Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-5197

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 7 december 2009

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen

Notionele intrest - Concurrentie door de Nederlandse "Groepsrentebox" - Effecten op onze werkgelegenheid

multinationale onderneming
Nederland
belastingaftrek
vennootschapsbelasting
schepping van werkgelegenheid
investeringshulp
steun aan ondernemingen

Chronologie

7/12/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
20/1/2010Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4994

Vraag nr. 4-5197 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland werd onlangs een fiscale maatregel goedgekeurd die als expliciet doel heeft om de Belgische regeling inzake de notionele intrest te counteren.

De Europese Commissie zette onlangs het licht op groen voor minimale taxatie (5 %) van “ intercompany ” groepsrente in Nederland. Op die manier zet Nederland openlijk de aanval in op de Belgische notionele interestaftrek. In 2007 trof de Nederlandse regering een eerste batterij maatregelen om de leegloop van Nederlandse multinationals naar ons land stop te zetten. Aldus liet de Nederlandse regering weten aan de Nederlandse ondernemingen dat Nederlandse bedrijven die naar België vertrekken geen aanspraak meer kunnen maken op vrijstelling van de Nederlandse dividendbelasting. Met de zogenaamde “ Groepsrentebox ” steekt Nederland een tandje bij.

Ik heb dan ook volgende vragen:

1.Klopt mijn informatie als zou deze Nederlandse maatregel vooral bedoeld zijn om de hoofdzetels van onder meer Nederlandse multinationals terug in eigen land te krijgen?

2.Kan de geachte minister toelichten welke voordelen de Nederlandse “ groepsrentebox “ heeft en kan hij deze fiscale voordelen vergelijken met de voordelen tengevolge de huidige notionele intrest-regeling?

3.Meent hij dat de Nederlandse doelstelling om de hoofdzetels van multinationals uit ons land weg te lokken kans op slagen heeft en zo ja, moet de notionele intrestregeling dan niet worden geoptimaliseerd? Kan u dit uitvoerig toelichten?

4.Kan hij aangeven welke rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling gecreëerd werd in ons land tengevolge de notionele intrest-regeling? Zijn deze jobs heden in gevaar?

5.Welke maatregelen acht hij opportuun om de zetels van multinationale ondernemingen naar ons land te doen verhuizen alsook de huidige zetels in ons land te houden?

Antwoord ontvangen op 20 januari 2010 :

1. Op de eerste vraag kan bevestigend worden geantwoord.

2. A.- In Nederland geldt voor bedrijfsinkomsten een vennootschapsbelastingtarief van 25,5 %.

De groepsrentebox is reeds opgenomen in de Nederlandse wet op de Vennootschapsbelasting maar treedt pas in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat terugwerkende kracht kan hebben.

Momenteel rijst er zelfs twijfel of de maatregel als dusdanig wordt ingevoerd.

De groepsrentebox voorziet voor bepaalde groepsrente in een andere fiscale behandeling. De in het kader van financiering binnen een groep betaalde en ontvangen rente wordt niet aan de reguliere vennootschapsbelasting van 25,5 % onderworpen. Het positieve saldo van ontvangen en betaalde rente in het kader van financieringstransacties binnen de groep wordt in een "groepsrentebox" belast tegen het tarief van 5 % in plaats van de reguliere vennootschapsbelasting van 25,5 %. Wanneer het saldo tussen ontvangen en betaalde rente negatief is, dan is dit aftrekbaar, maar tegen het verlaagde tarief van 5 % in plaats van het normale tarief van 25,5 % De maatregel kan vooral voor groepsvennootschappen voordelig zijn.

Neem nu de volgende situatie voor een groep van twee vennootschappen die beide in Nederland gevestigd zijn: de vennootschap die van de andere groepsvennootschap meer interesten ontvangt dan ze betaalt, wordt door de groepsrentebox maatregel bevoordeeld.

Het positieve saldo tussen de ontvangen en betaalde interesten wordt in elk geval uitsluitend aan 5 pct. belast in plaats van aan 25,5 %.

