Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4481

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Wet van 28 april 1999 - Verschillen tussen de taalversies - Harmonisatie (Fiscale fraude)

belastingfraude
Financial Services and Markets Authority
Bijzondere Belastinginspectie
toepassing van de wet
interpretatie van het recht
taalgebruik
vertaling

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
14/5/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-233

Vraag nr. 5-4481 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De wet van 28 april 1999 tot aanvulling, wat de bestrijding van de fiscale fraude betreft, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten en van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, verplicht de gerechtelijke instellingen ertoe de minister van Financiën op de hoogte te brengen van tekenen van fiscale fraude.

Sinds 5 juli 1999, datum waarop deze wet in werking is getreden, moeten alle officieren van het openbaar ministerie die informatie krijgen waaruit blijkt dat er tekenen van fraude bestaan, zowel inzake directe belastingen als inzake indirecte belastingen, de minister van Financiën hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen. Dat blijkt duidelijk uit de rondzendbrief nr. 217 van 18 oktober 1999 van de bijzondere belastinginspectie (BBI). Er bestaat echter een verschil tussen de Nederlandse en de Franse versie van de wettekst.

Dat verschil, waarop commentatoren reeds hadden gewezen, heeft betrekking op het feit zelf dat aanleiding kan geven tot een informatie. Artikel 2 van de bovenvermelde wet bepaalt in het Frans dat " les officiers du ministère public près des cours et tribunaux qui sont saisis d'une information, [waarbij een informatie aanhangig is] dont l'examen fait apparaître des indices de fraude en matière d'impôts directs et indirects, en informeront immédiatement le ministre des Finances ". In het Nederlands daarentegen bestaat de verplichting tot mededeling enkel voor de hoven en rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is. Zo heeft men in de Nederlandse versie de tekst behouden zoals die was opgenomen in artikel 327, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), opgeheven door artikel 3 van de wet. Er is ook een interpretatiemoeilijkheid in verband met de identiteit van de informatoren : "officiers du ministère public " in de ene versie en " ambtenaren van het openbaar ministerie " in de andere. Dat verschil bestaat tien jaar na de inwerkingtreding van de wet nog steeds en kan nadelige gevolgen hebben voor de fiscale administratie.

Het Rekenhof verwijst daarbij naar een arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 5 mei 2009 waarbij de administratie zich had beroepen op de Franse versie van de wet, terwijl het hof van oordeel was dat de Nederlandse tekst duidelijk was en niet moest worden geïnterpreteerd. De administratie ging hiertegen in cassatie. Dit bewijst ten overvloede dat de wetgever de twee taalversies van die wet dringend moet harmoniseren.

1) Waarom werd deze harmonisering zelfs na tien jaar nog steeds niet doorgevoerd?

2) Welke maatregelen heeft de minister al genomen om het verschil tussen de Nederlandse en de Franse versie van deze wettekst weg te werken?

Antwoord ontvangen op 14 mei 2012 :

1. en 2. Met betrekking tot het taalkundig verschil tussen de Franse tekst, waarin er sprake is van “information”, en de Nederlandse tekst waarin er sprake is van “strafzaak aanhangig”.

Het Hof van Cassatie heeft bij arrest van 15 oktober 2010 het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 5 mei 2009 gecasseerd:

“De ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan het onderzoek indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen aan het licht brengt, moeten de minister van Financiën onmiddellijk inlichten; deze verplichting voor de bedoelde ambtenaren geldt niet enkel wanneer de strafvordering aanhangig werd gemaakt maar eveneens van zodra een opsporingsonderzoek is ingesteld”.

Ondanks dat arrest van het Hof van Cassatie hoop ik het verschil tussen de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 2 van de wet van 28 april 1999 weg te werken.

Een wijziging van die bepaling wordt thans voorbereid.

Met betrekking tot de uitdrukkingen “officiers du ministère public'”en “ambtenaren van het openbaar ministerie'” kan er worden gesteld dat deze in voornoemde wet niet bij wet moeten worden gewijzigd. Zij worden gebruikt in het Wetboek van Strafvordering sinds de inwerkingtreding ervan, inzonderheid in de artikelen 529 en 544, waar in het Frans “officiers chargés du ministère public” en in het Nederlands “ambtenaren belast met het openbaar ministerie” wordt gebruikt.