SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
22 novembre 2012 22 november 2012
________________
Question écrite n° 5-7305 Schriftelijke vraag nr. 5-7305

de Cindy Franssen (CD&V)

van Cindy Franssen (CD&V)

au secrétaire d'État aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Octroi automatique de droits - Demandes d'informations Automatische toekenning van rechten - Opvragen van informatie 
________________
pauvreté
droits sociaux
prestation sociale
prix réduit
catégorie sociale défavorisée
armoede
sociale rechten
sociale uitkering
gereduceerde prijs
sociaal achtergestelde groep
________ ________
22/11/2012Verzending vraag
14/11/2013Antwoord
22/11/2012Verzending vraag
14/11/2013Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7291
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7292
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7293
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7294
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7295
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7296
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7297
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7298
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7299
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7300
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7301
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7302
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7303
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7304
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7306
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7308
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7309
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7291
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7292
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7293
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7294
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7295
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7296
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7297
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7298
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7299
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7300
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7301
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7302
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7303
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7304
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7306
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7308
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7309
________ ________
Question n° 5-7305 du 22 novembre 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-7305 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Toute une série de droits ne sont accordés à des citoyens qu'après une procédure administrative durant laquelle leurs revenus et/ou leur fortune sont évalués et calculés. Pour les bénéficiaires, cela signifie beaucoup de tracas administratifs doublés de diverses émotions : honte, culpabilité, incompréhension... L'attribution automatique de droits simplifierait ces procédures et mettrait les citoyens plus à l'aise.

Dans l'accord de gouvernement fédéral 2011-2014 figure l'engagement suivant en matière de lutte contre l'exclusion et pour l'intégration sociale : « Partout où c'est possible, le gouvernement accélérera l'ouverture automatique de droits sociaux de type tarif social pour les personnes qui répondent aux conditions prévues (notamment énergie, eau, communications, SNCB). Il promouvra l'échange d?informations en la matière et communiquera suffisamment sur les droits sociaux accordés aux bénéficiaires. » La secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et la Lutte contre la pauvreté, Maggie De Block, a confirmé cet engagement dans sa note de politique générale du 12 janvier 2012.

On lit aussi dans le Plan fédéral de lutte contre la pauvreté (PFLP) que le gouvernement fédéral est prêt à faciliter l'accès des citoyens aux services publics :« Rendre les services publics accessibles à tous les citoyens signifie aussi identifier les citoyens les plus vulnérables et rendre automatiques les droits auxquels ils peuvent prétendre.». Les différents volets du PFLP indiquent que cette attribution automatique se fera dans plusieurs domaines : tarif social pour les fournitures d'énergie (action 32), traitement optimisé de l'information par le SECAL (action 50), simplification et accélération de l’octroi de l’intervention majorée de l’assurance maladie (action 78), etc.

Le gouvernement flamand a décidé que chacun de ses membres chargerait ses administrations respectives de formuler, le cas échéant, des propositions permettant l'attribution automatique de droits dans les domaines relevant de leurs compétences. Cette mesure favorise l'accessibilité de chaque département et l'attribution automatique des droits à tout citoyen qui peut y prétendre. En d'autres termes, on a opté pour une stratégie intégrée. Une telle approche se fait encore attendre au niveau du gouvernement fédéral.

Je souhaiterais apprendre du/de la ministre/secrétaire d'État :

1) À l'échelon fédéral, qu'entend-on spécifiquement par « attribution automatique de droits » ? Quelles mesures et quels aspects correspondent-ils à ce concept ?

2) Comment garantit-on actuellement que chaque ministre ou secrétaire d'État fédéral(e) veille, dans sa sphère de compétence, à l'attribution automatique de droits ? Si aucune mesure n'a encore été prise, va-t-on le faire ? Pourquoi ou pourquoi pas ?

3) Dans quels domaines de compétence des droits sont-ils attribués automatiquement ? Je souhaiterais un relevé, par domaine relevant des compétences du/de la ministre/secrétaire d'État, de tous les droits attribués automatiquement.

4) Dans vos domaines de compétence où l'attribution automatique de droits se pratique déjà, procède-t-on à une évaluation de l'accès aux procédures administratives, de la satisfaction du citoyen et de l'efficacité de cette attribution automatique ?

Si oui, quand ? Sous quelle forme et de quelle manière ? Quels en sont les résultats ?

Si non, pourquoi pas ? Une évaluation est-elle prévue ? Quand ?

5) Comment le/la ministre/secrétaire d'État permet-il/elle à ses services de se procurer les informations nécessaires pour les procédures sans devoir les demander au citoyen ? Comment identifie-t-on les citoyens vulnérables et/ou qui peuvent faire valoir un droit déterminé ?

 

Heel wat rechten van burgers worden pas toegekend na een administratieve procedure waarbij het inkomen en/of het vermogen van de burgers wordt berekend en onderzocht. Dat betekent voor de burger heel wat administratieve beslommeringen en vaak brengt het ook heel wat emoties met zich: schaamte, schuld, onbegrip… Door rechten automatisch toe te kennen kunnen die administratieve procedures eenvoudiger en aangenamer worden voor de burger.

De federale regering engageert zich in het federale regeerakkoord 2011-2014 om, inzake de strijd tegen sociale uitsluiting en voor maatschappelijke integratie, "overal waar mogelijk de automatische opening van sociale rechten van het type "sociaal tarief" voor personen die aan de voorwaarden voldoen (onder meer energie, water, communicatie, NMBS) te versnellen. Zij zal de uitwisseling van informatie terzake aanmoedigen en voldoende communiceren over de sociale rechten toegekend aan de begunstigden." Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke integratie en Armoedebestrijding, Maggie De Block bevestigde dit engagement eveneens in haar Algemene Beleidsnota van 12 januari 2012.

Ook in het Federaal Plan Armoedebestrijding (FPA) lezen we dat de federale regering bereid is om de overheidsdiensten toegankelijker te maken voor de burgers: "De overheidsdiensten toegankelijk maken voor alle burgers houdt dus in dat de meest kwetsbare burgers worden geïdentificeerd en dat de rechten waarop ze aanspraak kunnen maken automatisch worden toegekend." Uit verschillende acties van het FPA blijkt dat die automatische toekenning van rechten op verschillende domeinen een plaats zal krijgen: een sociaal tarief voor energieleveringen (actie 32), efficiëntere informatieverwerving bij de werking van de DAVO (actie 50), snellere en eenvoudige toekenning van de verhoogde tegemoetkoming van ziekteverzekering (actie 78)…

De Vlaamse regering gelast alle Vlaamse ministers om hun betrokken administraties op te dragen om waar nodig voorstellen tot aanpassing uit te werken om de automatische toekenning van rechten op hun respectieve beleidsdomein te verwezenlijken. Via deze maatregel wordt verzekerd dat elk departement toegankelijk is voor alle burgers en dat de rechten automatisch worden toegekend aan elke burger die er recht op heeft. Er wordt met andere woorden voor een integrale aanpak geopteerd. Binnen de federale regering is een dergelijke maatregel echter nog niet terug te vinden.

