Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1199

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 4 februari 2011

aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie

Bestrijding van zwartwerk - Resultaten - Cijfergegevens

zwartwerk
ondergrondse economie
officiële statistiek

Chronologie

4/2/2011Verzending vraag
22/6/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1198

Vraag nr. 5-1199 d.d. 4 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Regelmatig berichten de media over succesvolle acties tegen het zwartwerk. De Sociale Inspectiedienst spoort blijkbaar geregeld georganiseerde praktijken op.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoeveel gevallen van zwartwerk werden er jaarlijks vastgesteld in de periode 2006-2010? Welke eigenschappen vertonen deze vaststellingen, onder andere met betrekking tot:

a) soort werk;

b) profiel van de zwartwerker, leeftijd / geslacht / afkomst;

c) regio van vaststelling;

d) mate van recidive;

e) profiel van de opdrachtgever?

Hoe duidt de geachte minister deze cijfers en ontwikkelingen, welke conclusies kan men hieruit trekken en gaven deze aanleiding tot een aanpassing van het beleid ter zake?

2) Hoeveel van deze vaststellingen leidden naar een veroordeling in dezelfde periode? Hoe evalueert en duidt de geachte minister deze cijfers?

3) Met welke hypotheses over het totaal en aard van het zwartwerk in België werkt de Sociale Inspectie, op welke basis steunen deze hypotheses en hoe evolueerden ze de voorbije jaren? Welke financiële en sociaal-economische consequenties zijn er aan deze hypotheses verbonden?

4) Welke zijn de belangrijkste hinderpalen om zwartwerk succesvol te bestrijden? Wat ondernam of plant de geachte minister om deze hinderpalen weg te werken?

5) Hoe interpreteert de geachte minister de stelling dat zwartwerk tegemoet komt aan reële maatschappelijke noden omdat:

a) het ook minder rijke mensen toelaat om bijvoorbeeld werkzaamheden te laten verrichten; en

b) zwart geld zorgt voor een belangrijke geldstroom en consumptiedrift, bijvoorbeeld in de horeca en bij aankoop van luxegoederen?

Antwoord ontvangen op 22 juni 2011 :

Wat uw eerste vraag betreft, heb ik de eer u de statistieken mee te delen aangaande de onderzoeken, uitgevoerd door de arrondissementscellen, opgericht door de programmawet I van 27 december 2006.

Ik vestig uw aandacht op het feit dat deze resultaten niet alle door de sociale inspectiediensten uitgevoerde controles bevatten, maar alleen diegene die werden gedaan in het kader van de arrondissementscellen, met de frequentie bepaald in artikel 322, § 1 van de programmawet I van 27 december 2006.

Bij deze controles wordt voorrang gegeven aan de strijd tegen de niet aangegeven arbeid. Onder niet aangegeven arbeid moet worden verstaan:

- hetzij de situatie van werknemers die geheel of gedeeltelijk niet zijn aangegeven aan de sociale zekerheid;

- hetzij de situatie van werknemers die onrechtmatig hun arbeidsinkomen cumuleren met een sociale uitkering (integratietegemoetkoming, werkloosheidsvergoeding, uitkering van het ziekenfonds, enz.);

- hetzij de situatie van werknemers die het slachtoffer zijn van economische uitbuiting (mensenhandel);

- hetzij de situatie van buitenlandse werknemers die in België tewerkgesteld zijn zonder in orde te zijn met hun verblijf en/of arbeidsvergunning en zonder aan de sociale zekerheid aangegeven te zijn (de Belgische of die van het land van herkomst).

Het is belangrijk voor ogen te houden dat de strafsancties vooral betrekking hebben op de werkgevers die niet aangegeven werknemers tewerkstellen. De risicoprofielen zijn dus voornamelijk opgebouwd op dit gegeven.

Er wordt vastgesteld dat het zwartwerk het meest verspreid is in de activiteitssectoren waar vaak tewerkstelling is van laaggeschoolde handarbeiders. De betrokken sectoren zijn voornamelijk: de bouw, de schoonmaak, de hotels, restaurants en cafés (HORECA), de tuinbouw en de fruitteelt, de kleinhandel, de industrie en de handel in vleeswaren.

De Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD), opgericht door de programmawet I van 27 december 2006, stelt jaarlijks een actieplan op dat rekening houdt met de resultaten die behaald werden in de voorgaande jaren om de prioriteiten te bepalen voor de komende jaren. Om de prioriteiten van het actieplan te bepalen worden in aanmerking genomen: het profiel van de werkgevers in overtreding, het recidive gedrag van sommigen onder hen en de gevoelige activiteitssectoren.

In de tabellen hieronder vindt u het aantal controles, uitgevoerd sinds 2007, het aantal door de arrondissementscellen gecontroleerde werknemers, evenals het aantal vastgestelde inbreuken die onder het begrip niet aangegeven arbeid vallen, zoals hoger gedefinieerd.

Jaar

Aantal controles

Aantal gecontroleerde werknemers

2007

10.208

28.739

2008

9.457

30.195

2009

11.005

35.741

2010

12.830

36.933

Jaar 2007

Reglementering

Aantal inbreuken

Dimona

1.676

Deeltijds werk

834

Sociale Zekerheid

156

Werkloosheid

1.013

Buitenlandse werknemers zonder verblijfsvergunning

651

Buitenlandse werknemers met verblijfsvergunning

126

Buitenlandse werknemers – Beroepskaarten

34

TOTAAL

4.490

Jaar 2008

Reglementering

Aantal inbreuken

Dimona

1.590

Deeltijds werk

930

Sociale Zekerheid

40

Werkloosheid

890

Buitenlandse werknemers zonder verblijfsvergunning

443

Buitenlandse werknemers met verblijfsvergunning

106

Buitenlandse werknemers – Beroepskaarten

22

TOTAAL

4.021

Jaar 2009

Reglementering

Aantal inbreuken

Dimona

2.061

Deeltijds werk

1.291

Sociale Zekerheid

111

Werkloosheid

1.246

Buitenlandse werknemers zonder verblijfsvergunning

566

Buitenlandse werknemers met verblijfsvergunning

191

Buitenlandse werknemers – Beroepskaarten

46

TOTAAL

5.512

Jaar 2010

Reglementering

Aantal inbreuken

Dimona

2.745

Deeltijds werk

1.616

Sociale Zekerheid

146

Werkloosheid

1.509

Buitenlandse werknemers zonder verblijfsvergunning

763

Buitenlandse werknemers met verblijfsvergunning

185

Buitenlandse werknemers – Beroepskaarten

53

TOTAAL

7.017

Wat de andere deelaspecten van uw eerste vraag betreft, beschikken de SIOD en de sociale inspectiediensten momenteel niet over informatie.

Voor wat uw tweede vraag betreft, beschikt de SIOD niet over de informatie aangaande de gevolgen die verleend werden aan de door de sociale inspectiediensten gedane vaststellingen. Deze gevolgen vallen onder de bevoegdheid van mijn collega’s, mevrouw de Vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, en de heer minister van Justitie.

Voor wat uw derde vraag betreft, stelt de SIOD, zoals ik reeds bij de eerste vraag aanhaalde, jaarlijks een actieplan op dat steunt op een risicoanalyse. Het is belangrijk voor ogen te houden dat het strategisch plan van de SIOD rekening houdt met de strategische plannen, opgesteld door de sociale inspectiediensten, en met de bestuursovereenkomsten, opgesteld door de Openbare Instellingen voor Sociale Zekerheid, om een coherente aanpak te ontwikkelen inzake de strijd tegen het zwartwerk.

Het is bijzonder moeilijk een precieze schatting te maken van de omvang van de niet aangegeven arbeid.

De Nationale Bank publiceerde recent een studie die specifiek was gewijd aan de omvang van de zwarte economie. De methodologie die zij hierin gebruikt is vergelijkbaar met die in andere Europese lidstaten en wordt ondersteund door Eurostat en het Europees Rekenhof.

