Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-667

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 27 december 2010

aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

Armoedebestrijding - Leefloon van gezinnen - Aanpassing aan de concrete gezinssamenstelling

armoede
minimumbestaansinkomen
gezinslast
huishouden

Chronologie

27/12/2010Verzending vraag
24/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-666

Vraag nr. 5-667 d.d. 27 december 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Vlaamse Gezinsbond concludeert, op het einde van het Europees Jaar van de Armoedebestrijding, dat het leefloon gezinsonvriendelijk is en dus niet doeltreffend is als instrument voor de armoedebestrijding. Vooral het onvoldoende meetellen van het aantal kinderen in het gezin van een leefloontrekker weegt door. Zo ontvangt een begunstigde met drie kinderen evenveel als een begunstigde met één kind. Een koppel met kinderen ontvangt evenveel als een alleenstaande ouder.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Is de minister het eens met de conclusie van de Gezinsbond dat de berekening van het leefloon onvoldoende rekening houdt met de kinderlast en dat er daardoor belangrijke kansen tot het bestrijden van armoede, zeker ook armoede bij kinderen, verloren gaan?

2. Zo ja, welke initiatieven plant ze ter verbetering van deze situatie? Hoe kan bij de toekenning van het leefloon ten volle rekening gehouden worden met de kinderlast om effectiever en efficiënter de armoede te bestrijden?

Zo neen, op basis van welke argumenten beoordeelt ze de conclusie van de Gezinsbond als foutief en niet relevant voor de armoedebestrijding?

Antwoord ontvangen op 24 juni 2011 :

Het recht op maatschappelijke integratie (met inbegrip van het leefloon) bedoeld bij de wet van 26 mei 2002, en reeds eerder het recht op het bestaansminimum bedoeld bij de wet van 7 augustus 1974, zijn vastgesteld in functie van globale categorieën van gerechtigden. Zo zijn de bedragen die aan de verschillende categorieën werden toegekend afhankelijk van het feit of de aanvrager al dan niet minstens één ongehuwd minderjarig kind ten laste heeft. Voor de meerkost per kind wordt met het kind rekening gehouden bij de toekenning van de gezinsbijslag, niet bij de berekening van het leefloon van de aanvrager. Bovendien wordt de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag, waarvan het bedrag hoger is dan de gewone gezinsbijslag, toegekend aan leefloongerechtigden. Op die manier variëren de uitkeringen naar gelang het aantal kinderen.

Daarnaast dient te worden aangestipt dat de wetgever ervoor heeft gezorgd dat alle gezinnen met minstens één ongehuwd minderjarig kind ten laste op de zelfde manier worden behandeld en tot dezelfde categorie behoren, of het nu gaat om eenoudergezinnen of om gezinnen met gehuwde of feitelijk samenwonende partners.

Het klopt dat het wettelijke leefloon voor gezinnen met minstens één kind ten laste onder de armoederisicodrempel valt.

Een mogelijke oplossing kan erin bestaan het wettelijke leefloon op te trekken voor personen met minstens één kind ten laste, maar hierbij mogen we een aantal elementen niet uit het oog verliezen. Het recht op maatschappelijke integratie (met inbegrip van het leefloon) vormt immers een residuaire socialebijstandsregeling van de sociale zekerheid, waarvan de bedragen bijgevolg niet hoger mogen zijn dan de andere sociale uitkeringen of het gewaarborgd minimuminkomen. Indien het leefloon enkel zou worden verhoogd voor de categorie van leefloongerechtigden, zou dit kunnen leiden tot tewerkstellingsvallen met betrekking tot de andere regelingen. De verhoging van de categorieën zou dan ook moeten gebeuren in afstemming met de andere takken van de sociale bijstand, de sociale zekerheid en het minimuminkomen, wil men het evenwicht tussen deze regelingen bewaren.

Er dient te worden opgemerkt dat het leefloon ten gevolge van verschillende verhogingen van het basisbedrag, de index niet meegerekend, met in totaal 14 % gestegen is sinds het in kracht treden van de wet van 26 5 2002 inzake het recht op maatschappelijke integratie.

Op 1 september 2011 komt daar nog 2 % bij ingevolge de toepassing van de welvaartskoppeling.

Voorts wordt de problematiek van kinderarmoedebestrijding wat mijn bevoegdheden betreft, aangepakt door middel van maatregelen inzake de socioculturele participatie, waarvoor jaarlijkse subsidies worden toegekend. Een van de drie luiken van deze maatregel betreft de hulp aan kansarme kinderen. Aan de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW) wordt in 2010 en 2011 een budget toegekend van 4,2 miljoen euro om dit beleid uit te voeren. Het kan gaan om het verlenen van individuele voordelen (hulp in het kader van de participatie aan sociale programma’s, studiebegeleiding, psychologische ondersteuning voor kinderen of ouders die een specialist willen raadplegen, sociale hulp in het kader van paramedische ondersteuning, bijstand bij de aankoop van pedagogische hulpmiddelen of spelletjes) of om collectieve voordelen die de kosten dekken van initiatieven voor de maatschappelijke integratie van kansarme kinderen (plaatsen waar mensen een luisterend oor vinden, gezinssteunpunten, gelegenheidsopvang voor kinderen, enz.).