Graag had ik van de minister/staatssecretaris vernomen:

1) Wat wordt binnen het federale beleid specifiek verstaan onder een "automatische toekenning van rechten"? Uit welke verschillende maatregelen en aspecten bestaat die automatische toekenning?

2) Op welke manier wordt momenteel verzekerd dat elke federale minister of staatssecretaris erover waakt dat de rechten binnen zijn beleidsdomein automatisch worden toegekend? Indien hierrond nog geen maatregel bestaat, zal zo'n maatregel worden genomen? Waarom wel/niet?

3) Op welke beleidsdomeinen worden rechten automatisch toegekend? Graag een overzicht van alle rechten die automatisch worden toegekend per beleidsdomein onder de bevoegdheid van de betreffende minister/staatssecretaris.

4) Wordt bij de beleidsdomeinen waarbij de automatische toekenning van rechten reeds wordt gehanteerd een evaluatie uitgevoerd inzake de toegankelijkheid van administratieve procedures, de tevredenheid van de burger en de efficiëntie van de automatische toekenning?

Zo ja, wanneer wordt ze uitgevoerd? Hoe krijgt de evaluatie vorm en hoe wordt ze georganiseerd? Wat zijn de resultaten van de evaluatie?

Zo neen, waarom niet? Zal een evaluatie worden gepland? Wanneer?

5) Op welke manier geeft de minister/staatssecretaris de diensten onder zijn/haar bevoegdheid de mogelijkheid om de nodige informatie voor de administratieve procedure te verkrijgen zonder dat zij dit moeten opvragen aan de burger? Op welke manier worden de kwetsbare burgers en/of de burgers die aanspraak kunnen maken op een bepaald recht geïdentificeerd?

 
Réponse reçue le 14 novembre 2013 : Antwoord ontvangen op 14 november 2013 :

En réponse à vos questions relatives à l’octroi automatique des droits du citoyen, je vous communique les éléments de réponse de l’Office national d’allocations familiales pour travailleurs salariés ( ONAFTS), de la Direction générale des Personnes handicapées (DGhan), du Fonds des maladies professionnelles (FMP), du Fonds des accidents du travail (FAT), et de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité (INAMI).

• En ce qui concerne l’ONAFTS :

1. Pour le secteur des allocations familiales, l’octroi automatique des allocations familiales n’est légalement pas prévu. De plus, vu les différentes législations (l’octroi des allocations familiales dépendent de 4 régimes), leurs complexités, leurs spécificités et les différences de taux accordés rendent cet octroi automatique structurellement infaisable sans cadastre complet intégrant tous les acteurs sociaux tant salariés qu’indépendants.

Cependant, hormis en ce qui concerne le secteur des indépendants un examen automatique du droit a été mis en place afin de permettre aux familles et surtout aux plus démunies de percevoir leurs allocations familiales avec un minimum de démarches administratives de leur part. Cet examen automatique du droit consiste à faire instruire, par un organisme de paiement d’allocations familiales, le dossier de l’assuré social dès que celui-ci a reçu une information quelconque qui peut laisser supposer qu’un droit aux allocations familiales existe pour cet assuré social. Tout organisme de paiement d’allocations familiales peut instruire ce droit même s’il n’est pas compétent du fait que l’assuré social concerné ne travaille pas pour un de ses affiliés. L’information peut venir via une source papier telle une demande de l’assuré lui-même ou de toute autre personne concernée par l’octroi des allocations familiales en faveur d’un enfant bénéficiaire (parents, CPAS, mutuelle, chômage, etc...) ou via un signal électronique d'une situation socioprofessionnelle ou familiale. Ainsi dès qu’un organisme d'allocations familiales a reçu un tel signal, il est tenu d’entamer automatiquement l'examen du droit aux allocations familiales.

Pour appliquer cet examen automatique du droit, des instruments ont été mis en place, des mesures ont été prises et la règlementation a été adaptée en conséquence (voir point 3). L’examen automatique du droit et les mesures prises pour l’appliquer a réduit considérablement la charge administrative pour les familles.

2. En tant que Secrétaire d'État aux Affaires sociales, je peux vérifier le respect de l’application de cet examen automatique du droit au sein des caisses d’allocations familiales via le rapport général annuel sur la gestion administrative des caisses d’allocations familiales. Ce rapport reprend les constatations qui ont été faites lors du contrôle de qualité relatif à la vérification de l’application correcte de la législation effectué auprès de ces caisses par l’ONAFTS dans le cadre de sa compétence générale. Il est présenté au Comité de gestion de l’Office qui compte parmi ses membres effectifs le commissaire du gouvernement qui représente le Secrétaire d'État.

Depuis 2012, un tel contrôle est également effectué auprès des institutions publiques qui octroient elles-mêmes les allocations familiales à leur personnel. De plus, l’Office a pris dans son nouveau contrat d’administration, l’engagement de contrôler également l’ONAFTS en tant qu’organisme de paiement.

3. L’examen automatique du droit aux allocations familiales est pratiqué par les caisses d’allocations familiales et l’ONAFTS depuis 2004 et par les organismes publics depuis 2008. Une précision doit cependant être apportée en ce qui concerne le secteur des prestations familiales garanties. Pour ce secteur, l’examen est effectué par le service des prestations familiales garanties de l’ONAFTS et non par un autre organisme de paiement vu la spécificité tout à fait particulière de ce régime.

Afin d’établir le droit aux allocations familiales, les organismes de paiement doivent disposer de nombreux renseignements sur la situation socioprofessionnelle de tous les membres de la famille de l’enfant bénéficiaire. Le droit aux allocations familiales est en effet un droit dérivé c.à.d. qu'il est tributaire des données qualifiées provenant soit de l’ONSS, de l'ONEM et de l'INAMI. Ces données sont indispensables pour ouvrir un droit en faveur des enfants de travailleurs, de malades ou de chômeurs. Avant l’instauration de l’examen automatique du droit, les assurés sociaux devaient, pour faire valoir leur droit, non seulement introduire une demande formelle mais fournir également eux-mêmes toutes ces données.

