november 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Werk is een gewestelijke bevoegdheid en bijgevolg betreft deze vraag een transversale aangelegenheid.

Belgische werknemers die prestaties verrichten in het buitenland kunnen onder bepaalde voorwaarden toegelaten worden tot de werkloosheidsverzekering.

Kan de geachte minister mij een antwoord geven op de volgende vragen :

1) Hoeveel Belgische werknemers hebben in 2018 uitkeringen aangevraagd op basis van prestaties in het buitenland, opgesplitst per Gewest?

2) Hoeveel van hen werkten met een arbeidsovereenkomst met een buitenlandse werkgever?

3) Hoeveel onregelmatigheden werden er in 2018 met betrekking tot tot deze bewijsvoering ontdekt?

4) Welke en hoeveel sancties werden er in 2018 dienaangaande uitgesproken?

5) Welke moeilijkheden ervaart men bij de administratieve behandeling van dergelijke dossiers?

Antwoord ontvangen op 21 januari 2020 :

Allereerst wil ik het geachte lid eraan herinneren dat de gewesten over belangrijke bevoegdheden beschikken inzake het arbeidsmarktbeleid, maar dat de werkloosheidsreglementering een federale bevoegdheid is, waarvan de controle wordt uitgeoefend door de controlediensten van de RVA.

Door een verstrenging van de werkloosheidsreglementering (*) worden de prestaties in het buitenland vanaf 1 oktober 2016 enkel nog in aanmerking genomen voor de toelaatbaarheid tot het recht op werkloosheidsuitkeringen in België indien voldaan is aan 2 voorwaarden:

1. de prestaties zijn gesitueerd in een land waarmee België een akkoord heeft afgesloten om, inzake werkloosheidsverzekering, rekening te houden met prestaties in dat land, wat dus het bestaan van een bilateraal of internationaal verdrag vereist;

2. tenzij het gaat om prestaties als grensarbeider, kunnen de buitenlandse prestaties slechts in rekening worden gebracht indien zij gevolgd worden door ten minste 3 maanden arbeid (of een langere periode, indien dit door het betrokken verdrag zo zou zijn voorzien) onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid, sector werkloosheid.

Hierop bestaat een uitzondering voor de arbeidsprestaties onderworpen aan de regeling voorzien in de wet van 17 juli 1963 over de overzeese sociale zekerheid. Deze prestaties worden in aanmerking genomen wanneer zij verricht werden in een tewerkstelling die in België aanleiding zou geven tot onderwerping aan de sociale zekerheid, sector werkloosheid, en indien de werknemer, na de in het buitenland verrichte prestaties, arbeid heeft verricht onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid, sector werkloosheid, ongeacht de duur.

Wat betreft de gelijkgestelde dagen moet daaraan toegevoegd worden dat deze in België voor de toelaatbaarheid tot het recht op uitkeringen enkel nog in aanmerking genomen worden indien dit ook in het verdragsland waarin zij werden verkregen het geval is. In de regel zal dit echter niet zo zijn.

(*) Koninklijk besluit van 11 september 2016 tot wijziging van artikel 37, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering – BS 20 september 2016.

1) In 2018 telde men 1.213 volledig werklozen die toegelaten werden tot de Belgische werkloosheidsverzekering op basis van buitenlandse prestaties. Deze gegevens zijn tot op heden nog niet beschikbaar volgens gewest, maar de RVA stelt alles in het werk om deze statistieken beschikbaar te stellen in de nabije toekomst.

2) Tenzij het gaat om een verdragsland waar ook andere prestaties dan arbeid als loontrekkende rechtopenend kunnen zijn op werkloosheidsuitkeringen, wat zoals hoger gezegd uitzonderlijk is, moet worden aangenomen dat de toelating gebeurde op basis van een arbeidsovereenkomst met een buitenlandse werkgever. Hierover kan geen detail worden gegeven, aangezien bijvoorbeeld op de Europese formulieren enkel sprake is van in aanmerking te nemen “tijdvakken van verzekering”, zonder dat deze nader worden gespecifieerd.

3) De RVA beschikt niet over deze gegevens. Dit type inbreuk wordt niet apart in de databank geëncodeerd.

4) De RVA beschikt niet over deze gegevens. Dit type inbreuk wordt niet apart in de databank geëncodeerd.

5) Bij de administratieve behandeling van deze dossiers, ondervindt men volgende problemen:

De termijn om de buitenlandse documenten U1 te verkrijgen via de databank RINA is verschillend per land. Dit heeft een invloed op de behandelingstermijn van deze dossiers in het proces Toelaatbaarheid. Bovendien dient de ontvangst van deze documenten manueel opgevolgd te worden.

–  Om het document U1 te bekomen dient het werkloosheidsbureau soms verschillende documenten te bezorgen aan het land waar betrokkene gewerkt heeft. Dit zijn niet voor elk land dezelfde documenten.

–  Niet aan alle Europese landen kan via RINA een document U1 opgevraagd worden (enkel aan de landen die met het EESSI-platform werken of die ‘EESSI-ready’ zijn). Als een document U1 ingediend wordt door diegene die een uitkeringsaanvraag doet, met prestaties in een land dat niet ‘EESSI-ready’ is, is het moeilijk om de echtheid van het document te onderzoeken. Als het werkloosheidsbureau het document U1 dient op te vragen aan een land dat niet ‘EESSI-ready’ is, duurt het in vele gevallen ook lang vooraleer het document U1 ontvangen wordt.