SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
5 mars 2013 5 maart 2013
________________
Question écrite n° 5-8395 Schriftelijke vraag nr. 5-8395

de Nele Lijnen (Open Vld)

van Nele Lijnen (Open Vld)

à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture

aan de minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw
________________
Nourriture pour poisson - Farine animale issues de non-ruminants - Règles européennes - Sécurité de la chaîne alimentaire - Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire - Contrôles - Risques - Poursuite de l'assouplissement Visvoer - Diermeel van niet-herkauwers - Europese regelgeving - Veiligheid van de voedselketen - Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen - Controles - Risico's - Verdere versoepeling 
________________
inspection vétérinaire
Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire
aliment du bétail
Office alimentaire et vétérinaire
alimentation animale
inspection des aliments
sécurité des aliments
veterinaire inspectie
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
veevoeder
Voedsel- en Veterinair Bureau
voederen van dieren
Keuringsdienst van waren
voedselveiligheid
________ ________
5/3/2013Verzending vraag
28/3/2013Antwoord
5/3/2013Verzending vraag
28/3/2013Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 5-8394 Aussi posée à : question écrite 5-8394
________ ________
Question n° 5-8395 du 5 mars 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-8395 d.d. 5 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Après l'épidémie de maladie de la vache folle, on avait interdit dans l'Union européenne la transformation en nourriture pour des animaux des cadavres d'animaux de même genre. En outre, il fut également interdit de nourrir les poissons avec des farines animales. Et ceci parce que l'on ne connaissait pas les conséquences pour la santé publique d'un éventuel retour de l'encéphalopathie spongiforme bovine (ESB) dans la chaîne alimentaire par le biais de poissons nourris avec des farines contaminées. Pour l'Office alimentaire et vétérinaire européen (OAV), il y a suffisamment de preuves scientifiques que la farine animale issue de non-ruminants, produite selon les normes européennes strictes de transformation, est sûre C'est pourquoi la Commission européenne a décidé d'autoriser à nouveau ces farines de non-ruminants dans l'alimentation des poissons. Grâce à cette décision, nous diminuons notre dépendance à l'importation de nourriture pour poissons de pays tiers, où l'on utilisait encore des farines animales, et nous arrivons à assurer une sécurité alimentaire mondiale selon la Fédération européenne des Fabricants d’aliments composés (FEFAC). Cela réduit en outre, selon la FEFAC le désavantage concurrentiel de l'aquaculture européenne.

Des développements récents en Europe ayant trait à la sécurité alimentaire et aux contrôles par l'OAV, m'amènent à remettre en question cette décision de la Commission européenne. Les ruminants restent interdit dans la nourriture pour poissons, mais les cadavres de porcs, de poulets et d'autres volailles (éventuellement malades) peuvent être transformés en nourriture pour poissons sans problème. Les règles visant à enrayer l’épidémie de ESB restent d'application mais des animaux non ruminants sont également confrontés à des maladies. Pensons à la peste porcine et à la grippe aviaire. Pour moi, il n'y a pas suffisamment de clarté sur les conséquences qu'aura l'alimentation de poissons avec des farines contaminées par le virus de la grippe aviaire. On ne s’était pas attendu non plus à ce que la grippe aviaire soit transmissible aux humains.

J'aimerais poser à la ministre les question suivantes :

1) Pour garantir la sécurité de la chaîne alimentaire, la nourriture pour les animaux et les poissons est contrôlée par l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA). Ces contrôles ne seront-ils pas rendus plus compliqués par cette exception pour la nourriture des poissons, puisque précédemment tout matériel animal était interdit ?

2) Combien d'échantillons de nourriture pour bétail et poissons sont-ils contrôlés chaque année ? Dans combien d'échantillons a-t-on retrouvé de l'ADN animal ?

3) On contrôle la présence d'ADN animal dans la nourriture destinée au bétail. Cette nourriture est-elle aussi suffisamment contrôlée sur la présence de maladies comme la peste bovine et la grippe aviaire ? A-t-on déjà constaté des cas de contamination dans des farines animales ou des farines de poisson ?

4) Je pense qu'il est démontré que les contrôles de la sécurité de la chaîne alimentaire par l'OAV laissent à désirer. Estimez-vous qu'il faille un assouplissement alors même que le système de contrôle montre des failles ?

5) Estimez-vous que la récente décision de la Commission européenne puisse entraîner un risque pour la santé publique et/ou la sécurité de notre chaîne alimentaire ? Avez-vous eu un entretien à ce sujet avec la commission compétente ?

