Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5983

van Louis Ide (N-VA) d.d. 29 maart 2012

aan de minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw

Schmallenbergvirus - Schapen - Misvormingen bij lammeren - Cijfers - Actieplan - Onderzoek

schapen
rundvee
dierenziekte
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
gezondheidsinspectie
veterinaire inspectie

Chronologie

29/3/2012Verzending vraag
3/5/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5983 d.d. 29 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit een krantenartikel van 14 januari 2012 blijkt dat reeds drieëntwintig schapenbedrijven besmet zijn met het Schmallenbergvirus. Net als bij blauwtong, wordt het Schmallenbergvirus verspreid via kleine muggen en maakt het runderen en schapen ziek. Bij lammeren lokt het misvormingen uit. Of dat ook bij kalfjes zo is, zal pas over enkele maanden blijken. Gezien de ernst van deze ziekte, peil ik middels deze vraag naar de actie van de minister inzake dit probleem.

Gezien het feit dat dit reeds het tweede virus is op relatief korte tijd (enkele jaren geleden blauwtong, nu het Schmallenbergvirus) dat onze dieren besmet, stel ik me ook de vraag of er niet breder zou moeten gewerkt worden, bvb. met een algemeen actieplan omtrent dierenvirussen. Ook stel ik me de vraag of de intensieve veeteelt niet moet worden herbekeken. Zo wordt gesteld dat de intensieve veeteelt ervoor zorgt dat ziekten zich sneller verspreiden en muteren omdat de dieren heel nauw met elkaar in contact staan.

Concreet had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Hoeveel dieren zijn intussen besmet door het Schmallenbergvirus? Kan de geachte minister deze cijfers ook regionaal opsplitsen (Vlaanderen, Wallonië en Brussel)?

2) Wat heeft de geachte minister reeds ondernomen om deze ziekte in kaart te brengen? Heeft zij een meldplicht ingesteld? Werd er reeds informatie verspreid naar de veterinaire diensten en belanghebbenden om bewustwording omtrent dit probleem aan te moedigen?

3) Heeft zij reeds onderzoek ingesteld om op die manier mogelijke preventie- en bestrijdingsmaatregelen te ontwikkelen?

4) Op 20 januari 2012 werd, op initiatief van het Standing Committee on the Food Chain and Animals Health (SCoFCAH) van de Europese Commissie, in Brussel een technisch overleg gehouden inzake het monitoren van deze ziekte. Wat was de uitkomst van dit overleg? Welke adviezen werden er geformuleerd? Zal de geachte minister deze adviezen in de praktijk omzetten?

5) Wat denkt zij van een algemeen actieplan omtrent dierenvirussen?

6) Wat denkt zij over de mogelijke link tussen de groei en de grtotere weerbaardheid van dierenvirussen en de intensieve veeteelt?

Antwoord ontvangen op 3 mei 2012 :

1. Tot op 16 april 2012 werd het Schmallenbergvirus aangetoond in 412 landbouwbedrijven, waarvan 167 schapenbedrijven, 243 rundveebedrijven en 2 geitenbedrijven. Het is niet mogelijk het aantal dieren op te geven, gezien enkel de analyses voor het eerste geval dat in een bedrijf wordt geïdentificeerd door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) in aanmerking worden genomen en dus worden geregistreerd. Hierna vindt u de verdeling per Gewest :

 

Totaal aantal getroffen bedrijven

Totaal aantal getroffen schapenbedrijven

Totaal aantal getroffen rundveebedrijven

Totaal aantal getroffen geitenbedrijven

Waals Gewest

134

55

78

1

Vlaams Gewest

277

112

164

1

Brussels Gewest

1

0

1

0

De gegevens worden regelmatig bijgewerkt en kunnen worden geraadpleegd op de website van het FAVV (www.favv.be/dierengezondheid/schmallenberg/)

2. In België moet elke abortus bij runderen, schapen en geiten door de verantwoordelijke worden gemeld, waarna analyses volgen, en dit op basis van de wetgeving betreffende brucellose (voor runderen) en betreffende Q-koorts (voor schapen en geiten). Indien tijdens de autopsie verdachte letsels worden vastgesteld (misvormingen van het skelet of van het centraal zenuwstelsel), wordt een test op het Schmallenbergvirus uitgevoerd door het nationaal ontledingslaboratorium Centrum voor onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie (CODA). Het is dus niet noodzakelijk een bijkomende en specifieke meldingsplicht voor de ziekte van Schmallenberg in te stellen. Er bestaat noch op Belgisch vlak noch op internationaal vlak enige wetgeving met betrekking tot de ziekte van Schmallenberg. Overigens, deze ziekte maakt geen deel uit van de ziekten opgenomen in de lijst van de OIE. De kosten van het protocol inzake abortussen, met inbegrip van de test op het Schmallenbergvirus, worden op financieel vlak door het FAVV gedragen.