De Nationale Bank stelt dat van de totale Belgische economie 17,6 % gerealiseerd wordt in fraudegevoelige activiteiten. Daarop wordt een globale verhoging toegepast van 25 %. Uitgedrukt ten opzichte van de in België gerealiseerde toegevoegde waarde is dit circa 4,5 %, of ongeveer 3,8 % van het BBP. Deze 3,8 % van het BBP of circa 12,9 miljard euro (uitgedrukt in vergelijking met het BBP van 2007) is dus de grondslag die verloren gaat voor de heffing van sociale en fiscale lasten. Uitgaande van een verloren heffing van 48 % op een geraamd BBP van 348,3 miljard euro in 2010 (bron: Federaal Planbureau), en rekening houdend met de belastingtarieven van de staat (bron: “Economische indicatoren voor België” van 3 september 2010), verliest de staat 6,4 miljard euro aan inkomsten.

Bijgevolg werd voor de uitwerking van het beleid inzake de strijd tegen de sociale fraude dan ook beslist om uit te gaan van de analyse van de Nationale Bank.

Desbetreffend moet benadrukt worden dat de notie “zwartwerk” niet eenvormig is, zeer uiteenlopende toestanden dekt en kadert in het ruimere fenomeen van de ondergrondse economie.

Voor wat uw vierde vraag betreft, kunnen meerdere types hinderpalen worden aangestipt. De inspectiediensten kunnen in een vroeg stadium worden geconfronteerd met een hinderpaal aangaande de toegang tot bepaalde werkplaatsen, namelijk wanneer het om woonplaatsen gaat. Andere moeilijkheden kunnen rijzen zoals valse statuten (probleem van de schijnzelfstandigen) of detachering van buitenlandse werknemers. In een later stadium zijn er hinderpalen inzake de beteugeling van het zwartwerk.

Er kan verwacht worden dat de spoedige inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek ontegensprekelijk een sprong voorwaarts is, aangezien de bevoegdheden van de inspectiediensten herschreven werden en de onrechtmatige of illegale tewerkstelling van werknemers en de economische uitbuiting van werknemers het voorwerp zullen uitmaken van zware sancties, aangepast aan de situatie, doordat het Sociaal Strafwetboek alle in het sociaal strafrecht bestaande sancties heeft herzien.

De uitvoering van Titel XIII van de programmawet van 27 december 2006 aangaande de aard van de arbeidsrelaties, zou moeten toelaten de problematiek van de schijnzelfstandigen en valse werknemers doeltreffender te bestrijden. Verder mag men terecht hopen dat de onderrichtingen van de administratieve Commissie betreffende de nieuwe Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en van de Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004, aan de inspectiediensten de nodige middelen zullen verschaffen om het fenomeen van de onrechtmatige detacheringen te bestrijden.

Voor wat uw vijfde vraag betreft onderschrijf ik uw stelling niet als zou het zwartwerk tegemoetkomen aan reële maatschappelijke noden. Het zwartwerk leidt inderdaad tot meerdere negatieve gevolgen voor de werknemers en voor de maatschappij in het algemeen.

De zwartwerkers hebben geen enkele sociale bescherming en worden doorgaans tewerkgesteld zonder rekening te houden met de wettelijke voorwaarden, en dus in potentieel gevaarlijke omstandigheden. Deze werknemers kunnen ook zwaar gesanctioneerd worden wanneer zij onverschuldigde sociale uitkeringen hebben ontvangen. Het feit dat de sociale zekerheidsbijdragen worden ontdoken door de werkgevers en de werknemers vertaalt zich in een onevenwichtig budget van de sociale zekerheid, waarvan de gevolgen impact kunnen hebben op alle voordelen die ons sociaal zekerheidsstelsel biedt aan de burgers.

Het lijkt me dus gevaarlijk te denken dat de niet aangegeven arbeid gunstig zou kunnen zijn voor de maatschappij. Alle actoren, behalve de uitbuiters, zijn benadeeld.