Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-33

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 30 augustus 2010

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking

LRA ("L'Armée de Résistance du Seigneur") - Nieuwe oorlogsmisdaden - Kindsoldaten

oorlogsmisdaad
kinderbescherming
Democratische Republiek Congo
misdaad tegen de menselijkheid

Chronologie

30/8/2010Verzending vraag
21/10/2010Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-31
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-32

Vraag nr. 5-33 d.d. 30 augustus 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het Verzetsleger van de Heer (LRA) van oorlogsmisdadiger Joseph Kony heeft de afgelopen maanden terug van zich laten horen. Honderden kinderen en volwassenen werden ontvoerd om ze in te zetten als soldaten, aldus een recent rapport van Human Rights Watch.

Minstens 697 kinderen en volwassenen in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en de Democratische Republiek Congo (DRC) werden de afgelopen 18 maanden brutaal uit hun huizen ontvoerd en met geweld gedwongen om mee te vechten met de rebellen, zegt Human Rights Watch. Ongeveer een derde van de ontvoerden zijn kinderen. Jongens worden ingezet als kindsoldaat, meisjes als seksslavin. Verder maakte het LRA doorheen de jaren zich schuldig aan verminkingen, verkrachtingen, kannibalisme en moord.

Ongeveer 255 mensen werden in dezelfde periode gedood door de rebellengroep, vaak door kindsoldaten. Meer dan 74.000 mensen zijn op de vlucht voor het geweld. Het LRA staat berucht voor de wreedheid, willekeur van hun aanvallen en hun gedwongen rekrutering.

Sinds 2005 houden de rebellen zich schuil in de bossen van Congo. Kony aanvaardde het voorstel om vredesgesprekken te voeren met de Ugandese regering, maar in die gesprekken werd weinig vooruitgang geboekt.

Ondertussen slaagde het LRA erin om zich te bewapenen en te versterken. De rebellengroep is de afgelopen jaren actief in het grensgebied tussen Sudan, de Centraal Afrikaanse Republiek en Congo.

LRA-leider Joseph Kony en andere leden van de groepering worden internationaal gezocht wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.

Ik had dan ook volgende vragen voor de minister:

1) Welke stappen heeft u concreet ondernomen om de LRA eindelijk de wacht aan te zeggen en dit zowel op internationaal niveau als wat betreft bilateraal overleg met uw ambtsgenoten inde DRC, Sudan en Uganda? Kan u dit concreet toelichten?

2) Meent u niet dat het meer dan tijd is om samen met de betrokken Afrikaanse landen en de internationale gemeenschap desnoods militair in te grijpen om het LRA definitief te ontbinden en de leiders voor het Internationale Strafhof in Den Haag te brengen? Kan u uw standpunt uitvoerig toelichten? Werd deze optie reeds besproken en zo ja waar?

3) Hoe reageert u op het recente rapport van Human Rights Watch?

4) Volgens diverse bronnen neemt het fenomeen van kindsoldaten terug toe in Afrika. Kan u deze tendens bevestigen en kan u gedetailleerd weergeven welke rebellenlegers en welke officiële legereenheden in Afrika heden kindsoldaten inzetten?

5) Kan u gedetailleerd overlopen welke programma's België ondersteunt om kindsoldaten terug te herintegreren in de maatschappij? Kan u dit cijfermatig toelichten?

Antwoord ontvangen op 21 oktober 2010 :

1. Kinderrechten zijn een belangrijk transversaal thema in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Schendingen van de rechten van het kind komen dan ook aan bod in de bilaterale beleidsdialoog met de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. DRC en Uganda zijn partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Op internationaal vlak is België lid van de zogenaamde “Group of Friends of Children and Armed Conflict”, een groep van 35 lidstaten van de Verenigde Naties die deze problematiek van nabij opvolgt, en er zeer nauwlettend op toeziet dat de rechten van kinderen in gewapend conflict de nodige aandacht krijgt.

2. Het forum om te spreken over mogelijke sancties tegen partijen die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van de rechten van het kind in het kader van gewapend conflict is de Verenigde Naties, meer bepaald de Veiligheidsraad. In het jaarlijkse debat van de Veiligheidsraad over kinderen en gewapend conflict heeft België, net zoals veel andere landen, alsook mevrouw Coomaraswamy (Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal voor kinderen en gewapend conflict), erop aangedrongen dat ernstige sancties moeten worden genomen tegen partijen die reeds vijf jaar voorkomen op de lijst van partijen die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van de rechten van het kind in het kader van een gewapend conflict, en die niet samenwerken met de Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal. Het LRA is één van deze “persistent perpetrators”.

3. Met interesse hebben ikzelf en mijn administratie kennis genomen van de rapportage van HRW over het LRA. Met deze en andere rapporten wordt rekening gehouden bij de voorbereiding van nieuwe ISP’s (indicatief samenwerkingsprogramma) met partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en bij de beleidsdialoog met de betreffende landen.

4. In het laatste rapport van de Secretaris-generaal over kinderen en gewapend conflict (april 2010) worden de laatste ontwikkelingen aangaande dit thema beschreven. Het rapport bevat in annex ook een lijst van partijen en organisaties die zich in het kader van een gewapend conflict schuldig maken aan ernstige schendingen van de rechten van het kind. Het rapport is beschikbaar via de volgende link: http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N10/311/28/PDF/N1031128.pdf?OpenElement

5. In 2009 werd vanop het budget van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in totaal 2 778 425 euro uitgegeven voor projecten die rechtstreeks verband hielden met de re-integratie van ex-kindsoldaten.

Het betreft 443 716 euro voor de NGO Vlaams Internationaal Centrum, die in DRC en Burundi via sensibilisatie de rekrutering van kindsoldaten tracht te voorkomen, en er ook de familiale en sociale re-integratie van kindsoldaten stimuleert.

158 840 euro was bestemd voor de NGO “Croix Rouge de Belgique”, eveneens voor de re-integratie van kindsoldaten in DRC.

Het bureau van de Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal voor kinderen en gewapend conflict werd versterkt door een JPO (Junior Professional Officer), waarvoor de Belgische bijdrage 106 358 euro bedroeg.

Het CIUF (Conseil Interuniversitaire de la Communauté française de Belgique) ontving 79 511 euro voor capaciteitsopbouw van instellingen die onderzoek doen rond vredesopbouw in de regio Grote Meren. Een gedeelte hiervan zal worden gebruikt voor onderzoek naar re-integratie van kindsoldaten.

Tenslotte gaf België via de Wereldbank 2 000 000 euro uit voor een demobilisatie en re-integratie programma in Burundi. Dit programma beperkte zich niet tot kindsoldaten, maar zij maakten wel uitdrukkelijk deel uit van de doelgroep.

Recenter werd nog geld vastgelegd voor twee programma’s van UNICEF. Enerzijds werd 1 000 000 euro vastgelegd voor het opzetten van beschermingssystemen voor kinderen in noodsituaties in Oost-Congo (DRC). Daarnaast werd ook een bedrag van 3 990 000 euro vastgelegd voor UNICEF in het kader van het “Monitoring and Reporting Mechanism” (MRM) dat werd ingesteld in het kader van resoluties 1612, 1882 en 1888 van de Veiligheidsraad. Het gaat hierbij om het monitoren van ernstige schendingen van de rechten van het kind in het kader van gewapend conflict, met inbegrip van seksueel geweld.

Daarnaast dient nog vermeld dat wat multilaterale samenwerking betreft, België beslist heeft om haar vrijwillige bijdragen te geven aan de algemene middelen van de internationale organisaties, in lijn van de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp. De bijdrage van de Belgische ontwikkelingssamenwerking aan de algemene middelen van UNICEF is de afgelopen jaren toegenomen van 4 500 000 in 2008 naar 18 658 000 euro in 2009. Voor 2010 is een bijdrage van 18 670 000 euro voorzien. Ook deze middelen kunnen dus door UNICEF naar believen worden aangewend, onder andere voor maatregelen in verband met schendingen van kinderrechten in het kader van een gewapend conflict.