De wetgeving rond bewuste HIV-besmettingen
aids
strafrecht
31/5/2012 | Verzending vraag |
22/6/2012 | Antwoord |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2328
In het verleden werd ons land al een aantal keren geconfronteerd met strafzaken waarbij een seropositieve persoon werd aangeklaagd omdat anderen werden besmet door onveilig seksueel contact met de seropositieve persoon in kwestie. Momenteel heeft ons land geen HIV-specifieke wetgeving en worden dergelijke rechtszaken behandeld via een aantal algemene wetsbepalingen, zoals poging tot moord, opzettelijke slagen en verwondingen. Is de minister voorstander van de huidige praktijk of van het gebruik van HIV-specifieke wetten? Bestaat er volgens de minister een richtlijn die duidelijkheid biedt wanneer het openbaar ministerie wel en wanneer niet zal vervolgen?
De opzettelijke overdracht van HIV via seksueel contact staat als zodanig inderdaad niet vermeld in het Belgisch Strafwetboek. Voor de bestraffing van een dergelijke handeling moet dus gebruik gemaakt worden van de bestaande teksten. Er bestaan binnen het openbaar ministerie ook geen specifieke richtlijnen omtrent de vervolging van bewuste HIV-besmettingen.
In het kader van de geldende Belgische wetgeving zijn verschillende strafbaarstellingen toepasselijk naargelang het geval.
De opzettelijke overdracht van HIV via seksueel contact valt ten eerste onder het toepassingsgebied van de bepalingen met betrekking tot opzettelijke slagen en verwondingen (art. 398 en volgende van het Strafwetboek) alsook van de bepalingen met betrekking tot doodslag ofwel moord indien met voorbedachten rade (art. 393 en volgende van het Strafwetboek).
Het onderhouden van seksuele contacten zonder de partner op de hoogte te brengen van de eigen staat van seropositiviteit is wel degelijk een verwonding volgens de vaste rechtspraak terzake, inzonderheid een inwendig letsel dat aan het menselijk lichaam van buiten uit door een chemische op de lichaamsgesteltenis inwerkende oorzaak wordt toegebracht (Cass., 12 april 1983).
De artikelen 402 en 405 van het Strafwetboek betreffende het opzettelijk toedienen van schadelijke stoffen kunnen ook de overdracht van HIV via seksueel contact dekken.
Artikel 402 bepaalt: “Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank wordt gestraft hij die bij een ander een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt door hem, opzettelijk maar zonder het oogmerk om te doden, stoffen toe te dienen die de dood kunnen teweegbrengen, of stoffen die, al zijn zij niet van die aard dat zij de dood teweegbrengen, toch de gezondheid zwaar kunnen schaden”.
Artikel 405 doelt op de poging.
Ten aanzien van de bestanddelen van het strafbaar feit bedoeld in artikel 402, staat de overdracht van het aidsvirus via seksueel contact zonder de partner daarvan op de hoogte te brengen, gelijk met het opzettelijk toedienen van een stof die de dood kan teweegbrengen of de gezondheid zwaar kan schaden.
Ondanks het feit dat er terzake geen specifieke incriminatie bestaat in het strafrecht lijkt het mij dat de bestaande strafrechtelijke kwalificaties dus voldoende toereikend zijn om risicovol seksueel handelen te bestraffen.