De ce fait, dans le cadre de la simplification administrative et afin de rendre possible l’examen automatique du droit, de nouvelles mesures ont été prises et de nouveaux instruments ont été élaborés en vue d’obtenir des données qui sont disponibles auprès de sources authentiques afin de ne plus devoir les solliciter auprès des familles. Ces mesures et instruments sont :

a. la mise en service du Cadastre des allocations familiales ;

b. l’intégration des acteurs dans le Cadastre ;

c. la diffusion des flux ;

d. la transmission des brevets entre organismes de paiement.

a. Le Cadastre.

Le Cadastre des allocations familiales est une base de données opérationnelle depuis juillet 2004. Il contient toutes les données pertinentes concernant les acteurs d’un dossier d’allocations familiales et il organise un échange de données sûr entre les différents organismes de paiement concernés.

b. L’intégration des acteurs dans le Cadastre

Dans ce Cadastre doivent être intégrés par l'ONAFTS et les organismes de paiement d'allocations familiales tous les acteurs concernés (attributaire, allocataire, enfant bénéficiaire et acteurs tiers) qui, par leur travail ou par une situation socioprofessionnelle envisagée dans le cadre d’une législation relative aux prestations sociales (chômage par exemple), sont susceptibles de générer un droit aux allocations familiales. De la sorte, les organismes de paiement d'allocations familiales ou l'ONAFTS sont mis au courant, par messages électroniques, de toute situation susceptible de modifier le droit aux allocations familiales (octroi, perte de droit, droit à un supplément…). Ceci est particulièrement important dans le cadre de l’application de la loi du 20 juillet 1971 instaurant des Prestations familiales garanties qui stipule que ces prestations ont un caractère totalement résiduaire et donc que tout autre droit possible doit être envisagé prioritairement.

c. Les flux.

L’Office a implémenté les flux électroniques en provenance de fournisseurs externes tels que le Registre national, le Registre de la Banque-carrefour de la sécurité sociale, l’Office national de sécurité sociale, l’Office national de l'Emploi, le Répertoire général des travailleurs indépendants, le Fonds des accidents du travail, la Caisse Auxiliaire d’Assurance Maladie-Invalidité, les CPAS, la Direction générale des personnes handicapées du SPF Sécurité sociale et la Communauté flamande.

Les informations transmises au secteur des allocations familiales par ces flux sont des données qualifiées et par conséquent, les organismes d'allocations familiales doivent se baser sur celles-ci pour ouvrir le droit sans vérifications ultérieures de l'information reçue. Elles facilitent également l’établissement du droit aux prestations familiales garanties.

d. La transmission des données via le brevet d’attributaire.

Le brevet a été conçu afin de garantir la transmission des données pertinentes pour le droit aux allocations familiales au départ d'un organisme d'allocations familiales qui les possède vers un autre organisme d'allocations familiales qui en a besoin pour reprendre les paiements d'allocations familiales. Cet échange d’informations entre organismes évite à l’organisme subséquent de devoir réexaminer le dossier avec le risque de devoir interrompre les paiements d’allocations familiales en cas de modification de la situation socioprofessionnelle ou familiale.

En plus de ces instruments indispensables à la mise en pratique de l’examen automatique du droit, une modification de la réglementation a également été réalisée en ce qui concerne le paiement provisionnel.

Le paiement provisionnel vise à octroyer les allocations familiales en cas de premier droit dès que l’organisme de paiement est en possession d'une demande et d'un extrait du registre de la population ou du registre des étrangers indiquant la composition du ménage dont les enfants font partie. Les prestations familiales garanties peuvent également être accordées par voie d’avances, alors même qu’il n’est pas encore établi que toutes les conditions d’octroi sont remplies.

Remarque : tout document ou toute donnée émanant d'une source fiable peut être considéré(e) comme une demande. L’organisme de paiement ne doit donc pas être en possession d’une demande formelle.

En cas de droit continué, le paiement provisionnel assure la continuité des paiements malgré des modifications socioprofessionnelles ou familiales de nature à empêcher le maintien de l’octroi des allocations familiales du chef du même attributaire.

L’obligation de continuer à payer les allocations familiales à titre provisionnel demeure aussi longtemps qu'il existe un droit dans le régime des travailleurs salariés, soit du chef de l'ancien attributaire prioritaire, soit du chef du nouvel attributaire prioritaire. Il est cependant évident que par la suite le droit doit être validé par la réception des données qualifiées concernant la situation socioprofessionnelle du nouvel attributaire prioritaire. Par contre, le paiement provisionnel s’applique peu dans le régime des prestations familiales garanties : c’est le cas cependant lorsque l’ouverture d’un droit prioritaire du fait de l’exercice d’une activité salariée met fin au droit aux prestations familiales garanties.

En résumé : l’examen automatique du droit est assuré grâce au Cadastre, à l’intégration au Cadastre des allocations familiales de tous les acteurs concernés, à la diffusion des flux informant les organismes de paiement d’allocations familiales de tout changement socioprofessionnel ou familial, à la transmission du dossier d’un organisme initial à l’organisme suivant via le brevet et, enfin grâce au paiement provisionnel qui permet soit d’entreprendre immédiatement le paiement lors d’une première demande, soit d’assurer la continuité du paiement en cas de modification de la situation socioprofessionnelle ou familiale.

L’examen automatique du droit permet d’établir tant le droit au taux de base qu’au droit à un supplément social. Ainsi, quand l’organisme de paiement est averti que la famille pourrait bénéficier d’un montant plus élevé soit du chef de l’attributaire prioritaire, soit du chef d’un autre membre de la famille par exemple car l’attributaire prioritaire ou un autre membre de la famille devient chômeur (malade, pensionné ou en cas de décès), il examine d’office le droit au supplément. De même quand un organisme d’allocations constate qu’il n’y a plus de droit dans le secteur des travailleurs salariés ou public, il transmet automatiquement le dossier soit au secteur des indépendants, soit au service de l’ONAFTS qui gère les prestations familiales garanties. Le service des prestations garanties examine dès lors immédiatement le droit à ces prestations sans que la famille doive en faire la demande.

Cependant, même si dans ce cas la famille ne doit pas elle-même introduire une demande, elle peut néanmoins être sollicitée pour donner toutes les informations,- notamment au sujet des ressources (lorsque le demandeur ne bénéficie pas d’une aide sociale) ou de l’existence, de la localisation et de la situation socioprofessionnelle de personnes apparentées aux enfants pour la recherche d’un droit prioritaire hors du ménage où ceux- ci se trouvent, utiles pour établir le droit et qui ne peuvent être récoltées via les flux.

Si on peut affirmer que l’examen automatique du droit grâce à toutes les mesures mises en place fonctionne correctement dans la grande majorité des cas, deux bémols sont toutefois à signaler :

1°) les indépendants ne sont pas encore intégrés au Cadastre. De ce fait, l’examen automatique du droit ne peut s’effectuer quand le droit des salariés est transmis au secteur des indépendants et

2°) des suppléments sociaux sont accordés sur la base du statut de l’attributaire et des revenus de la famille. Si la situation sociale est connue via les flux, aucun flux n’est à ce jour encore développé afin de transmettre les informations relatives aux revenus des assurés sociaux. De ce fait, cette information doit toujours être demandée directement à l’assuré social.

Toutefois, afin de remédier à ces lacunes, l’Office a pris l’engagement dans son contrat d’administration d’implémenter un flux « revenus » , de compléter et d’améliorer les flux existants en matière de ressources et de créer une synergie avec le secteur des Indépendants afin d’offrir à celui-ci la possibilité d’intégrer ses acteurs dans le Cadastre des allocations familiales.

4. L’évaluation de l’application correcte de l’examen du droit est effectuée par le contrôle des organismes de paiement et par l’évaluation annuelle des besoins d'information sur supports électroniques et papier.

1°) Les organismes d’allocations familiales sont contrôlés par le service de contrôle du Département Contrôle de l’Office

L’ONAFTS exerce un contrôle annuel sur la gestion administrative des organismes de paiement pour surveiller la qualité de la gestion des dossiers et du service fourni aux familles et entre autre l’application correcte de l’examen automatique du droit. Il y a lieu d’attirer l’attention sur le fait que la gestion des caisses d’allocations familiales est subventionnée annuellement afin de responsabiliser les caisses d’allocations familiales et d’optimaliser ainsi leurs performances.

2°) L’évaluation annuelle des besoins d'informations sur supports électronique et papier.

Le but de cette évaluation annuelle est d’adapter et de remplacer les formulaires par des données électroniques et par les consultations des banques de données et ceci toujours dans le but de diminuer la charge administrative de l’assuré social et d’examiner d’office le droit de celui-ci.

5. L’ONAFTS informe les familles de façon proactive de leur droit aux prestations familiales, afin qu’elles puissent complètement exercer leurs droits sans connaissance préalable quelconque de la réglementation des allocations familiales.

Ainsi, l’ONAFTS mène une politique d’information et de communication transparente et effective en :

• offrant aux familles des informations actuelles et faciles d’accès sur les allocations familiales par le biais du site web de l’ONAFTS et en publiant régulièrement des bulletins d’information et des communiqués de presse sur des thèmes actuels ou lors de modifications importantes dans la réglementation ;

• diffusant par voie électronique les barèmes actualisés des allocations familiales lors de chaque modification ;

• publiant des dépliants qui expliquent au grand public les grands thèmes de la réglementation des allocations familiales. Les dépliants sont publiés sur le site web.

Outre cette information générale, l’ONAFTS fournit également des informations individuelles. Par le biais de lettres types, les décisions dans un dossier d’allocations familiales sont motivées de manière consistante et compréhensible.

Les familles et leurs médiateurs sociaux peuvent également s’adresser au service Médiation de l’ONAFTS par écrit, par téléphone pour lequel un numéro vert est attribué et par le biais du courriel pour obtenir des renseignements. En outre, les familles sont accueillies personnellement au Frontdesk et aux bureaux régionaux où un relais social professionnel leur est fourni.

Il met également à la disposition des modèles types pour recueillir dans un langage clair et intelligible les informations qui peuvent uniquement être obtenues auprès des familles. A cet effet, l’ONAFTS simplifie, actualise et uniformise en permanence les formulaires existants, de manière à ne demander que les informations pertinentes.

Enfin, un contrôle domiciliaire est effectué dans le but de contrôler les familles mais aussi dans le but de faire compléter par les familles démunies des formulaires reprenant des informations qui ne peuvent encore être obtenues via les flux.

• En ce qui concerne le FMP.

Le Fonds est en principe passif. Le FMP doit être saisi d’une demande émanant de l’intéressé ( ou du bénéficiaire), afin de pouvoir constituer un dossier. Le Fonds met néanmoins tout en œuvre pour informer les intéressés au sujet de tous leurs droits, notamment en ce qui concerne les points concrets suivants :

1. Conformément à l'art. 61 de la législation, le médecin du travail est tenu de faire une déclaration des cas de maladie professionnelle, même “présumée”. L'intéressé introduit la plupart du temps une demande simultanément ou quelques jours plus tard.

En l'absence d'une demande, le Fonds des maladies professionnelles prendra lui-même l'initiative d'envoyer une lettre à l'intéressé pour lui rappeler ses droits et l'inviter à introduire une demande s'il le souhaite.

2. Lorsque le FMP octroie une réparation à une personne en raison d'une incapacité de travail et qu'il est informé de son décès, et s'il estime sur la base des données dont il dispose que la maladie professionnelle a pu être une des causes du décès, il s'adressera aux ayants droit et les invitera à introduire une demande « décès ».

3. Lorsque le FMP reçoit une demande liée à l'exposition à l'amiante et constate que l'intéressé remplit également les conditions pour être indemnisé par le Fonds amiante.

4. Lorsque le Fonds amiante reçoit une demande et constate que l'intéressé a probablement aussi été exposé à l'amiante d'un point de vue professionnel.

• En ce qui concerne la Dghan.

1. État d'avancement de l'automatisation.

a. La Direction générale des Personnes handicapées y travaille depuis 2005.

1) Automatisation en ce qui concerne les produits de la Direction générale Personnes handicapées (déjà réalisé) :

ALLOCATIONS POUR PERSONNES HANDICAPEES.

• flux de données électroniques

 composition de ménage selon la législation d’allocations déduite de l'input du registre national des personnes physiques (pour toutes les allocations),

 revenus imposables (Taxi-As, pour l’allocation de remplacement de revenus et l’allocation d'intégration),

 revenus du travail et revenus de remplacement (Taxi-As, pour l’allocation pour l'aide aux personnes âgées),

 pensions (cadastre des pensions pour l’allocation pour l'aide aux personnes âgées),

 indemnités victimes de la guerre (pour l’allocation pour l'aide aux personnes âgées).

• simplification des formulaires de renseignements (“déclarations pour l'obtention de l'allocation de remplacement de revenus et de l'allocation d'intégration”; « déclaration pour l'obtention de l'allocation pour l'aide aux personnes âgées »).

• poursuite de la simplification des formulaires de renseignements par la communication (toute personne qui introduit une demande d'allocation de remplacement de revenus et d'allocation d'intégration et qui ne s'attend pas à obtenir au moins 7 points pour la réduction d'autonomie en ce qui concerne les activités de la vie quotidienne ne doit plus remplir la partie II du formulaire « évaluation du handicap »). La DGhan peux ainsi mieux gérer le processus d'octroi de l'allocation de remplacement de revenus. La « collecte différente des informations » est un des chantiers majeurs de la Direction générale Personnes handicapées pour les prochaines années.

CARTE DE STATIONNEMENT (déjà réalisé) :

• extraction de la photo d'identité du registre national des personnes physiques, ce qui permet de simplifier la demande d'une carte de stationnement pour laquelle le processus de reconnaissance du handicap n'est pas nécessaire (demande par téléphone, demande par e-mail),

• simplification des formulaires de renseignements par la communication :

 toute personne pour laquelle le processus de reconnaissance du handicap n'est pas nécessaire ne reçoit plus le formulaire « évaluation du handicap »

 toute personne pour laquelle le processus de reconnaissance du handicap est nécessaire mais qui n'éprouve pas de grandes difficultés en raison de son handicap pour les activités de la vie quotidienne ou pour acquérir un revenu du travail ne doit pas remplir la partie I du formulaire de renseignements “évaluation du handicap” et en ce qui concerne la partie II, elle ne doit remplir que la partie relative aux possibilités de déplacement.

2) Contribution à l'automatisation des mesures sociales, fiscales et tarifaires.

• flux existants d'échanges de données électroniques: http://www.handicap.fgov.be/sites/5030.fedimbo.belgium.be/files/explorer/fr/annexe-mesures-automatiquement-octroyees-adultes.pdf

• Handiflux : http://handicap.fgov.be/fr/pour-professionnels/handiflux

b. Les difficultés constatées en matière d'automatisation.

La législation en matière de tarif social gaz et électricité ne tient pas suffisamment compte de la date de prise de cours du droit aux allocations pour personnes handicapées; l'échange électronique de données n’est pas encore mis à point.

3) projets à court, moyen ou long terme.

À COURT TERME.

• Communit-e (plus) light

 possibilité de faire introduire une demande d'allocation pour personnes handicapées également auprès de la mutualité (projet “Communit-e (plus) light”). Il y aura ainsi moins d'appréhension à introduire une demande. Le processus à cet effet (modification de l'arrêté royal concernant la procédure en matière d'allocations pour personnes handicapées) est en cours.

 les CPAS pourront aussi avoir recours à Communit-e (plus) light s'ils le souhaitent.

• modification de revenus: un bénéficiaire d'une allocation ne devra plus déclarer qu'une seule fois une modification de ses revenus. La DGhan octroiera automatiquement les augmentations de l'allocation si la modification du revenu le nécessite. Ainsi on évite que les personnes handicapées ne fassent pas valoir leurs droits.

• amélioration de la gestion lorsqu'une demande de produit est introduite au moment où un autre produit de la DGhan est déjà en traitement: le demandeur ne recevra que le formulaire de renseignements éventuellement nécessaires. Ainsi on évite que les personnes handicapées ne fassent pas valoir leurs droits parce qu'elles ne s'y retrouvent pas dans le formulaire de renseignements.

À MOYEN TERME :

 simplification de la législation en matière d'allocations pour personnes handicapées, dans le cadre de la réforme en profondeur du régime des allocations. Entre autres: la gestion active par la DGhan des dossiers existants, évitant au citoyen de devoir à chaque fois introduire une nouvelle demande pour une augmentation de l'allocation pour personnes handicapées.

À LONG TERME :

 identification éventuelle de personnes qui entrent en considération pour une allocation pour personnes handicapées par la collecte et l'exploitation de données au sujet des difficultés concernant les activités de la vie quotidienne en raison du handicap, des difficultés en matière de revenus du travail en raison du handicap et/ou de données en matière de revenus.

• En ce qui concerne le FAT.

1.3.5. Dans le secteur des accidents, il est question d'un “octroi automatique de droits” lorsque l'intéressé ne doit pas en faire lui-même la demande spécifique, le FAT ou l'assureur-loi identifiant les bénéficiaires sur la base de critères légaux et octroyant le droit d'office.

Dans le secteur des accidents du travail, les droits suivants sont octroyés d'office :

- l'allocation de péréquation

- l'allocation de réévaluation

- l'allocation supplémentaire

Les victimes d'un accident du travail ont droit au remboursement de leurs frais de déplacement. Les proches ont droit au remboursement des frais de visite. Les conditions de remboursement sont fixées par AR (21.12.1971). En vue de simplifier le remboursement de ces frais, une procédure a été mise au point en concertation avec les assureurs-loi, qui permet le remboursement (semi-)automatique de ces frais. Les résultats de cette concertation avaient déjà été intégrés en 2002 dans les circulaires ministérielles 257 et 258.

Par ailleurs, la règlementation en matière d'accidents du travail impose au FAT et aux entreprises d'assurances une obligation d'information à des moments-clés du règlement d'un accident du travail, afin que les intéressés soient explicitement et clairement informés de leurs droits.

- La circulaire ministérielle 216 du 20 juin 1986 dispose que les entreprises d'assurances doivent informer les victimes par écrit, 6 mois avant l'expiration du délai de révision, des possibilités en vue d'encore introduire une demande de révision.

- Les entreprises d'assurances sont tenues d'informer par écrit toutes les victimes de la possibilité de demander au maximum un tiers de la valeur de la rente en capital après l'expiration du délai de révision.

Une des missions du service d'assistance sociale du FAT consiste à informer les victimes et les ayants droit suite à un accident du travail. À cet effet, des visites à domicile ont lieu et des permanences sont organisées.

Le service d'assistance sociale du FAT a examiné les indicateurs qui aggravent la vulnérabilité sociale des victimes d'accidents du travail et a recherché les indicateurs présents dans la banque de données du Fonds lui-même ou dans des fichiers d'autres services/organisations. Le service d'assistance sociale exploite principalement des informations provenant de sa propre banque de données lors de la constitution des dossiers et met au point de nouvelles procédures (entre autres le projet “personnes peu qualifiées”) afin de poursuivre l'optimalisation de l'exploitation des indicateurs de vulnérabilité sociale et d'intégrer celle-ci dans sa propre approche.

Ainsi, les assistants sociaux du FAT rendent spontanément visite aux victimes d'accidents du travail graves. Des facteurs complémentaires tels que l'âge, le degré de qualification et la nature des lésions, qui aggravent la vulnérabilité de la victime, sont intégrés dans le dossier et permettent aux assistants sociaux de fournir des “informations sur mesure” pendant la visite à domicile. Il est rendu visite en priorité aux victimes les plus vulnérables. Il est également rendu visite aux proches des victimes d'accidents du travail mortels. Le Fonds recherche donc activement les personnes socialement les plus vulnérables afin de les informer de leurs droits et de leur offrir une prestation de service accessible à tous.

