SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
10 janvier 2019 10 januari 2019
________________
Question écrite n° 6-2084 Schriftelijke vraag nr. 6-2084

de Lode Vereeck (Open Vld)

van Lode Vereeck (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et Ministre de la Coopération au développement

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking
________________
Habitations appartenant à des personnes morales - Diminution du taux d'imposition Woningen in eigendom van rechtspersonen - Verlaging van het belastingtarief 
________________
personne morale
propriété immobilière
logement
impôt foncier
déduction fiscale
impôt
rechtspersoon
onroerend eigendom
huisvesting
grondbelasting
belastingaftrek
belasting
________ ________
10/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
10/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1830 Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1830
________ ________
Question n° 6-2084 du 10 janvier 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-2084 d.d. 10 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le ministre a lancé une proposition visant à abaisser le taux d'imposition des habitations appartenant à des personnes morales. À la date du 28 mars dernier, cette proposition n'avait toutefois pas encore été définitivement approuvée par l'ensemble du gouvernement.

Le budget déposé auprès de la Commission européenne englobe les budgets de toutes les autorités de Belgique. Outre le budget de l'autorité fédérale et de la sécurité sociale (Entité I), le document transmis comprend donc également le budget des Communautés, des Régions et des pouvoirs locaux (Entité II). Le dépôt d'un budget commun auprès des autorités européennes suppose que les différents niveaux de pouvoir donnent suite aux objectifs budgétaires qui leur ont été imposés, d'une part, et qu'une décision prise à un niveau de pouvoir peut avoir des conséquences sur la situation financière globale de la Belgique, d'autre part. Tout cela prouve d'emblée le caractère transversal de l'objet de la présente question.

Mes questions au ministre sont les suivantes :

1. Quand la mesure en question sera-t-elle inscrite à l'ordre du jour du Conseil des ministres ? À moins qu'entretemps, elle n'ait déjà été discutée en Conseil des ministres ?

a. La mesure a-t-elle été approuvée ?

b. Quand entrera-t-elle en vigueur ?

c. À quel taux (réduit) les habitations appartenant à des personnes morales seront-elles dorénavant taxées ?

d. Applique-t-on différents taux en fonction de la partie de la maison servant à une activité professionnelle ?

2. J'aimerais que le ministre me communique un aperçu des revenus annuels générés par l'impôt en question, selon l'ancien taux et pour les années 2015, 2016 et 2017.

3. L'abaissement du taux d'imposition sur les habitations de travailleurs ou de gérants de sociétés signifie une moins-value pour le Trésor.

a. À combien le ministre estime-t-il ces moins-values pour les années de revenus 2018 et 2019 ?

b. Ces moins-values sont-elles compensées dans le budget ?

i. Dans l'affirmative, dans quelle mesure et à par quels recettes ?

ii. Dans la négative, quel est l'impact net de la mesure sur le budget fédéral pour l'année 2018 et pour l'année 2019 ?

4. L'avantage imposable pour les habitations est toujours déterminé sur la base du revenu cadastral (RC). Toutefois, ce RC date déjà des années 70, ce qui implique, dans la plupart des cas, une sous-estimation.

a. Que pense le ministre de l'idée d'actualiser le RC ? Quels sont les avantages et les inconvénients d'une telle mesure ?

b. Le ministre considère-t-il l'actualisation du RC comme réalisable à court et moyen terme ?

c. A-t-il déjà pris une initiative en la matière ?

 

De minister lanceerde het voorstel tot verlaging van het tarief waartegen woningen in eigendom van rechtspersonen worden belast. Op datum van 28 maart jl. was dit voorstel echter nog niet definitief goedgekeurd door de voltallige regering.

De begroting die bij de Europese Commissie werd ingediend omvat de budgetten van de gezamenlijke overheid. Naast het budget van de federale overheid en van de sociale zekerheid (Entiteit I) omvat het ingediende document dus ook het budget van de Gemeenschappen, de Gewesten en de lokale overheden (Entiteit II). Het indienen van een gemeenschappelijke begroting bij Europa impliceert dat de verschillende overheidsniveaus gevolg dienen te geven aan de hen opgelegde begrotingsdoelstellingen, enerzijds, en dat een beslissing van het ene overheidsniveau gevolgen kan hebben voor de algehele financiële toestand van België, anderzijds. Hieruit blijkt dan ook meteen het transversale karakter van het onderwerp van deze vraagstelling.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Wanneer zal de hogergenoemde maatregel op de agenda van de Ministerraad komen? Of werd deze maatregel intussen al besproken op de Ministerraad?

a. Werd de maatregel goedgekeurd?

b. Wanneer zal de maatregel ingaan?

c. Tegen welk (verlaagd) belastingtarief zullen de woningen in eigendom van rechtspersonen voortaan worden belast?

d. Worden er verschillende tarieven gehanteerd, afhankelijk van het deel van het huis dat voor een beroepsactiviteit wordt gebruikt?

2. Graag krijg ik van de minister een overzicht van de jaarlijkse inkomsten uit hogervermelde belasting volgens het oude tarief en dit voor de jaren 2015, 2016 en 2017.

3. De verlaging van het belastingtarief op woningen van werknemers of zaakvoerders in vennootschappen betekent een minderopbrengst voor de Schatkist.

a. Op welk bedrag raamt de minister deze minderopbrengsten voor het inkomstenjaar 2018, respectievelijk 2019?

b. Worden deze minderinkomsten opgevangen binnen de begroting?

i. Zo ja, in welke mate en door middel van welke inkomsten?

ii. Zo nee, wat is de netto-impact van de maatregel op de federale begroting voor het jaar 2018 en het jaar 2019?

4. Het belastbaar voordeel voor woningen wordt nog steeds bepaald op basis van het kadastraal inkomen (KI). Dit KI stamt echter reeds uit de jaren zeventig, wat in de meeste gevallen een onderschatting betekent.

a. Hoe staat de minister tegenover het idee van een actualisering van het KI? Welke voor- en nadelen ziet de minister?

b. Ziet de minister een actualisering van het KI als haalbaar op korte tot middellange termijn?

c. Heeft de minister hiertoe al een initiatief genomen?