6) Quelle est l'impact de l'assouplissement de cette interdiction sur la production de nourriture pour le bétail et pour les poissons dans notre pays ? Combien de cadavres sont-ils chaque année transformés en nourriture animale ? Du fait de cet assouplissement y aura-t-il davantage de cadavres transformés ? Que deviennent les cadavres qui ne peuvent être transformés en nourriture ?

7) Plusieurs fédérations de producteurs de nourriture pour animaux et poissons demandent davantage d'assouplissement de la réglementation européenne. Avez-vous des indications selon lesquelles la commission envisagerait d'assouplir également les règles pour l’alimentation de la volaille et des porcs ?

 

Na de epidemie van de dollekoeienziekte was het binnen de Europese Unie verboden kadavers van dieren van dezelfde soort in voer te verwerken. Daarnaast was het ook verboden vissen met dierlijk meel te voederen. Dit omdat men niet wist wat de gevolgen zouden zijn voor de volksgezondheid indien met BSE besmet diermeel via visvoer in de voedselketen zou terechtkomen. Volgens het Europees Voedsel- en Veterinair Agentschap (FVO) is er voldoende wetenschappelijk bewijs dat diermeel van niet-herkauwers, geproduceerd volgens de strenge Europese verwerkingsnormen, veilig is. Daarom besliste de Europese Commissie om diermeel, afkomstig van niet-herkauwers, opnieuw toe te staan in visvoer. Door deze beslissing is men tevens minder afhankelijk van de import van visvoer uit derde landen, waar men wel nog diermeel gebruikte, en komt men zo, volgens FEFAC, de Europese Federatie van Veevoerfabrikanten, tot wereldwijde voedselzekerheid. Tevens wordt, volgens FEFAC, het concurrentienadeel van de Europese aquacultuur kleiner.

Recente ontwikkelingen binnen Europa in het kader van voedselveiligheid en de controles door het FVO doen mij deze beslissing van de Europese Commissie toch in twijfel trekken. Herkauwers blijven verboden in visvoer, maar kadavers van (zieke) varkens, kippen en ander pluimvee kunnen er zonder problemen in worden verwerkt. De maatregelen tegen verspreiding van BSE blijven dus gelden, maar ook de dieren die behoren tot de groep van de niet-herkauwers worden met ziektes geconfronteerd. Denken we maar aan de varkenspest en de vogelgriep. Het is volgens mijn onvoldoende duidelijk wat de gevolgen zullen zijn wanneer vissen voedsel krijgen toegediend dat besmet is met de vogelgriepvirus. Men had immers ook niet verwacht dat de vogelgriep overdraagbaar was naar mensen.

Ik zou de minister de volgende vragen willen stellen:

1) Om de veiligheid van de voedselketen te garanderen wordt dieren - en visvoer gecontroleerd door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Worden deze controles niet ingewikkelder door deze uitzonderingsmaatregel voor visvoer, aangezien vroeger elk dierlijk materiaal verboden was?

2) Hoeveel stalen van vee- en visvoer worden jaarlijks gecontroleerd? Bij hoeveel stalen werd de aanwezigheid van dierlijk DNA vastgesteld?

3) Het veevoer wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van dierlijk DNA. Wordt het veevoer ook voldoende gecontroleerd op de aanwezigheid van ziektes zoals varkenspest en vogelgriep? Werden er reeds gevallen van besmet dier - en/of vismeel vastgesteld?

4) Ik denk dat aangetoond is dat de controles door het FVO op de veiligheid van onze voedselketen te wensen overlaten. Bent u van mening dat er een versoepeling moet komen wanneer het controlesysteem "gaten" vertoont?

5) Bent u van mening dat de recente beslissing van de Europese Commissie een risico voor de volksgezondheid en/of de veiligheid van onze voedselketen kan inhouden? Hebt u hiervoor een onderhoud gehad met de bevoegde commissie?

6) Welke invloed heeft de versoepeling van dit verbod voor de productie van vee - en visvoer in ons land? Hoeveel kadavers worden in ons land jaarlijks verwerkt tot diervoer? Zullen er door deze versoepeling meer kadavers worden verwerkt? Wat gebeurt met de kadavers die niet verwerkt kunnen worden tot voer?

7) Verscheidene federaties van dieren - en visvoerproducenten vragen een nog verdere versoepeling van deze Europese regelgeving. Heeft u aanwijzingen dat de commissie eraan denkt om ook de regels op kippen - en varkensvoer te versoepelen?

 
Réponse reçue le 28 mars 2013 : Antwoord ontvangen op 28 maart 2013 :

1. Dès le début de l'interdiction de nourrir le bétail avec des protéines animales, il y a eu un certain nombre d'exceptions. Ainsi, la farine de poisson, les produits sanguins de non-ruminants, la gélatine de non-ruminants et un certain nombre d'autres produits sont déjà donnés depuis des années à certains animaux. Le contrôle n'est donc pas nouveau pour l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA), même si des contrôles supplémentaires doivent être introduits pour chaque adaptation de la législation. Des analyses microscopiques qui détectent les structures animales et la détection de l'absence du marqueur GTH (triheptanoate de glycérole) qui indique si le produit est ou non fabriqué à partir d'animaux sains, sont déjà réalisées depuis des années. Pour 2013, l'AFSCA a planifié 1031 analyses microscopiques et 199 analyses quant à la présence de GTH. Outre les analyses, des inspections sont également réalisées auprès des opérateurs agréés, autorisés ou enregistrés afin de vérifier s'ils satisfont aux conditions pour utiliser des protéines animales.

Pour la récente modification pour les aliments pour animaux aquatiques, une méthode d’analyse supplémentaire a été mise au point, à savoir la constatation de l'absence/de la présence d'ADN de ruminant (technique PCR). Ces analyses ne seront effectuées qu'après l'entrée en vigueur de l'assouplissement pour les animaux aquatiques, le 1er juin 2013. Vu la quantité limitée d'aliments pour animaux aquatiques produite et/ou utilisée en Belgique, l'impact sur le programme de contrôle de l'AFSCA n'est pas très grand.

2. Comme mentionné au point 1, pour l'instant aucun test détectant spécifiquement l'ADN n'est encore pratiqué. Les analyses microscopiques détectent toutefois toutes les structures animales (os, poils, arrêtes, fibres musculaires, écailles...). La technique ADN de la nouvelle analyse n'est pas meilleure dans ce contexte mais est complémentaire à l'analyse microscopique. Les deux techniques d'analyse seront à l'avenir pratiquées, à côté de l'analyse GTH.

Ci-dessous, les résultats d'analyse des années précédentes des aliments pour bétail (aliments pour poissons inclus) :

Analyse

Année

# analyses

# résultats non-conformes

Analyse microscopique





2010

1058

1 (<0,1% de fragments d'os dans les aliments pour porcelets)


2011

1002

1 (0,17% de fragments d'os dans les aliments pour porcelets)


2012

976

1 (31% de fragments de plumes dans de la farine de sang pour petfood et engrais)

GTH

 

 

 


2010

311

0


2011

191

0


2012

203

0

3. En règle générale, les maladies animales ne sont pas contrôlées par l’analyse de denrées alimentaires ou d'aliments pour animaux. La surveillance sanitaire est organisée le plus efficacement via le contrôle des animaux vivants, des analyses de sang, des avortements etc.

La seule zoonose contrôlée dans les aliments pour animaux est la salmonelle, une bactérie. Selon l'Autorité européenne de sécurité des aliments (EFSA), l'autorité scientifique européenne, la salmonelle est la seule bactérie pertinente dans les aliments pour bétail.

Les virus, dont les maladies virales que vous citez, ne peuvent pas se reproduire en dehors d'une cellule vivante. En outre, l’isolation et la multiplication du virus pour l’analyse sont extrêmement complexes et il n’existe aucun protocole pour les aliments pour animaux. Pour les farines animales et les autres produits animaux qui peuvent encore être utilisés dans les aliments pour animaux, le contrôle des maladies animales mentionnées n'est pas pertinent pour les raisons suivantes :

  1. Les produits animaux sont d’abord soumis à une transformation (traitement par la chaleur) qui tue les bactéries et virus éventuellement présents.

  2. Les cadavres, les animaux sauvages morts (réservoir de différentes maladies animales), les animaux de compagnie et les animaux malades ne se retrouvent pas dans la chaîne des aliments pour animaux, ils sont transformés et détruits. Seuls les produits d’animaux (abattus) sains entrent en ligne de compte.

  3. L’interdiction de cannibalisme crée une barrière entre espèces qui entrave fortement la transmission d’une maladie.

Prises ensemble, ces mesures permettent d’exclure la farine animale comme vecteur de ces maladies animales.

4. Le Food and Veterinary Office (FVO) fait uniquement des constatations de manquements éventuels du système de contrôle dans les États membres et pays tiers. Les constatations du FVO sont reprises dans des plans d'action des autorités compétentes qui sont suivis de manière intensive par le FVO. Les constatations faites jusqu'à présent par le FVO ne montrent aucunement que l'assouplissement pour animaux aquatiques implique un risque pour la santé publique ou pour la santé animale.

