Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-182

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 20 september 2010

aan de minister van Justitie

Criminaliteit - Confiscatie bezittingen in het buitenland

georganiseerde misdaad
criminaliteit
verbeurdverklaring van goederen
nationale uitvoeringsmaatregel

Chronologie

20/9/2010Verzending vraag
16/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-182 d.d. 20 september 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Europese Commissie heeft België deze zomer op de vingers getikt. Ons land maakt immers geen gebruik van de mogelijkheid om buitenlandse bezittingen van criminelen te confisqueren. Twee jaar geleden moest ons land een Europese kaderwet daartoe invoeren. Dat is echter nog altijd niet gebeurd. Volgens strafrechtspecialist Vermeulen lopen we op die manier veel geld mis. Europees commissaris voor Justitie Viviane Reding stelt dat het in tijden van economische crisis erg jammer is dat de lidstaten op die manier miljarden van veroordeelde misdadigers links laten liggen.

Volgens de Europese regels kan een lidstaat sinds 2006 aan een ander land de confiscatie van bezittingen of inkomsten van veroordeelde criminelen vragen. De Europese lidstaten moeten zo'n verzoek onmiddellijk uitvoeren, zonder al te veel paperassen. Op die manier kan worden vermeden dat criminelen van de open grenzen profiteren, hun buit in het buitenland parkeren en ze dus buiten de handen van justitie houden. Vandaag is zo'n confiscatie ook al mogelijk. De huidige regelgeving is echter zo omslachtig dat er haast geen gebruikt van wordt gemaakt.

Onze noorderburen, die wel al gebruik maken van de verzoeken, zijn erin geslaagd om via 121 verzoeken aan Europese collega's bijna 20 miljard euro te verzamelen. Het is natuurlijk belangrijk de criminelen te raken waar het echt pijn doet en dat is in hun financiële opbrengsten. Het systematisch aanvallen van de winsten van misdadigers en criminele organisaties behoort tot een effectieve repressie. (De Morgen, Belgische justitie laat buitenlandse eigendommen criminelen ongemoeid, 24 augustus 2010, p.8)

In dit kader volgende vragen:

1. Erkent de minister dat België nog altijd geen gebruik maakt van de mogelijkheid om buitenlandse bezittingen van criminelen te confisqueren, zoals voorzien in de EU-regels? Kan hij ook meedelen waarom?

2. Beschikt de minister over cijfergegevens betreffende het aantal buitenlandse rekeningen van criminelen die in 2006, 2007, 2008, 2009 en de eerste helft van 2010 betrokken raakten in een gerechtelijk onderzoek? Hoeveel geld staat daar mogelijks geparkeerd?

3. Kan de minister meedelen hoe vaak ons land in diezelfde periode gebruik heeft gemaakt van de bestaande procedure en hoeveel geld zo geconfisqueerd werd?

4. Deelt de minister de mening dat er sprake is van een effectieve repressie wanneer criminelen worden getroffen in hun financiële opbrengsten? Kan hij zijn standpunt motiveren?

5. Acht hij het noodzakelijk maatregelen te treffen om de bestaande Europese regelgeving in te voeren?

6. Kan hij ook een lijst bezorgen met de andere Europese regels, binnen zijn bevoegdheidsdomein, die in ons land nog niet werden ingevoerd of omgezet?

Antwoord ontvangen op 16 maart 2011 :

1. Het kaderbesluit 2006/783/JBZ van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie is nog niet omgezet in Belgisch recht. Sinds 2008 is er een voorontwerp van wet klaar. Dat werd in 2009 voorgelegd aan de Raad van State en vervolgens gewijzigd ingevolge het advies van de Raad van State. Dat voorontwerp van wet kon echter niet worden ingediend in 2010 door de ontbinding van de Kamers.

De termijn voor de omzetting in de nationale wetgeving is overschreden. De Europese Commissie kan tegen een lidstaat echter geen procedure van beroep wegens niet-nakoming inleiden, aangezien een kaderbesluit niet onder hetzelfde stelsel als een richtlijn valt. Overeenkomstig het Verdrag van Lissabon zal een vergelijkbaar stelsel pas vanaf 2014 van toepassing zijn.

De samenwerking inzake confiscaties is overigens reeds mogelijk gemaakt op grond van een overeenkomst van de Raad van Europa, de Overeenkomst inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven van 8 november 1990, gewijzigd bij de Europese Overeenkomst inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van het terrorisme van 16 mei 2005, die door België is bekrachtigd op 17 september 2009.

Deze overeenkomst is ten uitvoer gelegd in het Belgische recht door de wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen. Deze wet werd gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen teneinde de vermogensbestanddelen te kunnen verdelen tussen de verzoekende Staat en de aangezochte Staat (artikel 8 van de wet van 1997).

De bijdrage van het kaderbesluit bestaat erin het bestaande juridisch kader te verbeteren door het beginsel van wederzijdse erkenning, dat eigen is aan de samenwerking tussen lidstaten van de Europese Unie, daarop toe te passen.

2. Noch de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, noch het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring beschikken ter zake over statistische gegevens.

Overeenkomstig artikel 3, paragraaf 3, 8°, van de wet van 26 maart 2003 verleent het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring enkel bijstand in het kader van de internationale wederzijdse rechtshulp, zoals het geven van juridisch advies ten behoeve van de gerechtelijke autoriteiten.

Hetzelfde geldt voor de FOD Justitie: aangezien het om een sterk “gejuridiseerde” aangelegenheid gaat, ten minste in het kader van de relaties binnen de Europese Unie, is de rol van de minister van Justitie dan ook beperkt.

3. Zie antwoord op vraag 2.

4. Als bijkomende straf moet de verbeurdverklaring steeds worden uitgesproken bij misdrijven of opzettelijke inbreuken. De rechter is echter niet ertoe verplicht de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen en de verruimde verbeurdverklaring zoals bepaald in de artikelen 43bis en quater van het Strafwetboek uit te spreken, maar hij kan die wel steeds uitspreken.

De verbeurdverklaring draagt zowel bij tot de afschrikkende als tot de retributieve functie van de straf.

5. Zie antwoord op vraag 1. De voorbereidende werkzaamheden voor de wet tot omzetting in Belgisch recht zijn aangevat en de volgende regering zal het wetsvoorstel spoedig kunnen voorleggen aan het parlement.

Meer in het algemeen hecht de minister veel belang aan de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving en hij heeft daarvan één van de prioriteiten gemaakt tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie.

De onder het Belgische voorzitterschap verrichte werkzaamheden hebben ertoe geleid dat de Raad de conclusies heeft aangenomen, samen met een methodologie die erop gericht is, de wettelijke en praktische tenuitvoerlegging van de instrumenten voor wederzijdse erkenning in de lidstaten te vergemakkelijken en te verbeteren.

6. Op 18 januari 2011 had België naast het Kaderbesluit inzake de beslissingen tot confiscatie ook het Kaderbesluit 2005/214/JBZ van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties nog niet omgezet.

Die twee kaderbesluiten zijn opgenomen in voormeld voorontwerp van wet.

Andere kaderbesluiten inzake wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken werden de laatste jaren goedgekeurd en moeten in de toekomst worden omgezet. Het gaat om de volgende kaderbesluiten: