SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2021-2022 Zitting 2021-2022
________________
30 mars 2022 30 maart 2022
________________
Question écrite n° 7-1557 Schriftelijke vraag nr. 7-1557

de Tom Ongena (Open Vld)

van Tom Ongena (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee
________________
Communauté juive - Sites juifs - Protection - Surveillance des écoles - Police locale - Relâchement de la vigilance - Mesures - Protection «dynamique» - Application - Incidence de la pandémie - Niveau général de la menace en Belgique Joodse gemeenschap - Joodse sites - Beveiliging - Schoolbewaking - Lokale politie - Dalende waakzaamheid - Maatregelen - «Dynamische» beveiliging - Toepassing - Impact van de pandemie - Algemeen dreigingsniveau voor België (Covid-19) 
________________
antisémitisme
terrorisme
juif
établissement d'enseignement
sécurité publique
épidémie
police locale
Organe de coordination pour l'analyse de la menace
antisemitisme
terrorisme
jood
onderwijsinstelling
openbare veiligheid
epidemie
gemeentepolitie
Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse
________ ________
30/3/2022Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 28/4/2022)
2/5/2022Antwoord
30/3/2022Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 28/4/2022)
2/5/2022Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1558 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1558
________ ________
Question n° 7-1557 du 30 mars 2022 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-1557 d.d. 30 maart 2022 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La communauté juive nous alerte sur une protection insuffisante des sites juifs par la police. À Bruxelles, et c'est probablement le cas ailleurs aussi, il apparaît que la police locale n'est pas en mesure d'assurer une protection en de nombreux endroits.

On a ainsi indiqué que, par exemple, la police n'est souvent pas présente à temps pour assurer la surveillance des écoles (une école ouvre à 7 h 45 et la surveillance policière n'est assurée qu'à partir de 8 h) et que la communauté juive s'inquiète d'un relâchement de la vigilance policière.

La communauté juive nous a appris que la plage horaire de la surveillance policière est courte et que généralement, les policiers ne sont réellement présents qu'au début et à la fin des cours, ce qui comporte un risque sécuritaire. La protection est donc perçue comme insuffisante, des personnes malveillantes pouvant frapper après le départ des policiers.

Notre pays a malheureusement déjà connu des attentats antisémites, comme l'attentat à la bombe contre une synagogue à Anvers en 1981 et l'attentat au musée juif en 2014. Il importe donc de rester vigilants en permanence.

Aux Pays-Bas, et plus particulièrement à Amsterdam, une protection «dynamique» des institutions juives considérées comme à haut risque est déjà expérimentée. Cette protection dynamique implique que les agents chargés de la surveillance circulent dans les alentours du site concerné pour avoir une meilleure vision de ce qui s'y passe, tout en étant moins exposés qu'en restant de faction devant les portes d'accès au site. D'autres jugent néanmoins nécessaire de poster des sentinelles en armes devant la porte de certains sites (cf. https://www.parool.nl/amsterdam/beveiliging bij amsterdamse joodse instellingen wordt dynamischer~b7da5d70/).

En ce qui concerne le caractère transversal de la question écrite : les différents gouvernements et maillons de la chaîne de sécurité se sont accordés sur les phénomènes qui doivent être traités en priorité au cours des quatre prochaines années. Ceux-ci sont définis dans la Note-cadre de sécurité intégrale et dans le Plan national de sécurité pour la période 2016-2019 et ont fait l'objet d'un débat lors d'une conférence interministérielle à laquelle les acteurs de la police et de la justice ont également participé. Cette question concerne dès lors une matière transversale qui relève également des Régions, ces dernières intervenant surtout dans le volet préventif.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes.

1) Êtes-vous conscient des signaux d'alerte lancés par la communauté juive concernant un relâchement de la vigilance de la police locale ? Des mesures ont-elles déjà été prises pour remédier à ce problème ? Dans l'affirmative, en quoi ces mesures consistent-elles, quels en sont les coûts, quelles sont les mesures déjà réalisées et qu'attend-on encore ? Dans la négative, pouvez-vous en donner les raisons ?

2) Selon vous, quelles sont les raisons de ce relâchement de la vigilance ? Pouvez-vous expliquer en détail les facteurs qui entrent en jeu ? Comment pourrait-on y remédier, selon vous ? Pouvez-vous préciser ?

3) Ce problème peut-il être signalé aux zones de police locale dans l'espoir d'une protection plus efficace ? Dans l'affirmative, pourquoi ? Pouvez-vous détailler votre réponse ? Dans quelles conditions cela peut-il se faire ? Dans la négative, pourquoi ?

4) Dans quelle mesure la pandémie a-t-elle eu une incidence sur la protection des communautés juives ? A-t-on observé, pendant cette période, moins ou plus de menaces à l'encontre de la communauté juive ? Pouvez-vous me fournir des statistiques à ce sujet pour les trois dernières années ? Certaines tendances se dessinent-elles ? Pouvez-vous expliquer si ces évolutions ont incité la police à modifier son approche de la sécurisation ?

5) Selon l'Organe de coordination et d'analyse de la menace (OCAM), le niveau général de la menace en Belgique se situe actuellement au niveau 2. Quel impact cela a-t-il sur la protection des sites susmentionnés ? La différence avec le niveau 3 est-elle grande et quelles sont les mesures relatives à la communauté juive qui ont été modifiées à la suite de la diminution du niveau de la menace ?

8) Selon vous, une approche «dynamique», comme aux Pays-Bas, qui prévoit de faire patrouiller les agents de sécurité dans tout le voisinage plutôt que de les poster de faction, serait-elle efficace ?

 

Vanuit de Joodse gemeenschap ontvangen we signalen dat er een onvoldoende politiebeveiliging is op Joodse sites. In Brussel blijkt, en waarschijnlijk is dit ook zo op andere plaatsen, dat de lokale politie op veel plaatsen onvoldoende voor beveiliging kan zorgen.

Zo werd aangegeven dat de politie bijvoorbeeld bij de schoolbewaking vaak niet tijdig aanwezig is (een school opent om 7 u 45 en er is pas politiebewaking vanaf 8 u) en dat de Joodse gemeenschap zich zorgen maakt dat de waakzaamheid bij de politie gedaald is.

We hebben van de Joodse gemeenschap vernomen dat de bewakingsuren van de politie te kort zijn en ze meestal enkel bij de start en het einde van de schooluren er daadwerkelijk staan, wat een veiligheidsrisico inhoudt. De beveiliging wordt hierdoor als onvoldoende aangevoeld, omdat kwaadwilligen zouden kunnen toeslaan nadat de agenten terug weg zijn.

Ons land heeft jammer genoeg een verleden wat betreft antisemitische aanslagen, zoals onder andere de bomaanslag aan een Antwerpse synagoge in 1981 en de aanslag op het Joodse museum in 2014. Blijvende waakzaamheid is belangrijk.

In Nederland, meer bepaald in Amsterdam, wordt reeds geëxperimenteerd met «dynamische» beveiliging bij joodse instellingen die als «hoogrisico-object» worden beschouwd. Hierbij wordt bedoeld dat de bewakers rondlopen en meer zicht krijgen op de omgeving en tevens zelf minder gevaar lopen, in plaats van enkel stil te staan aan de toegangspoorten. Toch achten anderen het noodzakelijk dat op sommige plekken een gewapende eenheid voor de deur moet staan (cf. https://www.parool.nl/amsterdam/beveiliging-bij-amsterdamse-joodse-instellingen-wordt-dynamischer~b7da5d70/).

Wat betreft het transversaal karakter van de schriftelijke vraag: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Graag had ik dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Bent u zich bewust van de waarschuwingssignalen van de Joodse gemeenschap omtrent de dalende waakzaamheid van de lokale politie? Zijn hier reeds maatregelen rond genomen om dit probleem aan te pakken? Indien ja, welke maatregelen houden dit in, wat zijn de kosten, wat is reeds gerealiseerd en wat wordt nog verwacht? Indien neen, geef aan waarom niet.

2) Wat zijn volgens u de redenen voor deze daling van waakzaamheid? Gelieve de mogelijke factoren toe te lichten. Hoe kunnen volgens u deze verholpen worden? Gelieve te duiden.

3) Kan deze problematiek aangehaald worden bij de lokale politiezones met het oog op een betere sluitende beveiliging? Zo ja, geef aan waarom wel. Gelieve dit toe te lichten. Onder welke voorwaarden kan dit gebeuren? Zo neen, waarom niet?

4) In hoeverre heeft de pandemie impact gehad op de veiligheid van de Joodse gemeenschappen? Zijn er in deze periode meer of minder dreigingen geweest tegen de Joodse gemeenschap? Gelieve de cijfers hieromtrent te geven van de jongste drie jaar. Zijn er trends te bemerken? Is de dreiging gedaald of gestegen, vergeleken met de voorbije jongste drie jaar? Kan u toelichten of deze evoluties hebben aangezet tot een verandering van de aanpak van de politie bij de beveiliging?

5) Volgens het Orgaan voor de coördinatie en de analyse van de dreiging (OCAD) staat het algemeen dreigingsniveau voor België op dit ogenblik op 2. Welke impact heeft dit op de beveiliging van de bovengenoemde sites? Hoe groot is het verschil met niveau 3, en welke maatregelen voor de Joodse gemeenschap zijn veranderd onder invloed hiervan?

8) Zou volgens u een «dynamische» aanpak werken, naar Nederlands voorbeeld, waarbij de beveiligingsagenten de hele buurt patrouilleren en niet enkel statisch stilstaan?

 
Réponse reçue le 2 mai 2022 : Antwoord ontvangen op 2 mei 2022 :

Les questions 1), 2), 3) et 6) relèvent de la compétence du ministre de l’Intérieur. Une question parlementaire similaire a été adressée au ministre de l’Intérieur (question écrite no 7-1558) à laquelle je me permets de vous renvoyer.

Quant aux questions 4) et 5), je me permets également de vous renvoyer aux réponses déjà fournies dans le cadre de la question écrite no 7-1558 adressée au ministre de l’Intérieur.

De vragen 1), 2), 3) en 6) vallen onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Er werd een soortgelijke parlementaire vraag gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken (schriftelijke vraag nr. 7-1558), waarnaar ik u verwijs.

Wat de vragen 4) en 5) betreft, verwijs ik u eveneens naar de antwoorden die reeds werden verstrekt in het kader van de schriftelijke vraag nr. 7-1558 die aan de minister van Binnenlandse Zaken werd gericht.