Daarentegen betaalt de andere groepsvennootschap meer interesten dan ze ontvangt. Deze kosten worden afgetrokken maar in de belastingberekening gebeurt dit slechts aan een verminderd tarief van 5 % in plaats van het normale tarief van 25,5 %. Deze tweede vennootschap dient dus meer belasting te betalen in het systeem van groepsrentebox in plaats van voor de invoering ervan.

In deze situatie blijft de totaal betaalde belasting voor de groepsvennootschappen samen gelijk.

Wanneer één of meerdere groepsvennootschappen gevestigd zijn buiten het Nederlandse grondgebied, is de situatie verschillend.

Voor de Nederlandse vennootschap die meer interest ontvangt dan ze betaalt, wordt dit positieve interestsaldo belast aan 5 % in plaats van 25,5 %

Dit brengt een fiscaal voordeel met zich mee terwijl de andere groepsvennootschappen die niet in Nederland gevestigd zijn, worden belast op dezelfde basis volgens de wetgeving van hun staat van vestiging. In dit geval is de totale door alle groepsvennootschappen betaalde belasting lager dankzij het “groepsrentebox” stelsel.

Wanneer daarentegen de Nederlandse vennootschap meer interest betaalt dan ze ontvangt, kan ze deze interest niet aftrekken aan het tarief van 25,5 % maar slechts aan het tarief van 5 %. Dit komt nadelig uit voor deze vennootschappen in een internationale context en wordt door buitenlandse investeerders als bezwaarlijk ervaren. Door het achterwege blijven van buitenlandse investeringen of het vertrek van activiteiten naar het buitenland, ontstaat er een negatief effect op de economie en werkgelegenheid.

B.- De notionele interestaftrek daarentegen is een maatregel die geldt voor alle vennootschappen met uitzondering van de in artikel 205octies, WIB 92 bedoelde vennootschappen die een van het gemeen recht afwijkende belastingregeling genieten (coördinatiecentra, BEVEKs, coöperatieve participatievennootschappen). Er wordt een fictieve interest berekend op het gecorrigeerde eigen vermogen van de onderneming. Dit bedrag komt in mindering van de belastbare basis van de vennootschap. Het tarief voor het bepalen van de notionele interestaftrek bedraagt 4,473 % voor aanslagjaar 2010. Voor KMO-vennootschappen wordt het tarief met 0,5 % verhoogt.

C. Het “groepsrentebox” stelsel is dus voordelig voor de vennootschappen die in Nederland gevestigd zijn, die deel uitmaken van een groep en die geld aan andere groepsvennotschappen uitlenen terwijl het “notionele interestaftrek” stelsel gunstig is voor de vennootschappen die zich meer met eigen vermogen dan met schuld financieren.

3. In de eengemaakte markt zoals in de Europese Unie waarbinnen de er gevestigde personen genieten van het vrij verkeer en de vrijheid van vestiging, beïnvloedt elke maatregel die inzake ondernemingsfiscaliteit gunstig is, de vestiging van de maatschappelijke zetel naar de lidstaat die deze maatregel neemt.

4. Bij ons weten zijn er geen gegevens beschikbaar over de rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling die wordt gecreëerd tengevolge de notionele interestaftrek, zelfs indien wordt erkend dat dit systeem, dat quasi uniek is in Europa, een zeer positieve impact heeft teweeggebracht voor de inbreng of het behoud van de arbeidskracht in België.

5. Elke maatregel die een daling van de vennootschapsbelasting met zich meebrengt, beïnvloedt de ondernemingen om hun maatschappelijke zetel te behouden of over te brengen. Omwille van budgettaire redenen is het momenteel echter niet mogelijk om de vennootschapsbelasting verder te laten dalen. Bovendien is het de betrachting van de regering om het bestaande evenwicht tussen de vennootschapsbelasting en de personenbelasting te behouden.

Ik ben bereid elk voorstel te laten onderzoeken dat het systeem van de notionele interestaftrek verbetert en dat de aantrekkingskracht van België bij de Belgische en buitenlandse ondernemingen vergroot met het oog op het vestigen van hun maatschappelijke zetel en voornaamste vestigingsplaats.