Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1441

van Maud Vanwalleghem (CD&V) d.d. 17 december 2021

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee

Seksueel geweld - Registratiesystemen - Politie - Justitie - Cijfergegevens

seksueel geweld
officiële statistiek
gerechtelijke vervolging

Chronologie

17/12/2021Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/1/2022)
15/2/2022Antwoord

Vraag nr. 7-1441 d.d. 17 december 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag: de thematiek van seksueel geweld heeft zowel betrekking op het federale alsook op het niveau van de Gemeenschappen.

Het voorkomen van seksueel geweld neemt epidemische proporties aan waar voornamelijk meisjes en vrouwen het slachtoffer van worden. Desondanks ligt het aangiftecijfer dramatisch laag en wordt er zelfs vermoed dat 90 % van de slachtoffers geen aangifte doet.

Om op structurele wijze deze problematiek te kunnen aanpakken, is het essentieel te beschikken over voldoende en correcte cijfergegevens. Binnen die context is het ook nodig om een inzicht te verkrijgen in de verschillende registratiesystemen van gemelde feiten bij zowel politie en justitie, en welke gegevens omtrent zowel slachtoffers als daders hieruit gedistilleerd kunnen worden.

Daarnaast kan er heel wat tijd zitten tussen een aangifte bij de politie en de uitspraak van een vonnis. Dit zorgt er voor dat indien men de politiecijfers en justitiecijfers van een gegeven jaar naast elkaar zou leggen, het onmogelijk is om dezelfde feiten in beide overzichten terug te vinden en te vergelijken. Ook dit maakt het moeilijk om aan te geven hoeveel veroordelingen, opschortingen of interneringen er volgen uit aangiftes.

Het is vanzelfsprekend dat er veel minder veroordelingen dan meldingen zijn. Het is echter onduidelijk op welk niveau het meeste uitval is en waarom. We weten ook niet of dit problematisch is. Stel dat er voor bepaalde feiten bijna altijd een opschorting volgt, dan is dit mogelijks wel problematisch.

Daarom volgende vragen:

1) Wat kan justitie doen om de aangiftebereidheid voor feiten van seksueel geweld te verhogen en het «dark number» te bestrijden? Welke initiatieven zijn hierrond gepland en in welke mate wordt samengewerkt met de Gemeenschappen?

2) Op welke manier zijn de registratiesystemen van politie en justitie op elkaar afgestemd? Wat is voor verbetering vatbaar?

3) Kan er op dit moment in kaart worden gebracht welk gevolg (veroordeling, opschorting of internering) er wordt gegeven op niveau van justitie aan meldingen bij de politie? Welke denkpistes of initiatieven bestaan hierover?

4) Bestaan er cijfers over de doorlooptijden van gerechtelijke dossiers over aanranding van de eerbaarheid en verkrachting?

5) Wordt er op heden een retour vanuit justitie voorzien van de veroordelingen van dossiers die gemeld werden bij de politie? Op welke manier, en indien dit niet gebeurt, waarom niet?

6) Op welke manier kan meer inzicht verkregen worden in de procedurele keten voor het slachtoffer, startende bij het moment van aangifte tot het eventuele vonnis? Welke initiatieven of denkpistes bestaan er waarbij het slachtoffer zelf aan dossieropvolging kan doen op een transparante en laagdrempelige manier?

Antwoord ontvangen op 15 februari 2022 :