5.Vu ce qui précède, on ne peut pas affirmer que l'assouplissement de l'interdiction pour les animaux aquatiques implique un risque pour la santé publique ou la santé des animaux. L'assouplissement n'a pas été abordé au sein de la commission parlementaire belge. Il a cependant été abordé de manière intensive au Parlement européen. La proposition a été soutenue dans deux résolutions du Parlement européen (8 mars 2011 et 6 juillet 2011).

6. Vu la taille du secteur aquacole et des aliments pour poissons dans notre pays, l'impact de cet assouplissement est limité pour notre industrie.

Comme mentionné ci-dessus, les cadavres ne sont jamais transformés en aliments pour animaux. Cet assouplissement n'entraînera donc aucune augmentation du nombre de cadavres. La destination des cadavres (et autres sous-produits animaux) est réglée de manière stricte par la législation européenne. Les cadavres de bétail sont transformés par le clos d'équarrissage ensuite de quoi les produits restants sont détruits par combustion. Les animaux de compagnie peuvent être enterrés, à moins que cela ne soit interdit par la législation (ex. règlement communal).

7. Le « TSE roadmap II » de la Commission européenne indique comme un des objectifs l'assouplissement de l'interdiction des farines animales pour les  non-ruminants. L'assouplissement déjà publié pour les animaux aquatiques en est le premier résultat. Les étapes suivantes sont, comme vous l'indiquez correctement, les assouplissements pour porcins et volailles. La Commission européenne a récemment lancé un premier projet de texte afin d'autoriser à nouveau la farine de volailles pour les porcins. Pour cet assouplissement aussi, mes services poseront les mêmes conditions à l’approbation de ce texte, à savoir la disponibilité d'un test ADN spécifique à l'espèce pour les porcins et la faisabilité des contrôles aux conditions imposées qui concrétisent une séparation totale du secteur depuis les matières premières pour la farine animale jusqu'à l'utilisation d'aliments pour animaux par les agriculteurs afin de prévenir tout risque de « cannibalisme », condition essentielle à respecter.

1. Van bij de start van het verbod op de vervoedering van dierlijke eiwitten aan veedieren zijn er een aantal uitzonderingen geweest. Zo mogen vismeel, bloedproducten van niet-herkauwers, niet-herkauwers gelatine en een aantal andere producten al jaren aan bepaalde dieren gegeven worden. De controle is dus niet nieuw voor het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) al dient er voor iedere aanpassing van de wetgeving wel extra controle ingevoerd te worden. Microscopische analyses, die dierlijke structuren opsporen, en de detectie van de afwezigheid van de merker GTH (glyceroltriheptanoaat), om aan te tonen of het product al dan niet gemaakt is van gezonde dieren, worden al jaren uitgevoerd. In 2013 plant het FAVV 1031 microscopische analyses en 199 analyses op de afwezigheid van GTH. Naast analyses worden er ook inspecties uitgevoerd bij de erkende, toegelaten of geregistreerde operatoren om na te gaan of ze voldoen aan de voorwaarden om dierlijke eiwitten te gebruiken.

Voor de recente wijziging voor voeders voor waterdieren is er wel een extra methode-analyse ontwikkeld, namelijk het vaststellen van de aan- of afwezigheid van herkauwer-DNA (PCR- techniek). Deze analyses zullen pas uitgevoerd worden na het in voege treden van de versoepeling voor waterdieren op 1 juni 2013. Gezien de beperkte hoeveelheid voeders voor waterdieren die in België geproduceerd en/of gebruikt worden, is de impact op het controleprogramma van het FAVV niet erg groot.

2. Zoals vermeld onder punt 1 worden momenteel nog geen testen uitgevoerd die specifiek het DNA opsporen. Met de microscopische analyses worden echter alle dierlijke structuren opgespoord (beenderen, haren, graten, spiervezels, schubben…). De DNA- techniek van de nieuwe analyse is in deze context niet beter, maar een aanvulling op de microscopische analyse. Beide analysetechnieken zullen in de toekomst uitgevoerd worden, naast de GTH-analyse.

