Verkeersovertredingen - Onmiddellijke inningen en minnelijke schikkingen - Taalklachten - Gevolgen
overtreding van het verkeersreglement
geldboete
taalgebruik
Vaste Commissie voor Taaltoezicht
13/2/2009 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/3/2009) |
25/11/2009 | Dossier gesloten |
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-5623
De gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken van 18 juli 1966 stellen dat de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) de taak heeft om te waken over de toepassing van de gecoördineerde wetten. Zo behandelt de Commissie klachten omtrent overtredingen van die wetten.
Menigmaal ontvangen burgers van dit land voorstellen tot onmiddellijke inningen of voorstellen voor een minnelijke schikking (ook wel verval van strafvordering door betaling van een geldsom genoemd) naar aanleiding van een verkeersovertreding, in een andere taal dan de taal van het gebied waarin zij woonachtig zijn. Zij dienen daarop klacht in bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht die steevast besluit tot onbevoegdheid.
De VCT oordeelt dat een onmiddellijke inning (politioneel niveau) / minnelijke schikking (niveau openbaar ministerie) een gerechtelijke handeling is die als doel heeft een geschil op te lossen. Bijgevolg zouden taalklachten daaromtrent ressorteren onder de wet op het gebruik van talen in gerechtszaken van 15 juni 1935.
De Commissie verwijst voor dit soort klachten de klager dan ook steevast door naar de minister van Justitie of zelfs naar de Hoge Raad voor de Justitie.
Graag had ik dan ook graag een antwoord op de volgende vragen gekregen :
1. Hoeveel taalklachten omtrent onmiddellijke inningen, respectievelijk minnelijke schikkingen mochten de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie de afgelopen drie jaar bereiken ?
2. Welke gevolgen werden daaraan gegeven ? Welke invloed had dat op de procedure van inning van de boetes ?
3. Op basis waarvan kan precies worden geoordeeld dat een onmiddellijke inning / minnelijke schikking niet onderworpen kan zijn aan de bestuurstaalwetten, nu een dergelijke facultatieve wijze van geschillenbeslechting in wezen van administratieve aard is ?
Zulks laat ook bepaalde rechtsleer (Verstraeten, R., Handboek Strafvordering, Maklu, 2007, p. 110-111) vermoeden waar wordt gesteld dat wat de minnelijke schikking betreft, zij naar haar uiterlijke kenmerken kan worden beschouwd als een " administratief afhandelingsmechanisme van de strafvordering ". Zulks zou kunnen impliceren dat er toch argumenten zouden kunnen zijn voor de toepassing van de taalwetten in bestuurszaken.