Par ailleurs, le service d'assistance sociale organise des permanences dans tout le pays. Toutes les victimes ou personnes intéressées peuvent y obtenir une assistance gratuite et aisément accessible à tous. Les assistants sociaux y répondent à toutes les questions et informent les intéressés de leurs droits en matière d'accidents du travail, dans des domaines apparentés et dans d'autres secteurs de la sécurité sociale.

4. Le service d'assistance sociale organise des permanences dans tout le pays. En exécution du contrat d'administration de 2012, une enquête de satisfaction a été menée auprès des visiteurs des permanences. Ils ont été interrogés non seulement au sujet de l'infrastructure utilisée, mais aussi quant à la qualité de la prestation de services. Les résultats de cette enquête ont été très positifs.

Une nouvelle enquête aura lieu en 2015 afin d’'assurer notre prestation de services de qualité. Si nécessaire, les résultats de cette enquête seront soumis aux autres services du Fonds.

Depuis longtemps, le Fonds mène deux fois par an une enquête de satisfaction au sujet de la qualité de son assistance téléphonique. Il ressort des résultats que les appelants sont très satisfaits des contacts par téléphone avec les services.

• En ce qui concerne l’INAMI, l’information nécessaire concernant vos questions est en cours d’élaboration. Elles vous seront transmises plus tard.

Als antwoord op uw vragen betreffende de automatische toekenning van rechten van burgers , kan ik u voor de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers (RKW), de Directie-generaal Personen met een handicap (DGHan), het Fonds voor de beroepsziekten (FBZ), , het Fonds voor arbeidsongevallen (FAO) en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) de volgende informatie meedelen.

• Wat betreft de RKW:

1. Voor de kinderbijslagsector is wettelijk niet voorzien in automatische toekenning van het recht. Bovendien maken de verschillende wetgevingen (voor het recht op kinderbijslag zijn er vier regelingen) met hun complexiteit, specifieke kenmerken en verschillende schalen die automatische toekenning structureel ondoenbaar zonder compleet kadaster waarin alle sociale actoren, werknemers en zelfstandigen, opgenomen zijn.

Maar afgezien van de sector van de zelfstandigen is een automatisch onderzoek naar het recht ingevoerd om de gezinnen, en vooral de minst draagkrachtige onder hen, mogelijk te maken hun kinderbijslag te ontvangen met een minimum aan zelf te ondernemen administratieve stappen. Dat automatisch onderzoek naar het recht op kinderbijslag bestaat erin dat een kinderbijslaginstelling het dossier van de sociaal verzekerde onderzoekt zodra ze om het even welke informatie ontvangt waaruit afgeleid kan worden dat die sociaal verzekerde mogelijk recht heeft op kinderbijslag. Elke betaalinstelling kan het recht onderzoeken, zelfs als ze niet bevoegd is omdat de sociaal verzekerde in kwestie niet voor een van haar aangeslotenen werkt. Die informatie kan afkomstig zijn van een papieren bron, zoals een aanvraag van de verzekerde zelf of van gelijk welke andere persoon die betrokken is bij het recht op kinderbijslag voor een rechtgevend kind (ouders, OCMW, ziekenfonds, werkloosheids-dienst, enz.) of via een elektronisch bericht over een socio-professionele of gezinssituatie. Een kinderbijslaginstelling die een dergelijk bericht ontvangt, moet dan onmiddellijk beginnen met het onderzoek naar het recht op kinderbijslag. Voor dat automatische onderzoek naar het recht zijn werkinstrumenten ingevoerd en schikkingen getroffen, en de reglementering is dienovereenkomstig aangepast (cf. punt 3). Het automatische onderzoek naar het recht en de schikkingen om het toe te passen, betekenen een aanzienlijke verlichting van de administratieve lasten voor de gezinnen.

2. Als Staatssecretaris voor Sociale Zaken, kan ik nagaan of de kinderbijslagfondsen die verplichting om automatisch het recht te onderzoeken naleven, via het jaarlijks algemeen verslag over het administratief beheer van de kinderbijslagfondsen. Dat verslag bevat de vaststellingen gedaan door de RKW bij de kwaliteitscontrole op de correcte toepassing van de wetgeving door de kinderbijslagfondsen in het kader van zijn algemene bevoegdheid. Het verslag wordt voorgesteld aan het Beheerscomité van de Rijksdienst, waarvan de regeringscommissaris die de staatssecretaris vertegenwoordigt, lid is.

Sinds 2012 gebeurt een dergelijke controle ook bij de overheidsinstellingen die zelf de kinderbijslag toekennen aan hun personeel. Bovendien heeft de Rijksdienst zich er in zijn nieuwe bestuursovereenkomst toe verbonden ook de RKW als betaalinstelling te controleren.

3. De kinderbijslaginstellingen en de RKW onderzoeken automatisch het recht op kinderbijslag sinds 2004 en de overheidsinstellingen doen dat sinds 2008. Er moet wel een opmerking gemaakt worden in verband met de gewaarborgde gezinsbijslag. In die sector gebeurt het onderzoek wegens het zeer specifieke karakter van die regeling door de dienst gewaarborgde gezinsbijslag van de RKW en niet door een andere kinderbijslaginstelling.

Om het recht op kinderbijslag te kunnen vaststellen hebben de kinderbijslaginstellingen heel wat informatie nodig over de socio-professionele situatie van alle gezinsleden van het rechtgevend kind. Het recht op kinderbijslag is namelijk een afgeleid recht, d.w.z. het is afhankelijk van gekwalificeerde gegevens afkomstig van de RSZ, de RVA en het RIZIV. Die gegevens zijn onmisbaar om een recht op kinderbijslag toe te kennen voor kinderen van actieve, zieke of werkloze werknemers. Vóór de invoering van het automatische onderzoek naar het recht dienden de sociaal verzekerden om hun recht te doen gelden niet alleen een formele aanvraag in te dienen maar ook zelf al die gegevens te bezorgen.

