Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1217

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 8 februari 2011

aan de minister van Binnenlandse Zaken

Criminaliteit - Nultolerantie in Kuregem - Resultaten

criminaliteit
misdaadbestrijding
openbare veiligheid
strijd tegen de misdadigheid
gemeentepolitie
Hoofdstedelijk Gewest Brussels

Chronologie

8/2/2011Verzending vraag
21/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1217 d.d. 8 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De geachte minister van Binnenlandse Zaken pakt uit met positieve cijfers ten gevolge van de nultolerantie in Kuregem. De criminaliteit zou met 26 % zijn gedaald, zij het in een golfbeweging. Toen de politieaanwezigheid verminderde naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie (EU), flakkerde de criminaliteit terug op. Ook zouden bendes hun actieterrein hebben verplaatst. De geachte minister pleit voor een volgehouden nultolerantie, maar geen oneindige. Ze pleit voor het herstel van het sociale weefsel en een doorgedreven preventie.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beschikt de geachte minister over het empirische bewijs van een positieve correlatie en een rechtstreeks causaal verband tussen enerzijds de invoering van de nultolerantie en anderzijds de daling van de criminaliteit in Kuregem? Op basis van welk onderzoek baseert zij haar bevindingen? Kan zij die cijfers plaatsen in een longitudinaal perspectief, zowel in het recente verleden als qua prognoses voor de nabije toekomst? Met welke wetenschappelijke methodes evalueerde zij respectievelijk de diverse concrete maatregelen?

2) Moeten deze cijfers niet sterk worden gerelativeerd als men weet dat (1) de criminaliteit zich eerder verplaatst dan algemeen vermindert, en (2) een systeem van doorgedreven nultolerantie nooit lange tijd aan de beoogde intensiteit kan worden ontwikkeld (zoals ook bleek naar aanleiding van het EU-voorzitterschap)? Leidt deze relativering niet tot sterke en bijna fundamentele twijfels bij zowel de effectiviteit als de efficiëntie van de nultolerantie?

3) Hoe lang zal de nultolerantie in Kuregem worden gehandhaafd? Welk tijdspad voorziet zij: weken, maanden, jaren, decennia? Zullen de sociale netwerken, enz., na het beëindigen van de nultolerantie voldoende sterk zijn?

4) Welk flankerend beleid ontwikkelt zij om naast de nultolerantie te investeren in sociale netwerken, meer vertrouwen in de lokale gemeenschap, enz.? Welke doelstellingen, methodes, timing, instrumenten, enz., hanteert zij in dat verband? Met wie zijn er samenwerkingsverbanden aan de gang? Welke samenwerkingsverbanden zijn dat? Zijn deze performant?

5) Hoe beoordeelt zij de mogelijke paradox tussen enerzijds de nultolerantie die vertrekt vanuit een vermoeden van criminaliteit en anderzijds het herstellen van sociale weefsels waarvoor een groot vertrouwen noodzakelijk en zelfs voorwaardelijk is? Zullen die twee strategieën op hetzelfde moment en op dezelfde plaats niet absoluut tegenstrijdig blijken te zijn? Heffen zij elkaar positieve effecten niet op?

Antwoord ontvangen op 21 maart 2011 :

Het geacht lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1.-2. Ik verwijs u naar mijn antwoord, op 27 januari 2011, op de mondelinge parlementaire vraag nr. P0016 van de heer volksvertegenwoordiger Peter Vanvelthoven (CRABV 53 PLEN 015) en naar mijn antwoord, op 9 februari 2011, op de mondelinge parlementaire vraag nr. 2543 van de Heer Volksvertegenwoordiger Ben Weyts (CRABV 53 COM 127).

Voor het overige werd hieromtrent binnen mijn departement geen wetenschappelijk onderzoek verricht dat een antwoord zou kunnen geven op uw vragen.

3. Deze inspanning kan uiteraard niet eeuwig volgehouden worden. De lokale politie zal in de toekomst nog een belangrijk aandeel voor haar rekening moeten nemen, met de focus op de wijkwerking en de opbouw van een goede band met burgers. Dit is een werk van lange adem.

4.-5. Er werd geen enkele specifieke preventie-actie ontwikkeld rond de operatie «Nultolerantie», aangezien de initiatieven die genomen werden in het kader van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen en van de Fondsen «Europese Toppen», nog steeds van toepassing zijn.

De Politiediensten houden de Gemeentelijke Preventiedienst evenwel permanent op de hoogte van hun acties op het terrein.

Bovendien gebeurde de invoering van de operatie «Nultolerantie» niet ten koste van het preventiebeleid.

Deze twee actiedomeinen zijn eerder complementair dan tegenstrijdig gebleken.

De agenten van de Gemeentelijke Preventiedienst hebben immers een belangrijke pedagogische rol gespeeld ten aanzien van de inwoners van de Kuregem-wijk door hen uit te leggen dat de operatie wel degelijk als doel had om de criminaliteit, waarvan alle inwoners en “gebruikers” van de wijk schade ondervonden, te bestrijden en niet moest worden opgevat als een hinderlijke politionele operatie.

Daarom werden er door de politiezone meermaals zekerheid geboden aan de Gemeentelijke Preventieambtenaar; dit gebeurde tijdens coördinatievergaderingen voorgezeten door de heer procureur des Konings.

Tenslotte dient te worden benadrukt dat de politiezone sinds enkele maanden ook toestemt in het preventiebeleid door een “Buurtdienst” op te richten die belast is met het smeden van banden binnen de verenigings- en schoolstructuur van de gemeente en de administratieve diensten ervan.