Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1676

van Louis Ide (N-VA) d.d. 7 maart 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie

RIZIV - Overeenkomst tussen artsen en ziekenfondsen - Deconventionering - Aantallen

Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
dokter
algemene geneeskunde
ziekteverzekering

Chronologie

7/3/2011Verzending vraag
29/6/2011Herkwalificatie
12/7/2011Antwoord

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-1158

Vraag nr. 5-1676 d.d. 7 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het akkoord tussen artsen en ziekenfondsen werd op 17 januari 2011 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. In de gespecialiseerde media werd dit uitvoerig becommentarieerd. Zestien februari was de uiterlijke datum om zich te deconventioneren.

Conventionering houdt in dat de arts het akkoord tussen ziekenfondsen en artsen onderschrijft en de afgesproken tarieven zal hanteren. Wanneer de arts zich niet conventioneert , is hij niet gehouden deze tarieven te hanteren en kan hij extra ereloonsupplementen vragen aan zijn patiënten. Deels conventioneren houdt in dat de arts op bepaalde tijdstippen aan de afgesproken tarieven werkt en op bepaalde tijdstippen niet. De exacte tijdstippen moeten geafficheerd worden in de wachtkamer.

Actoren in het veld hebben in de medische pers hun nieuwsgierigheid te kennen gegeven naar de uiteindelijke uitkomst van de deconventionering. Ook mijn nieuwsgierigheid naar het algemeen draagvlak van deze overeenkomst is gewekt.

Gezien het verstrijken van de deadline vermoed ik dat de minister over cijfers beschikt die de deconventionering in kaart brengt. Daarom kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen:

1. Hoeveel huisartsen hebben zich gedeconventioneerd (in absolute cijfers)? Graag kreeg ik deze gegevens opgesplitst per arrondissement.

2. Hoeveel artsen-specialisten hebben zich gedeconventioneerd? Graag kreeg ik deze gegevens in absolute cijfers en opgesplitst per specialisme en per arrondissement?

3. Hoeveel huisartsen hebben zich deels gedeconventioneerd, ? Graag kreeg ik deze gegevens in absolute cijfers en opgesplitst per arrondissement.

4. Hoeveel artsen-specialisten hebben zich deels gedeconventioneerd? Graag kreeg ik deze gegevens in absolute cijfers en opgesplitst naar specialisme en naar arrondissement?

5. Wat denkt de minister over de procedure dat een arts of een arts-specialist zich door niet te reageren op de publicatie in het Belgisch Staatblad automatisch akkoord verklaart met het akkoord tussen ziekenfondsen en artsen? Geeft dit geen vertekend beeld over het algemeen draagvlak en de acceptatie van dit akkoord?

Antwoord ontvangen op 12 juli 2011 :

1, 2, 3 & 4) In antwoord op de vragen 1, 2, 3 en 4 vindt U in bijlage een overzicht, per arrondissement, van het aantal actieve huisartsen en artsen-specialisten die tot het akkoord toegetreden zijn, respectievelijk deels of geheel, hetzij dit akkoord geweigerd hebben. Dit zowel in absolute als relatieve cijfers (tabel 1).

In het kader van de actieve openbaarheid zijn deze cijfers integraal raadpleegbaar op de website van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV).

5) Voor het ogenblik ben ik gebonden door de geldende wetgeving van artikel 50 paragraaf 3 van de Wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Deze bepaling voorziet dat een akkoord in een bepaalde streek in werking treedt vijfenveertig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, behoudens indien meer dan 40 pct. van de geneesheren bij een ter post aangetekende brief hun weigering tot toetreding tot de termen van het akkoord betekend hebben. Om in elke streek in werking te treden, mogen bovendien niet meer dan 50 pct. van de huisartsen of de artsen-specialisten een weigering betekend hebben.

Bovendien, indien we binnen de groep van de algemeen geneeskundigen het aantal weigeringen vergelijken binnen de groepen ‘geaccrediteerd’ en ‘huisartsen met praktijktoelage’, stel ik vast dat het percentage weigeringen in eenzelfde grootteorde blijft (tabel 2).

De door het geachte lid gevraagde gegevens werden haar rechtstreeks meegedeeld. Gelet op de aard ervan worden zij niet gepubliceerd, maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Senaat.