Vervalste kunstwerken - Handel - In beslag genomen vervalsingen - Vervolgingen
kunstvoorwerp
schilderkunst
handel in kunstvoorwerpen
zwarte handel
namaak
gerechtelijke vervolging
officiële statistiek
5/11/2010 | Verzending vraag |
21/2/2011 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-308
De Portugese politie onderschepte onlangs honderddertig vervalste kunstwerken van grote kunstenaars als Leonardo da Vinci, Pablo Picassso, Marc Chagall en Joan Miró. De werken werden aangetroffen tijdens een politieactie tegen de grootste kunstbende van Portugal, een van de grootste kunstbendes van Europa. De stukken zijn bij een huiszoeking aangetroffen in de woning van een buitenlandse vrouw in een buitenwijk van Lissabon, aldus een politiewoordvoerder. Ook werden valse certificaten van echtheid in beslag genomen.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:
1) Hoeveel vervalste kunstwerken werden in ons land in beslag genomen, respectievelijk voor 2007, 2008, 2009 en 2010? Kunt u die cijfers duiden?
2) Hoeveel bedroeg de totale vermeende waarde van de in beslag genomen valse kunstwerken? Kunt u die cijfers duiden?
3) Volstaat de huidige handhaving en zo ja, kan dit uitvoerig worden toegelicht?
4) Hoeveel mensen werden voor zulke feiten veroordeeld? Tegen hoeveel mensen werd een proces-verbaal opgesteld voor handel in vervalste kunst? Graag kreeg ik cijfers voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010? Kunt u die cijfers duiden?
1. en 2. De gegevensbank van het College van procureurs-generaal laat niet toe om een antwoord te verstrekken op de eerste twee vragen.
3. Deze vraag valt onder de bevoegdheid van mijn geachte collega de minister van Binnenlandse Zaken.
4. Als antwoord op de vierde vraag zal nagegaan worden hoeveel zaken er tijdens de referentieperiode in het door de correctionele parketten gebruikte REA/TPI-systeem geregistreerd werden op basis van de tenlasteleggingscode “68L Kunstwerken/Œuvres d'art”. Binnen die zaken kan dan nagegaan worden hoeveel personen een veroordeling kregen. Ook zal er los van het jaar van binnenkomst nagegaan worden hoeveel personen er in de referentieperiode een veroordeling kregen.
We waarschuwen bij deze alvast dat de kans zeer reëel is dat statistieken op basis van deze tenlasteleggingscode een onderschatting zullen betreffen aangezien het zeer waarschijnlijk is dat sommige zaken die betrekking hebben op vervalste kunstwerken op het parket geregistreerd werden onder de meer algemene code “68A Namaking/Contrefaçon”.
1. Samenvatting / abstract
Tussen 1 januari 2007 en 30 juni 2010 kwamen er op de correctionele parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg twaalf zaken binnen met betrekking tot vervalste kunstwerken. In die twaalf zaken konden acht verdachten geïdentificeerd worden. Geen enkele van die verdachten kreeg reeds een veroordeling op 10 juli 2010. In dezelfde periode was er in het eerste vonnis ten gronde voor drie verdachten wel sprake van een veroordeling.
De mogelijkheid bestaat dat deze aantallen onderschattingen betreffen ten gevolge van het feit dat men bij de registratie soms een meer algemene tenlasteleggingscode gebruikt heeft als deze die specifiek voorzien werd voor vervalste kunstwerken.
2. Algemene opmerkingen
De gepresenteerde cijfers zijn afkomstig uit de centrale databank van de statistisch analisten van het Openbaar Ministerie. Deze databank is gebaseerd op de registraties van de correctionele afdelingen van de parketten en van de griffies bij de rechtbanken van eerste aanleg in het geïnformatiseerd systeem REA/TPI.
De meest recente gegevensextractie van de databank dateert van 10 juli 2010. De gerapporteerde gegevens betreffen dus de stand van de dossiers op deze extractiedatum. Bijgevolg dient men bij de interpretatie steeds voor ogen te houden dat een dossier intussen verder geëvolueerd kan zijn.
Van de zevenentwintig parketten/griffies in ons land zijn er zesentwintig die de correctionele zaken registreren in het geïnformatiseerd systeem REA/TPI. Enkel het parket van Eupen registreert geen gegevens in dit systeem, bij gebrek aan een Duitstalige versie. Naast deze zesentwintig gerechtelijke arrondissementen werd ook het federaal parket opgenomen in de analyse.
De hier behandelde gegevens betreffen enkel correctionele inbreuken die gepleegd werden door meerderjarige personen. Inbreuken toegeschreven aan minderjarigen worden behandeld door de afdeling “jeugd” van de parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg, waarover de statistisch analisten geen exploiteerbare gegevens hebben.
Het REA/TPI-systeem vereist in elke zaak de registratie van een voornaamste tenlastelegging en eventueel één of meerdere bijkomende tenlasteleggingen. De gepresenteerde cijfergegevens betreffen zaken geselecteerd op basis van de tenlasteleggingscode “68L : kunstvoorwerpen”.
3. Cijfergegevens
Tussen 1 januari 2007 en 30 juni 2010 kwamen er twaalf zaken binnen met betrekking tot vervalste kunstwerken. In die twaalf zaken konden acht verdachten geïdentificeerd worden. Aangezien we ons baseren op een geanonimiseerde gegevensbank, valt het niet te achterhalen hoeveel unieke verdachten het betreft. Eenzelfde verdachte kan immers meedere keren geteld worden (één keer per unieke zaak).
Twee van de acht verdachten zijn betrokken in een zaak die op de datum van onze laatste gegevensextractie, 10 juli 2010, nog in vooronderzoek is. Voor één verdachte stellen we vast dat het gerechtelijk onderzoek nog lopende is. Voor de vijf andere verdachten werd de zaak zonder gevolg gesteld, vier keer gebeurde dit omwille van technische motieven (tweemaal omwille van ‘onvoldoende bewijzen’, éénmaal omwille van ‘kracht van gewijsde’ en éénmaal omdat uiteindelijk geen misdrijf vastgesteld kon worden) en één keer omwille van andere prioriteiten.
Van de zaken binnengekomen in de referentieperiode werd er op 10 juli 2010 dus nog geen enkele verdachte veroordeeld. De kans bestaat echter wel dat één of meerdere van die verdachten in de nabije toekomst alsnog veroordeeld zullen worden.
Als we los van het jaar van binnenkomst op het parket kijken naar de verdachten die binnen een dergelijke zaak een eerste vonnis ten gronde kregen, stellen we vast dat tussen 1 januari 2007 en 30 juli 2010 welgeteld drie verdachten veroordeeld werden (in 2007 waren dat er twee met uitstel en in 2009 één effectief). Het gaat hier voor alle duidelijkheid enkel om de eerste vonnissen ten gronde zoals uitgesproken door de rechtbanken van eerste aanleg. Indien dit vonnis “bij verstek” geveld werd en de betrokkene tekende vervolgens verzet aan, dan is het mogelijk dat dezelfde rechtbank na verzet een ander vonnis velde. Los daarvan is het mogelijk dat er beroep aangetekend werd tegen een veroordeling, desgevallend wordt de zaak overgemaakt aan het hof van beroep.
Ter aanvulling merken we op dat in de referentieperiode vier verdachten binnen het eerste vonnis ten gronde genoten van een vrijspraak. Indien het parket hiertegen beroep aantekende, bestaat de kans dat die vier verdachten alsnog veroordeeld worden door het hof van beroep.
We benadrukken nogmaals dat deze cijfers een onderschatting kunnen betreffen ten gevolge van het feit dat een groot deel van de door de parlementair geviseerde zaken op het parket mogelijks geregistreerd werden op basis van de algemene tenlasteleggingscode “68A: Namaking”.