1) Zoals reeds aangegeven is in andere parlementaire vragen, ligt het «dark number» op het gebied van verkrachting inderdaad erg hoog, en daarom moet men slachtoffers helpen om een klacht in te dienen. Dergelijke zaken worden vaak geseponeerd wegens onvoldoende bewijsmateriaal. In heel wat gevallen is het niet eenvoudig dergelijk bewijsmateriaal te verkrijgen, in het bijzonder wanneer de klacht meerdere dagen, maanden of zelfs jaren na de feiten wordt ingediend. Beide aspecten zijn nauw met elkaar verbonden. Om beterschap in deze situatie te brengen, zijn reeds tal van tools en mogelijke oplossingen ingevoerd en wordt er continu gewerkt aan andere. Zo zien we bijvoorbeeld de ontplooiing van een doorgedreven aanpak in specifieke domeinen die gelinkt zijn aan seksuele misdrijven, zoals performantere DNA-analyses, gespecialiseerde opleidingen voor de politie, gerichtere maatregelen met betrekking tot het verzamelen en verwerken van gegevens met betrekking tot seksueel geweld, alsook de uitbouw van de ViCLAS-gegevensbank (Violent Crime Linkage Analysis System). Voorts wijs ik op de ministeriële richtlijn van 8 februari 2017 betreffende de seksuele agressie set (SAS), die een kader schept rond het gebruik van de SAS, alsook op de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken (Belgisch Staatsblad van 30 november 2011) en op omzendbrief COL 21/2013 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep van 19 december 2013 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken. Ik werk aan een wetsontwerp dat het DNA-onderzoek bij seksueel geweld vereenvoudigt zodat er geen bewijs verloren gaat. Er wordt een nieuwe richtlijn betreffende de bestrijding van seksueel geweld opgesteld. De hervorming van het seksueel strafrecht werd in eerste lezing gestemd in de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Daarin krijgt seksueel geweld bijzondere aandacht met het oog op een daadkrachtige aanpak.

Ik kan eveneens het proefproject «Code 37» aanstippen, dat in 2017 te Antwerpen op touw is gezet door het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC), het parket en de rechtbank van eerste aanleg, met als doel de sepots bij verkrachtingszaken zoveel mogelijk in te perken. In het kader van deze aanpak is het NICC rechtstreeks betrokken bij de dossiers in kwestie, waarbij het toezicht heeft op de inhoud van het dossier vanaf de beginfase en professioneel advies verstrekt. Het slachtoffer staat centraal binnen die aanpak, waardoor justitie sneller, menselijker en straffer wordt. Het resultaat is dat er tweemaal zoveel verkrachtingszaken zijn opgelost. Het project werd bijgevolg positief beoordeeld en zal naar het hele land worden uitgebreid.

Op het gebied van recidive wordt er meer gefocust op de rehabilitatie van de dader door de nadruk te leggen op de psychologische begeleiding en follow-up van de dader, om zo de kans op recidive te verminderen. Thans zijn er besprekingen aan de gang om de samenwerkingsakkoorden van 1998 inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik te herschrijven, zulks voor het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, die om een specifiek akkoord heeft verzocht.

Er zijn tal van projecten en initiatieven ontplooid om slachtoffers aan te moedigen om met hun verhaal naar buiten te komen. We wijzen in de eerste plaats op de drie zorgcentra na seksueel geweld, waarvan er thans vijf zijn (Luik, Charleroi, Antwerpen, Gent en Brussel). Zij vangen vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven slachtoffers van seksueel geweld op en bieden hen onder hetzelfde dak medische en forensische zorg, alsook psychologische ondersteuning en monitoring.

Evenzo stimuleert het College van procureurs-generaal de ontwikkeling van proefprojecten die focussen op het inzamelen van klachten bij het politiecommissariaat door gespecialiseerde politieagenten, het oprichten van ter zake gespecialiseerde interventieteams (indien nodig in samenwerkingsverband tussen verschillende politiezones) en het aangaan van partnerschappen met de hulpdiensten, waarbij het de bedoeling is dat de gespecialiseerde politieagent naar het slachtoffer gaat om de klacht te registeren in plaats van omgekeerd.

2) & 5) De vraag inzake cijfermateriaal is van essentieel belang. Wij moeten ons baseren op voldoende nauwkeurige en betrouwbare gegevens om een overzicht te hebben van de fenomenen die wij willen begrijpen en om het te voeren beleid te bepalen en vervolgens te evalueren. De politiediensten, het openbaar ministerie en de zetel doen een beroep op afzonderlijke informaticatools. Het is thans bijgevolg niet mogelijk om «geïntegreerde» statistieken bij te houden en een dossier van het begin tot het einde van de strafketen te volgen. Hoewel de systemen gelukkigerwijs in grote mate compatibel zijn, volgen zij voor het overige verschillende vormen van logica, wat een aantal moeilijkheden oplevert die moeilijk kunnen worden samengevat in het kader van een parlementaire vraag. Die moeilijkheden gaan ruim voorbij het kader van seksueel geweld. Verschillende werven die verband houden met «haatmisdrijven», of met «gendergerelateerde» registratie – die reeds de productie van betrouwbare, naar gender uitgesplitste statistieken op het stuk van intrafamiliaal geweld mogelijk heeft gemaakt – zijn thans in uitvoering teneinde de statistische benadering te optimaliseren, binnen de perken van onze beschikbare middelen. De aanzet tot het proces is dan ook gegeven voor alle statistieken.

