De sluiting van de afdeling "Moderne Kunst" van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel
museum
schone kunsten
28/2/2012 | Verzending vraag |
27/3/2012 | Antwoord |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1974
De sluiting van de afdeling Moderne Kunst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, nu een jaar geleden, wekt veel deining. Zo wordt er maandelijks een protestactie gevoerd en de berichtgeving in de pers over die sluiting bezorgt de federale wetenschappelijke instellingen heel wat imagoschade. De sluiting van de afdeling Moderne Kunst is slechts een voorbeeld van de ingrijpende beslissingen die de algemeen directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, tevens algemeen directeur ad interim van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, neemt. Hij ventileert zijn nieuwe ideeën en beslissingen ook onophoudelijk in de pers. Het lijkt erop dat deze ambtenaar ad interim zonder enig overleg volledig zelfstandig en ad hoc beslissingen kan nemen.
Kan de minister verduidelijk hoe de normale beslissingsprocedure van een algemeen directeur en een algemeen directeur ad interim verlopen? In de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten zijn een directieraad, een uitvoerend comité en een wetenschappelijke raad actief. In welke mate zijn de betrokken directieraden, de uitvoerende comités en de Wetenschappelijke Raad hierbij betrokken? Wat zijn de wettelijke bevoegdheden van de directieraad, het uitvoerend comité en de wetenschappelijke raad? Wie zit respectievelijk in de directieraad, het uitvoerend comité en de wetenschappelijke raad en wat zijn hun precieze functies binnen en/of buiten de instelling? Op welke basis zijn die mensen gekozen en wat zijn de motivaties geweest om ze respectievelijk in de directieraad, het uitvoerend comité en de wetenschappelijke raad te laten zetelen? Is de aanstelling van elk van hen bekrachtigd in het Belgisch Staatsblad? Sinds wanneer zit elk van deze personen respectievelijk in de directieraad, het uitvoerend comité en de wetenschappelijke raad? Wat zijn de termijnen van de mandaten van elk van de leden van de directieraad, het uitvoerend comité en de wetenschappelijke raad? Kunnen dezelfde personen zetelen in respectievelijk de directieraad, het uitvoerend comité en de wetenschappelijke raad? Zo ja, vindt de minister het normaal dat het beslissingsrecht gecentraliseerd wordt bij een beperkte groep van dezelfde mensen.
Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op zijn vraag te vinden.
De algemeen directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) heeft toegegeven een communicatiefout te hebben begaan, te weten niet erin geslaagd te zijn de boodschap over te brengen dat de sluiting van het Museum voor Moderne Kunst niet de verdwijning van het toneel van de kunst van de XXe eeuw betekende, daar een deel van de kunstwerken werden verspreid over de twee verdiepingen van de patio naast het forum, het hart van de KMSKB.
De collecties worden binnenkort evenwel in een grotere ruimte ondergebracht in de vleugel van de instelling bekend onder de naam “uitbreiding”, zodra de Regie der Gebouwen haar werkzaamheden heeft beëindigd, in aansluiting op contacten tussen mijn kabinet en dat van de staatssecretaris belast met de Regie. Dat is uiteraard een voorlopige oplossing, in afwachting van de oprichting van een nieuw museum voor moderne en hedendaagse kunst, het project dat mijn voorkeur wegdraagt. Ik ben er mij van bewust dat dat een langetermijnproject is dat binnen 10 tot 15 jaar kan worden gerealiseerd.
De sluiting van het Museum voor Moderne Kunst werd bekendgemaakt in het managementplan van de algemeen directeur van de KMSKB en meegedeeld aan de voorzitter van het directiecomité van de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid en, naar verluid, aan mijn voorgangster die bevoegd was voor de federale wetenschappelijke instellingen (FWI’s).
Noch de directieraad noch de wetenschappelijke raad mag zich beroepen op enige bevoegdheid wat de sluiting betreft. Het is een door algemeen directeur genomen interne beslissing in overeenstemming met het programma dat hij opgesteld had en die hij via de verantwoordelijken van de betrokken diensten heeft laten uitvoeren.
In tegenstelling tot het informele uitvoerend comité (alle diensthoofden), hebben de directieraad en de wetenschappelijke raad een wettelijke grondslag.
De leden van de directie hebben er in hun hoedanigheid zitting in zolang zij in functie zijn. Het gaat om de algemeen directeur en de hoofden van de verschillende departementen van de FWI die weldra worden vervangen door operationeel directeurs en ondersteunende directeurs.
De wetenschappelijke raad bestaat voor de ene helft uit de leden van de directieraad en voor de andere helft uit wetenschappelijk prominenten van buiten de instelling uit de academische of wetenschappelijke wereld, met ervaring op het gebied van de opdrachten van de instellingen. Die externe leden, evenveel Nederlandstaligen als Franstaligen, worden op de voordracht van de minister door de Koning benoemd uit een door de algemeen directeur van de instelling voorgedragen dubbeltal. De externe leden hebben een verlengbaar mandaat van vier jaar. De voorzitter van de wetenschappelijke raad wordt onder hen gekozen, het ondervoorzitterschap komt van rechtswege de algemeen directeur toe. De benoemingsbesluiten worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
De beheerscommissie van haar kant is samengesteld uit door de minister benoemde leden, voor een (verlengbaar) mandaat van vier jaar. De benoemingsbesluiten worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Sommige leden zijn stemgerechtigd, anderen hebben enkel een adviserende stem, te weten de directeur van de wetenschappelijke raad en de door de personeelsleden van de POD of van de instelling gekozen secretaris.
De stemgerechtigde leden zijn:
de leden van rechtswege (de algemeen directeur van de FWI die ondervoorzitter is en de rekenplichtige);
een lid van het wetenschappelijk personeel van de instelling die door de algemeen directeur is gekozen, in een andere taalrol dan de zijne;
twee door de voorzitter van de POD aangewezen leden, te weten een ambtenaar van klasse A4 die de voorzitter wordt van de commissie en een personeelslid van niveau 4 die tot de financiële dienst behoort;
vier externe experts (twee Nederlandstaligen, twee Franstaligen) met managementervaring: twee van hen worden rechtstreeks door de minister gekozen en de twee anderen uit het door de algemeen directeur voorgedragen dubbeltal.