Hieronder de analyseresultaten van de voorbije jaren in veevoeders (visvoeders inbegrepen):

Analyse

Jaar

# analyses

# niet conforme resultaten

Microscopische analyse





2010

1058

1 (<0,1%beenderfragmenten in voeder voor biggen)


2011

1002

1 (0,17%)beenderfragmenten in voeder voor biggen


2012

976

1 (31% fragmenten van veren in bloedmeel voor petfood en meststoffen)

GTH





2010

311

0


2011

191

0


2012

203

0

3. Dierziektes worden in de regel niet gecontroleerd door de analyse van levensmiddelen of diervoeders. Het gezondheidstoezicht wordt het meest efficiënt georganiseerd via de controle van levende dieren, bloedanalyses, abortussen en dergelijke.

De enige zoönose die in diervoeders gecontroleerd wordt, is salmonella, een bacterie. Volgens de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), de wetenschappelijke autoriteit van de EU, is salmonella de enige relevante bacterie in veevoeders.

Virussen, waaronder de door u vermelde virusziekten, kunnen zich niet vermenigvuldigen buiten een levende cel. Verder is de isolatie en vermenigvuldiging van het virus voor de analyse uiterst complex en bestaan er geen protocollen voor diervoeders. Voor dierenmelen en andere dierlijke producten die nog in diervoeders gebruikt mogen worden, is de controle op de vermelde dierziekten niet relevant om de volgende redenen:

    a De dierlijke producten ondergaan eerst een verwerking (hittebehandeling) die eventueel aanwezige bacteriën en virussen afdoodt.

    b. Kadavers, dode wilde dieren (reservoir van verschillende dierziekten), zieke dieren en gezelschapsdieren komen niet in de diervoederketen, deze worden verwerkt en vernietigd. Enkel de producten van gezonde (geslachte) dieren komen in aanmerking.

    c. Het verbod op kanibalisme (eiwitten niet aan dezelfde diersoort geven) zorgt voor een speciesbarrière die de overdracht van een ziekte sterk bemoeilijkt.

Deze maatregelen zorgen er samen voor dat diermeel als vector voor deze dierziektes kan uitgesloten worden.

4. Het Food and Veterinary Office (FVO) doet enkel vaststellingen van eventuele tekortkomingen van het controlesysteem in lidstaten en derde landen. De vaststellingen van het FVO worden gevolgd door actieplannen van de bevoegde overheden die intensief opgevolgd worden door het FVO. De vaststellingen die tot op heden gedaan werden door het FVO, zijn niet van die orde dat de versoepeling voor waterdieren een risico voor de volks- of diergezondheid zou inhouden.

5. Gezien het bovenstaande kan men niet beweren dat de versoepeling van het voederverbod voor waterdieren een risico voor de volksgezondheid of diergezondheid inhoudt. De versoepeling werd niet besproken binnen de Belgische parlementaire commissie. Binnen het Europees Parlement werd dit echter wel intensief besproken. Het voorstel werd gesteund in twee resoluties van het Europees Parlement (8 maart 2011 en 6 juli 2011).

6. Gezien de grootte van de aquacultuur- en visvoederssector in ons land is de impact van deze versoepeling beperkt voor onze industrie.

Kadavers worden, zoals hierboven vermeld, nooit verwerkt in diervoeders. Er zal dus ook geen stijging van het aantal kadavers zijn door deze versoepeling. De bestemming van kadavers (en andere dierlijke bijproducten) wordt streng geregeld door de Europese wetgeving. Kadavers van veedieren worden verwerkt door het vilbeluik waarna de resterende producten vernietigd worden door verbanding. Gezelschapsdieren kunnen begraven worden, tenzij dit verboden is door andere wetgeving (bv. gemeentelijk reglement).

7. In de TSE roadmap II” van de Europese Commissie wordt als één van de doelstellingen de versoepeling van het voederverbod voor niet-herkauwers aangegeven. De nu reeds gepubliceerde versoepeling voor waterdieren is daar het eerste resultaat van. De volgende stappen zijn, zoals u correct aangeeft, versoepelingen voor varkens en pluimvee. Recentelijk lanceerde de Europese Commissie een eerste ontwerptekst voor het opnieuw toelaten van pluimveemeel voor varkens. Ook voor deze versoepeling zullen mijn diensten dezelfde voorwaarden hanteren om deze tekst te kunnen goedkeuren, zijnde de beschikbaarheid van een species-specifieke DNA-test voor varkens en de uitvoerbaarheid van de controles op de opgelegde voorwaarden die een volledige scheiding van de sector bewerkstelligen vanaf de grondstoffen voor het diermeel tot het gebruik van de voeders bij de landbouwers, om elk risico op kannibalisme te voorkomen, wat een essentiële voorwaarde is waaraan moet worden voldaan.