Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1071

van Valérie De Bue (MR) d.d. 26 oktober 2016

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Kort ziekenhuisverblijf na bevalling - Neonatale tests - Opvolging van medisch-sociale werkers - Geïnformatiseerd materniteitsdossier

moederschap
ziekenhuis
voorkoming van ziekten
Office de la naissance et de l'enfance
vroegste kinderjaren

Chronologie

26/10/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/11/2016)
1/2/2017Rappel
7/2/2017Antwoord

Vraag nr. 6-1071 d.d. 26 oktober 2016 : (Vraag gesteld in het Frans)

Volgens de meest recente cijfers inzake kort verblijf in het ziekenhuis na een bevalling, vormde het aandeel van de bevallingen zonder complicaties gevolgd door een verblijf in de materniteit van twee dagen of minder, in 2014 voor sommige ziekenhuizen reeds 15%.

In ons land worden pasgeborenen enkele dagen na de geboorte systematisch getest op een reeks aangeboren aandoeningen. Ze worden ook getest op doofheid, hetgeen onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen valt. Die tests gebeuren rechtstreeks in het ziekenhuis bij alle baby's tussen de derde en de vijfde levensdag.

In het kader van een kort verblijf in het ziekenhuis na een bevalling zonder risico's heb ik de volgende vragen:

1) Werd er nagedacht over hoe die tests zullen plaatsvinden?

2) Hoe wordt de opvolging aan huis door de medisch-sociale werkers van l'Office de la naissance et de l'enfance (ONE), van Kind&Gezin (K&G), et van de Dienst für Kind und Familie (DKF) opgevat?

3) Wat denkt u over de veralgemening van het geïnformatiseerde materniteitsdossier waarin het traject van de multidisciplinaire zorg wordt opgenomen voor baby's die het ziekenhuis vroeg verlaten?

Antwoord ontvangen op 7 februari 2017 :

1.      Wat de neontale metabole screening betreft is het belangrijk dat we de hoge participatiegraad voor deze test behouden. Dit was bijgevolg ook één van de aandachtspunten binnen de pilootprojecten en maakte deel uit van de selectie van de pilootprojecten. Er worden verschillende modellen uitgetest aan de hand van de pilootprojecten. Dit moet toelaten om na de evaluatie van de projecten aan te geven welk model het beste resultaat geeft op het vlak van de neonatale screening. 

2.      Zoals aangegeven in punt 1 verschillen de projecten inhoudelijk. Een continuïteit binnen de verschillende projecten betreft de verplichte partners in het project. Kind en Gezin of ONE zijn hier één van. Op deze manier moet binnen elk project de doorstroom naar ONE of Kind & Gezin worden gegarandeerd. 

3.      De gemeenschappelijke inhoud van een perinataal dossier is nu ontwikkeld en zal kunnen worden ondersteund in het kader van het actiepunt 6 van het e-healthplan « delen om samen te werken » teneinde aan de projecten een drager te kunnen voorstellen om de gegevens te registreren, te wijzigen en te delen. Het zorgtraject is momenteel eigen aan elk project, maar omvat enkele belangrijke en gemeenschappelijke aspecten voor de behandeling en de opvolging. De projecten werden bovendien onder meer op basis van diverse criteria geselecteerd die betrekking hebben op de kwaliteit van de opvolging van de moeder en van het kind. Momenteel zijn er projecten waar de verschillende partners samen investeren in een perinataal dossier. De meerwaarde hiervan zal uiteraard ook geëvalueerd worden.