Dus zijn in het kader van de administratieve vereenvoudiging en om het automatische onderzoek naar het recht mogelijk te maken nieuwe schikkingen getroffen en nieuwe instrumenten uitgewerkt om gegevens te verkrijgen die beschikbaar zijn bij de authentieke bron om die niet langer aan te gezinnen te moeten vragen. Het gaat om de volgende schikkingen en instrumenten:

a. de ingebruikneming van het kadaster van de kinderbijslag,

b. de invoering van de actoren in het kadaster,

c. de verspreiding van de gegevensstromen,

d. het versturen van brevetten tussen kinderbijslaginstellingen.

a. Het kadaster

Het kadaster van de kinderbijslag is een database die sinds juli 2004 operationeel is. Het bevat alle relevante gegevens over de actoren van de kinderbijslagdossiers en via dat kadaster kunnen de gegevens veilig uitgewisseld worden tussen de erbij betrokken kinderbijslaginstellingen.

b. De invoering van de actoren in het kadaster

In dat kadaster moeten door de RKW en de kinderbijslaginstellingen alle actoren van de dossiers (rechthebbende, bijslagtrekkende, rechtgevend kind en derde actoren) ingevoerd worden die door hun werk of omdat ze in een socio-professionele situatie zijn die bedoeld is in het kader van een wettelijke regeling voor sociale uitkeringen (bijvoorbeeld werkloosheid), een recht op kinderbijslag doen ontstaan. Op die manier worden de kinderbijslaginstellingen of de RKW via elektronische berichten op de hoogte gebracht van alle situaties die het recht op kinderbijslag kunnen wijzigen (ontstaan of vervallen van een recht, recht op een toeslag, enz.). Dat is bijzonder belangrijk in het kader van de toepassing van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, die bepaalt dat de uitkeringen in kwestie een restkarakter hebben en dat dus alle mogelijke andere rechten prioritair toegekend moeten worden.

c. De gegevensstromen

De Rijksdienst heeft elektronische gegevensstromen in gebruik genomen afkomstig van externe leveranciers zoals het Rijksregister, het register van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, het algemeen repertorium van de zelfstandigen, het Fonds voor Arbeidsongevallen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de OCMW's, de directie-generaal personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid en de Vlaamse Gemeenschap.

De gegevens die de kinderbijslagsector via die gegevensstromen ontvangt zijn gekwalificeerd en dus moeten de kinderbijslaginstellingen zich daarop baseren om zonder verdere verificatie een recht vast te stellen. Ook vergemakkelijkt de ontvangst van die gegevens de vaststelling van het recht op gewaarborgde gezinsbijslag.

d. De gegevensoverdracht via het brevet van rechthebbende

Het brevet is ontworpen om relevante gegevens voor het recht op kinderbijslag over te dragen van een kinderbijslaginstelling die erover beschikt naar een andere kinderbijslaginstelling die ze nodig heeft om de betaling van de kinderbijslag over te nemen. Door die gegevensuitwisseling tussen instellingen wordt voorkomen dat de bevoegd geworden instelling het dossier opnieuw moet onderzoeken met het risico dat de betaling van de kinderbijslag bij een verandering van de socio-professionele of gezinssituatie onderbroken wordt.

Naast die onmisbare instrumenten voor het automatisch onderzoek naar het recht was er ook de wijziging van de reglementering inzake de provisionele betaling. Via de provisionele betaling wordt de kinderbijslag bij een eerste recht toegekend van zodra een kinderbijslaginstelling in het bezit is van een aanvraag en van een uittreksel uit het bevolkings- of het vreemdelingenregister waaruit de samenstelling blijkt van het gezin waartoe de kinderen behoren.

Ook de gewaarborgde gezinsbijslag kan in de vorm van voorschotten betaald worden, zelfs als nog niet vaststaat dat alle voorwaarden vervuld zijn.

Opmerking: elk document of gegeven afkomstig van een betrouwbare bron kan als een aanvraag beschouwd worden. De kinderbijslaginstelling moet dus niet over een formele aanvraag beschikken.

Bij een voortgezet recht wordt via de provisionele betaling de continuïteit van de betalingen verzekerd niettegenstaande wijzigingen in de socio-professionele of –gezinssituatie die de verdere betaling van de kinderbijslag uit hoofde van dezelfde rechthebbende in de weg kunnen staan.

De verplichting om de kinderbijslag verder provisioneel te betalen blijft bestaan zolang er een recht is in de werknemersregeling, hetzij bij de vroegere voorrangsgerechtigde rechthebbende, hetzij bij de nieuwe voorrangsgerechtigde rechthebbende. Maar het is duidelijk dat het recht achteraf gevalideerd moet worden aan de hand van de gekwalificeerde gegevens over de socio-professionele situatie van de nieuwe voorrangsgerechtigde rechthebbende. Er wordt daarentegen weinig provisioneel betaald in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag. Dat gebeurt echter wel als een voorrangsrecht op basis van een activiteit als werknemer een einde stelt aan het recht op gewaarborgde gezinsbijslag.

Kortom: het recht kan automatisch onderzocht worden dankzij het kadaster van de kinderbijslag, de invoering van alle betrokken actoren in dat kadaster, de verspreiding van gegevensstromen die de kinderbijslaginstellingen informeren over alle wijzigingen in de socio-professionele of de gezinssituatie, de overdracht van het dossier van de oorspronkelijke naar de volgende instelling via het brevet en ten slotte dankzij de provisionele betaling waardoor onmiddellijk betaald kan worden bij een nieuwe aanvraag of verder betaald kan worden bij een wijziging in de socioprofessionele of de gezinssituatie.

Via het automatische onderzoek naar het recht kan zowel het recht op de basiskinderbijslag als het recht op een sociale toeslag vastgesteld worden. Als een kinderbijslaginstelling bericht krijgt dat een gezin een hoger bedrag zou kunnen krijgen, hetzij via de voorrangsgerechtigde rechthebbende, hetzij via bijvoorbeeld een ander gezinslid omdat de voorrangsgerechtigde rechthebbende of een ander gezinslid werkloos wordt (of ziek of gepensioneerd wordt, of in geval van overlijden) onderzoekt zij ambtshalve het recht op de toeslag. En ook als een kinderbijslaginstelling vaststelt dat er geen recht meer is in de werknemers- of de overheidssector, stuurt ze uit eigen beweging het dossier ofwel naar de sector van de zelfstandigen ofwel naar de dienst gewaarborgde gezinsbijslag van de RKW. De dienst gewaarborgde gezinsbijslag onderzoekt dus onmiddellijk of er recht is op die uitkeringen zonder dat het gezin daartoe een aanvraag moet doen.

Maar ook al moet het gezin in dat geval geen aanvraag doen, het kan wel gecontacteerd worden om alle informatie te geven die dienstig kan zijn voor de vaststelling van het recht en die niet ingewonnen kan worden via de gegevensstromen, met name over de bestaansmiddelen (als de aanvrager geen sociale bijstand ontvangt) of over het eventueel bestaan van met de kinderen verwante personen, hun adres en hun socio-professionele situatie, om na te gaan of er mogelijk een voorrangsrecht bestaat buiten het gezin waartoe de kinderen behoren.

