Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-6562

van Céline Fremault (cdH) d.d. 21 januari 2010

aan de minister van Justitie

Justitie - Discriminatie tussen mannen en vrouwen - Gerechtelijke procedures - Magistraten - Nodige kennis - Opleiding - Hoge Raad voor de Justitie - Instituut voor Gerechtelijke Opleiding - Raad van State - Magistraten - Opleidingsmogelijkheid

magistraat
gelijke behandeling van man en vrouw
Hoge Raad voor de Justitie
Instituut voor gerechtelijke opleiding
administratieve rechtspraak
gendermainstreaming

Chronologie

21/1/2010Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 25/2/2010)
3/5/2010Antwoord

Vraag nr. 4-6562 d.d. 21 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

Meer en meer gerechtelijke procedures hebben betrekking op de discriminatie tussen mannen en vrouwen : de magistraten moeten daar dus de nodige kennis over hebben.

Met het oog daarop hebben de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) en het Instituut voor gerechtelijke Opleiding (IGO) in het programma van de permanente vorming blijkbaar een structurele module georganiseerd over de gelijkheid tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers.

Professor Jacqmain onderstreept echter dat dit initiatief geen betrekking heeft op de magistraten van de Raad van State (cf. Jacqmain J., “Trente ans d'égalité de genre en droit social : mais encore?” in : Femmes et Justice, Université des femmes, Bruxelles, 2009). Het gebeurt echter ook dat ze zich moeten uitspreken over kwesties die te maken hebben met de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

1. Kunt u mij bevestigen dat de Hoge Raad voor de Justitie de magistraten voldoende opleidt inzake gelijkheid tussen mannen en vrouwen?

2. Zullen er ook vormingen over gelijke rechten voor mannen en vrouwen georganiseerd worden voor de magistraten van de Raad van State ?

Antwoord ontvangen op 3 mei 2010 :

Aangaande vraag 1: overeenkomstig artikel 8 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, stelt het Instituut voor gerechtelijke opleiding de programma’s inzake opleiding op, voert ze uit en evalueert ze. De programma’s zijn in overeenstemming met de richtlijnen die ter zake werden voorbereid door de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie en door de algemene vergadering van de Hoge Raad werden bekrachtigd.

De minister van Justitie behoort niet tussen te komen bij het opstellen van de programma’s.

Aangaande vraag 2: overeenkomstig artikel 2 van de wet van 31 januari 2007, is de gerechtelijke opleiding uitsluitend bedoeld voor de beroepsmagistraten van de rechterlijke orde, de plaatsvervangende magistraten, de raadsheren en de rechters in sociale zaken, de rechters in handelszaken en de assessoren in strafuitvoeringszaken.

Deze bepalingen hebben geen betrekking op de magistraten van de Raad van State.