Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-291

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 5 december 2014

aan de minister van Justitie

Wet inzake terbeschikkingstelling (T.B.S.) - Toepassing - Uitvoering

voltrekking van de straf
strafsanctie
vervangende straf

Chronologie

5/12/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2015)
9/2/2015Antwoord

Vraag nr. 6-291 d.d. 5 december 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De uitvoering van de wet inzake terbeschikkingstelling (T.B.S.) heeft rechtstreeks invloed op de werking van de Gemeenschappen, onder andere voor de opvang, opvolging en begeleiding van mensen die een terbeschikkingstellingsmaatregel van de regering (T.B.R.) opliepen.

Deze vraag betreft de toepassing en uitvoering van de wet inzake T.B.S. van 26 april 2007 en de opheffing zonder overgangsbepalingen van de wet inzake T.B.R. van 9 april 1930 en mogelijke herstelbepalingen.

De (nieuwe) wet inzake T.B.S. bevat doelstellingen en criteria die grondig verschillen van de (oude) wet inzake T.B.R. Het gebrek aan overgangsbepalingen kan ertoe leiden dat een onder de (oude) wet inzake T.B.R. veroordeelde persoon onder en na de invoering van de (nieuwe) wet inzake T.B.S. verder ter beschikking blijft, terwijl de betrokkene, indien hij of zij thans diezelfde feiten zou plegen en met dezelfde antecedenten correctioneel zou moeten verschijnen, géén T.B.S. zou kunnen worden opgelegd, vermits hij niet aan de criteria van de nieuwe wet voldoet.

Deze maatregel werd ingevoerd ter bescherming van de maatschappij tegen veelplegers die echter uitsluitend kleine veroordelingen opliepen. Oorspronkelijk was T.B.R. eerder een bedreiging, een stok achter de deur.

Wat gebeurt er met personen die wel een T.B.R.-maatregel hebben lopen, maar die sinds de nieuwe wet niet onder de criteria van de T.B.S. vallen? Zo is er onder de nieuwe wet een veel strengere beoordeling van de maatschappelijke gevaarlijkheid.

Duidelijkheid is nodig voor alle betrokkenen van deze justitiële maatregel en dus zeker ook voor de Gemeenschappen, die nu een grotere rol krijgen bij de werking van de justitiehuizen en bij sommige justitiële bevoegdheden.

Vandaar graag een duidelijk antwoord van de minister. Hoe moeten deze wetten geïnterpreteerd worden? In hoeverre kan de vorige wet nog worden toegepast na de invoering van de nieuwe wet als er geen overgangsmaatregelen zijn?

Antwoord ontvangen op 9 februari 2015 :

De wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank trad in werking op 1 januari 2012. Deze wet vervangt de terbeschikkingstelling van de Regering door de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank.  

Er kan worden opgemerkt dat de wet van 26 april 2007 wel degelijk voorziet in een overgangsbepaling, met name het artikel 12:  

Bij de inwerkingtreding van deze wet worden de dossiers van ter beschikking van de regering gestelden waarin de minister van Justitie hetzij een beslissing tot internering, hetzij een beslissing tot invrijheidstelling op proef heeft genomen ambtshalve en zonder kosten ingeschreven op de algemene rol van de strafuitvoeringsrechtbanken.

De minister maakt de dossiers over aan de griffier van de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank.

Ingeval van een invrijheidstelling onder toezicht is de strafuitvoeringsrechtbank van de woonplaats, of bij gebreke daarvan, van de verblijfplaats van de ter beschikking van de regering gestelde veroordeelde bevoegd.” 

Deze overgangsbepaling werd bovendien onderworpen aan een prejudiciële vraagstelling bij het Grondwettelijk Hof. Er kan aldus worden verwezen naar het arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 november 2013, nr. 160/2013 waarin het Hof zich uitspraak over twee prejudiciële vragen gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank van Brussel: 

B.6. Beide prejudiciële vragen hebben betrekking op de overgangsregeling van de wet van 26 april 2007, voor strafrechtelijk veroordeelde personen die overeenkomstig de wet van 9 april 1930 ter beschikking van de regering werden gesteld, maar die zich niet in één van de gevallen bevinden waarin zij onder de gelding van de nieuwe wet tot een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank zouden kunnen worden veroordeeld. Bijgevolg dienen beide vragen samen te worden behandeld.” 

Het Grondwettelijke Hof heeft beide prejudiciële vragen negatief beantwoord en achtte de voorziene overgangsregeling aldus grondwetsconform. Ik ben zo vrij de geachte Senator dan ook uit te nodigen kennis te nemen van dit arrest teneinde de volledige door het Grondwettelijk Hof gevolgde redenering te lezen. Het uitgangspunt hierbij is dat zowel de terbeschikkingstelling van de Regering als de terbeschikkingsstelling van de strafuitvoeringsrechtbank een bijkomende straf is en dat de in het geding zijnde zaken aldus strafrechtelijke einduitspraken betreffen. Het Grondwettelijk Hof stelde dan ook: 

B.10.1. Volgens een fundamenteel beginsel van onze rechtsorde, kunnen rechterlijke beslissingen niet worden gewijzigd dan ingevolge de aanwending van rechtsmiddelen. 

B.10.2. Aan dat beginsel wordt geen afbreuk gedaan door de invoering van een mildere strafwet. De terugwerkende kracht van zulk een wet geldt enkel in zoverre er geen strafrechtelijke einduitspraak is. Is de strafrechtelijke beslissing onherroepelijk geworden, dan kan de opgelegde straf worden uitgevoerd, ook al zou de strafwet inmiddels milder geworden zijn.” 

Om aldus tot de volgende conclusie te komen: 

B.11. Aangezien de in het geding zijnde bepaling tot doel heeft de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken te eerbiedigen en te doen eerbiedigen, ligt aan haar een dwingende reden van algemeen belang ten grondslag en is ze derhalve redelijk verantwoord. 

B.12. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.” 

Voor wat betreft de overdracht van de bevoegdheden van de Justitiehuizen naar de gemeenschappen, gaan de taken die zij in dit specifiek kader uitoefenen, vanzelfsprekend mee over. Het samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten van de Justitiehuizen voorziet dit. Er werden me in het kader van de voorbereidingen van deze overdracht geen specifieke moeilijkheden meegedeeld.