Zodra het virus in ons land werd geïdentificeerd (22 december 2011) heeft het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen alles in het werk gesteld om de dierenartsen, de veehouders en het grote publiek te informeren en te sensibiliseren aan de hand van informatieve nieuwsbrieven en via persberichten. De nadruk werd gelegd op het belang van de melding van alle abortussen bij herkauwers teneinde de eventuele aanwezigheid van het Schmallenbergvirus of van andere ziekten op te sporen. Op de internetsite van het FAVV wordt een samenvatting gegeven van de informatie over en de actuele situatie van deze ziekte.

3. Zodra het virus in België werd geïdentificeerd, heeft ons nationaal referentielaboratorium CODA alles in het werk gesteld om een diagnose van het virus met zoveel mogelijk zekerheid op te maken (contacten met andere referentielaboratoria, intern onderzoek). De ziekte van Schmallenberg is een ziekte die wordt overgedragen door vectoren (culicoïden) en de huidige gevolgen (abortussen, misvormingen) zijn het resultaat van de omloop van het virus in 2011. Er is dus geen preventiemaatregel mogelijk : de vorige epidemie van een andere vectorziekte, blauwtong, heeft aangetoond dat de bestrijding van de vectoren niet doeltreffend was. Een vaccin zou de veestapel kunnen beschermen, maar voor deze ziekte bestaat er nog geen vaccin. De farmaceutische bedrijven werken aan een evaluatie van de kosten-baten hieromtrent.

Onderzoeksprojecten zijn onlangs op Europees vlak voorgelegd; dit zijn projecten die gericht zijn op een beter begrip van de ziekte, wat een voorwaarde is voor de ontwikkeling van preventie- en/of bestrijdingsmiddelen.

4. In de vergadering van 20 januari heeft de Europese Commissie een stand van zaken opgemaakt over de epidemiologische toestand met betrekking tot de ziekte. De Commissie heeft herhaald dat zij niet van plan is om maatregelen te nemen tegen deze ziekte, zoals een meldingsplicht. Wij gaan helemaal akkoord met deze aanpak. De Commissie benadrukte het belang van informatie-uitwisselingen tussen de Lidstaten en van transparantie wat België heeft uitgevoerd zodra de ziekte van Schmallenberg op haar grondgebied werd geïdentificeerd. De Commissie heeft ten slotte gewezen op het feit dat de kennis over dit nieuwe virus moet worden verbeterd via gecoördineerd wetenschappelijk onderzoek op Europees niveau alvorens andere beslissingen te nemen.

5. België heeft een gezondheidsbeleid voor toezicht op dierenziekten ingesteld. De belangrijkste elementen van dit beleid zijn meer bepaald de analyse en opvolging van de nieuwe ontwikkelingen m.b.t. endemische ziektes, nieuwe of opnieuw opduikende ziektes (BVD, IBR, Q-koorts, blauwtong, West Nile Virus,…). Er wordt bijzonder belang gehecht aan de opvolging van de abortussen bij kleine herkauwers en runderen, waarbij een epidemiologisch onderzoek en analyses worden uitgevoerd. Het is verplicht aangifte te doen van abortussen bij alle runderen, waardoor het mogelijk is continu analyses uit te voeren voor een reeks ziekteverwekkers.

Sinds 2006 bestaat er eveneens een monitoringprogramma voor insecten die vectoren zijn van bepaalde virussen (blauwtong, ziekte van Schmallenberg). Dit programma moet het mogelijk maken :

In maart 2012 hebben Belgische onderzoekers als eerste het Schmallenbergvirus geïdentificeerd bij in gevangen genomen insecten (culicoïden) waarbij werd aangetoond hoe het virus van dier op dier wordt overgedragen.

Mijn diensten bestuderen momenteel de mogelijkheid om in de toekomst een onderzoek in te stellen met betrekking tot de evolutie van dit vectormonitoringprogramma evenals toezichtsprogramma's voor virale ziekten.

6. Het verband tussen de intensieve veeteelt en het opduiken, de hoogste frequentie of de ernst van virale ziekten is niet bewezen. Integendeel, vanuit het oogpunt van virale ziekten is de gezondheidstoestand in de veeteelt de laatste decennia voortdurend verbeterd dankzij de verschillende bestrijdings- en toezichtsprogramma's voor dierenziekten.

In het specifieke geval van blauwtong en de ziekte van Schmallenberg werden deze virussen nog nooit in Noord-Europa in kaart gebracht (noch op wereldvlak voor wat het Schmallenbergvirus betreft). Aangezien deze ziekten worden overgedragen door vectoren (culicoïden) is het verband met de intensiteit van de veeteeltmethodes quasi onbestaand. Deze nieuwe virussoort zou eerder kunnen worden toegeschreven aan de opwarming van de aarde evenals aan de globalisering van handel en transport waardoor de insleep van nieuwe vectoren en virussen gemakkelijker wordt.