Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7458

van Wouter Beke (CD&V) d.d. 29 november 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen

Berekening pensioenen - Wet eenheid van loopbaan - Uitvoering - Toepassing

pensioenregeling
cumuleren van pensioenen
pensioenvoorwaarden
werknemer in loondienst
zelfstandig beroep

Chronologie

29/11/2012Verzending vraag
24/1/2013Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7459

Vraag nr. 5-7458 d.d. 29 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Wanneer bij de berekening van een pensioen blijkt dat de eenheid van loopbaan van 45 jaar overschreden werd, worden de minst voordelige jaren in mindering gebracht. Door deze handeling wordt het pensioen tot de eenheid teruggebracht. Maar bij een gemengde loopbaan als werknemer en als zelfstandige worden steeds de minst voordelige jaren als zelfstandige in mindering gebracht, zelfs wanneer de pensioenopbrengst als werknemer voor bepaalde jaren lager is dan de minst voordelige jaren als zelfstandige. Dit betekent dat iemand met een gemengde loopbaan een minder voordelig pensioen geniet enkel en alleen omwille van de verandering van statuut.

Dit pijnpunt werd in aanbeveling 2010/1 van de Ombudsdienst Pensioenen aangekaart. Terwijl dit parlement bijna tien jaar geleden actie ondernam door een wetswijziging goed te keuren. In 2003 werd namelijk de wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en zelfstandigen met het oog op de uitvoering van het principe van de eenheid van loopbaan aangenomen. Deze wet wijzigde de pensioenstelsels van werknemers en zelfstandigen zodat, ongeacht het stelsel, steeds de minst voordelige jaren verwijderd zouden moeten worden. De regering kreeg de opdracht deze wet bij koninklijk besluit uit te voeren.

Tot op vandaag werd deze unaniem goedgekeurde wet nog altijd niet uitgevoerd. De pensioeninstellingen RSVZ en RVP kunnen ze immers niet uitvoeren bij gebrek aan koninklijke besluiten.

Mag ik u daarom vragen:

1) Wat de bezwaren waren en zijn om deze wet uit te voeren?

2) Wanneer en hoe denkt u actie te ondernemen om deze wet uit te voeren?

3) Hebt u dit probleem al besproken met uw collega minister?

4) Wat zouden de gevolgen van de in het regeerakkoord aangekondigde afschaffing van de eenheid van loopbaan zijn voor deze wet?

Antwoord ontvangen op 24 januari 2013 :

In antwoord op zijn vragen heb ik de eer om het geachte lid het volgende mee te delen :

Ik verwijs  naar het antwoord van de toenmalige minister van pensioenen, Bruno Tobback, op de parlementaire vraag nr. 3-5795 gesteld op 24 augustus 2006 door senator Jan Steverlynck en het antwoord van de toenmalige minister van pensioenen, Marie Arena,  op de parlementaire vraag nr. 4-855 gesteld op 23 april 2008 door senator Pol Van Den Driessche, die ik volledig onderschrijf. 

Deze antwoorden leggen omstandig uit waarom de uitvoeringsbesluiten er niet gekomen zijn. 

Enerzijds stelt de uitvoering van de wet van 11 mei 2003, zoals hij is gesteld, de administraties voor enorme administratieve problemen, anderzijds mag niet uit het oog verloren worden dat de wet van 11 mei 2003 in sommige gevallen zelfs kan leiden tot een minder voordelig pensioen. Ziehier de redenen. 

De wet van 11 mei 2003 beoogt, zoals u stelt, bij overschrijding van ‘de eenheid van loopbaan’ de minst voordelige jaren te verwijderen hetzij in de loopbaan als werknemer, hetzij in de loopbaan als zelfstandige.

Sedert het bestaan van deze wet proberen de betrokken administraties, de Rijksdienst voor pensioenen en het Rijksinstituut voor de verzekeringen der zelfstandigen een eenvoudige en coherente uitvoering aan deze wet te geven. 

Maar lijkt het principe van de keuze van het minst voordelige jaar eenvoudig, de bewoording van de wet maakt deze oefening echter zeer complex. 

Zeker, de waarde van een pensioenjaar is een berekeningselement dat gemakkelijk terug te vinden is en waarvan de vergelijking met de waarde van een pensioenjaar in een ander regime eenvoudig is.

Maar de toepassing van de regels met betrekking tot het minimumjaarrecht of het minimumpensioen maken de zaken ingewikkeld en niet evenwichtig uitvoerbaar. 

Zo is het minimumjaarrecht enkel van toepassing als, na toepassing van het principe van de eenheid van loopbaan, er nog 15 jaar als werknemer overblijven. Zo kan het weglaten van een minder voordelig jaar als werknemer ten voordele van een beter jaar als zelfstandige een grote negatieve impact hebben op het totaal uitbetaald pensioen in de werknemersregeling daar het recht op minimumjaarrecht niet meer geopend wordt. 

Uiteraard geldt dit nog meer voor de toekenning van het minimumpensioen waar een loopbaanvoorwaarde geldt van 30 jaar. 

Dan zijn er nog de specificiteiten van het stelsel der zelfstandigen, meer bepaald de toepassing van het minimumpensioen zelfstandige dat naargelang het geval al dan niet geplafonneerd wordt, de vergelijking tussen de in beide stelsels gelijkvallende loopbaanjaren en de ganse problematiek rond de vergelijking van pensioenjaren in het kader van de rechten op pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoten.

Dit alles maakt een correcte vergelijking in de praktijk onmogelijk en zoals hoger gesteld is een pervers effect , namelijk minder pensioen in totaliteit, mogelijk.  

Conform de regeringsverklaring en rekening houdend met de budgettaire context zal ik enerzijds nagaan hoe het principe van de eenheid van loopbaan, dat indruist tegen het verzekeringsprincipe, geleidelijk aan kan afgebouwd worden. Anderzijds zal ik mijn collega minister Laruelle en de beide administraties uitnodigen om te zoeken naar een werkbare oplossing, desnoods door de bepalingen van de wet van 11 mei 2003 aan te passen. 

Bovendien onderzoek ik nu hoe de diverse stelsels van minimumpensioenen en het minimumjaarrecht beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Indien we tot een meer geharmoniseerd minimumpensioen kunnen komen, dat moet het in princiep wél mogelijk zijn om een keuze te maken voor het meest voordelige jaar.