3) Op basis van de gegevens van het strafregister is het niet mogelijk om te bepalen hoeveel meldingen van seksueel geweld aanleiding hebben gegeven tot veroordelingsvonnissen, opschortingen of interneringen. Dat kan worden verklaard door de werking van de strafrechtelijke procedure.

Verschillende meldingen overgezonden van de politie aan het parket kunnen immers worden gegroepeerd in eenzelfde zaak. Binnen die zaak kunnen de feiten wegens onderzoekswerkzaamheden van politie en gerecht worden ge(her)kwalificeerd en verschillen van de tenlastelegging die de politie initieel aan het misdrijf heeft toegewezen. De tenlasteleggingen worden dus aan een of meerdere verdachten in eenzelfde zaak toegewezen, afzonderlijk op grond van zijn of hun rol in de zaak. Sancties die leiden tot het verval van de strafvordering, kunnen reeds ten aanzien van elke verdachte afzonderlijk worden genomen op het niveau van het parket. Wanneer de beklaagden worden verwezen naar de vonnisgerechten in het kader van een zaak, gebeurt dat op grond van de in aanmerking genomen strafrechtelijke kwalificaties, onafhankelijk van het aantal processen-verbaal van misdrijf die initieel werden opgesteld. Tot slot zijn de vonnissen van de beklaagde(n) in een zaak geïndividualiseerd en wordt daarin, in voorkomend geval, uitspraak gedaan over de geestestoestand, de schuld en de straffen en maatregelen die van toepassing zijn in de strafwetgeving. Op dat laatste niveau zijn niet meer de kwaliteit of kwantiteit van de door de politie geregistreerde meldingen die als basis dienen voor de beslissingen, maar de uiteindelijke kwalificatie die het gerecht in aanmerking neemt, en de tenlastelegging van die kwalificatie aan een persoon op grond van het bewijs verzameld tijdens het gerechtelijk onderzoek. Aangezien bij de toepassing van het strafrecht niet elke laakbare handeling aanleiding geeft tot een afzonderlijk vonnis en in de loop van een procedure een of meerdere strafrechtelijke kwalificaties aan een daad kunnen worden toegewezen, is het niet mogelijk om het aantal meldingen aan de oorsprong van een zaak te bepalen op grond van het aantal personen die zijn veroordeeld, een opschorting genieten of zijn geïnterneerd.

4) Ik verwijs u naar de onderstaande tabel.

Tabel: Aantal zaken van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting die de correctionele parketten tussen 1 januari 2016 en 31 december 2020 hebben afgesloten.

Gegevens volgens het geregistreerde misdrijf, het jaar van de afsluitende beslissing en de gemiddelde doorlooptijd (d) in dagen.


2016

2017

2018

2019

2020

n.

d

n.

d

n.

d

n.

d

n.

d

Aanranding van de eerbaarheid

3 975

243

4 003

245

4 003

226

4 268

230

4 264

259

Verkrachtingen

3 775

295

4 088

292

4 136

300

4 542

284

4 420

314

Bron: gegevensbank van het College van procureurs-generaal – Statistisch analisten.

6) Alle slachtoffers kunnen een beroep doen op een justitieassistent die werkt in de justitiehuizen die onder de Gemeenschappen vallen. Die kan algemene informatie over het verloop van een gerechtelijke procedure of over de rechten van de slachtoffers bezorgen. De justitieassistent kan de slachtoffers bij elke stap in de gerechtelijke procedure ondersteunen en begeleiden door hen het verloop van de procedure uit te leggen, hun vragen te beantwoorden, aanwezig te zijn bij die stappen, enz.