Hoewel gesteld kan worden dat het automatische onderzoek naar het recht dank zij al die schikkingen in de grote meerderheid van de gevallen correct functioneert, zijn er twee minpunten:

1°) de zelfstandigen zijn nog niet in het kadaster opgenomen Daardoor is geen automatisch onderzoek mogelijk als een recht in de werknemersregeling overgaat naar de zelfstandigenregeling en

2°) er worden sociale toeslagen toegekend op basis van het statuut van de rechthebbende en het gezinsinkomen. De sociale situatie is bekend via de gegevensstromen. Maar er is nog geen gegevensstroom ontwikkeld met de inkomensgegevens van de sociaal verzekerden. Die informatie moet dus nog altijd rechtstreeks aan de sociaal verzekerden gevraagd worden.

Om daarin te voorzien heeft de Rijksdienst zich er echter in zijn bestuursovereenkomst toe verbonden een 'inkomensflux' op te zetten, de bestaande gegevensstromen over bestaansmiddelen aan te vullen en te verbeteren en een synergie tot stand te brengen met de zelfstandigensector om die de mogelijkheid te bieden zijn actoren in te voeren in het kadaster van de kinderbijslag.

4. De evaluatie van de correcte toepassing van het onderzoek naar het recht gebeurt door de controle op de kinderbijslaginstellingen en via de jaarlijkse evaluatie van de behoeften aan informatie op elektronische en papieren drager.

1°) De kinderbijslaginstellingen worden gecontroleerd door de controledienst van het departement Controle van de Rijksdienst.

De RKW controleert jaarlijks het administratief beheer van de kinderbijslaginstellingen om toezicht te houden op de kwaliteit van het dossierbeheer en van de dienstverlening aan de gezinnen, en onder meer de correcte toepassing van het automatisch onderzoek naar het recht. Wij wijzen erop dat het beheer van de kinderbijslagfondsen jaarlijks gesubsidieerd wordt, om die fondsen te responsabiliseren en daardoor hun werking te optimaliseren.

2°) De behoeften aan informatie op elektronische en papieren drager worden jaarlijks geëvalueerd.

Het doel van die jaarlijkse evaluatie is de formulieren aan te passen en ze te vervangen door elektronische gegevens en consultatie van gegevensbanken, altijd om de administratieve lasten voor de sociaal verzekerde te verminderen en zijn recht ambtshalve te onderzoeken.

5. De RKW informeert de gezinnen proactief over hun recht op gezinsbijslag zodat ze hun rechten volledig kunnen uitoefenen zonder enige voorafgaande kennis van de kinderbijslagreglementering.

De RKW voert dus een transparant en efficiënt informatie- en communicatiebeleid door:

• de gezinnen actuele en gemakkelijk toegankelijke informatie te bieden via de website van de RKW en door regelmatig informatiebulletins en persberichten te publiceren over actuele thema's of bij belangrijke wijzigingen in de regelgeving;

• via e-mail de bijgewerkte kinderbijslagschalen te verspreiden bij elke wijziging;

• folders te publiceren waarin de grote thema's van de kinderbijslagregle-mentering uitgelegd worden voor het grote publiek. Die folders worden gepubliceerd op de website.

Naast die algemene informatie levert de RKW ook individuele informatie. Met standaardbrieven worden de beslissingen in de kinderbijslagdossiers op consistente en begrijpelijke manier gemotiveerd. De gezinnen en de eerstelijnsvoorzieningen van de sociale sector kunnen ook per brief, telefonisch (gratis nummer) of per e-mail terecht bij de dienst Bemiddeling van de RKW om informatie te verkrijgen. Daarnaast worden de gezinnen persoonlijk ontvangen aan de frontdesk en in de regionale bureaus voor professionele sociale hulpverlening.

De RKW stelt ook modelformulieren ter beschikking om in heldere en begrijpelijke taal aan de gezinnen de informatie te vragen die alleen bij hen verkrijgbaar is. Daartoe vereenvoudigt, actualiseert en uniformeert de RKW voortdurend de bestaande formulieren om alleen de relevante informatie te vragen.

Ten slotte worden er controles aan huis gedaan om de gezinnen te controleren maar ook om door achtergestelde gezinnen op formulieren informatie te laten invullen die nog niet via de elektronische gegevensstromen verkregen kan worden.

• Wat betreft het FBZ

In principe is het fonds captief. Het FBZ moet gevat worden met een aanvraag, uitgaande van de betrokkene (of de rechthebbende), teneinde een dossier te kunnen openen.

Toch ijvert het FBZ ervoor om de betrokkenen in te lichten van al hun rechten, en wel op volgende concrete punten:

1. Conform art. 61 van de wetgeving moet de arbeidsgeneesheer aangifte doen van de gevallen van beroepsziekte of zelfs van een “vermoede” beroepsziekte. Meestal dient de betrokkene gelijktijdig of enkele dagen nadien een aanvraag in.

Bij het uitblijven van een aanvraag zal het Fonds voor de beroepsziekten zelf het initiatief nemen om de betrokkene aan te schrijven om hem aan zijn rechten te herinneren, hem uitnodigend om desgewenst een aanvraag in te dienen.

2. Indien het FBZ iemand vergoedt voor blijvende arbeidsongeschiktheid en het overlijden van betrokkene verneemt, zal het, indien de instelling aan de hand van de gegevens waarover ze beschikt van mening is dat de kans bestaat dat het overlijden mede door de beroepsziekte werd veroorzaakt, de gerechtigden aanschrijven en uitnodigen een aanvraag “overlijden” in te dienen.

3. Indien het FBZ een aanvraag ingevolge asbestblootstelling ontvangt en vaststelt dat betrokkene eveneens de voorwaarden vervult om een vergoeding vanuit het Asbestfonds te ontvangen.

4. Indien het Asbestfonds een aanvraag ontvangt en vaststelt dat betrokkene waarschijnlijk ook professioneel aan asbest werd blootgesteld.

• Wat betreft de DGhan

1. Stand van zaken van automatisering

a. De Directie-generaal personen met handicap werkt aan automatisering sinds

2005.

1) Automatisering ten aanzien van de producten van de Directie-generaal

Personen met een handicap (gerealiseerd) :

TEGEMOETKOMINGEN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP :

• elektronische gegevensstromen

 afleiding gezinssamenstelling volgens wetgeving tegemoetkoming op basis van input van rijksregister van de natuurlijke personen (voor alle tegemoetkomingen),

 belastbare inkomsten (Taxi-As, voor inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming),

 arbeidsinkomsten en vervangingsinkomsten (Taxi-As, voor tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden),

 pensioenen (pensioenkadaster voor tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden),

 uitkeringen oorlogsslachtoffers (voor tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden).

• vereenvoudiging inlichtingenformulieren (“verklaringen voor het verkrijgen van de inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming”; “verklaring voor het verkrijgen van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden”),

• verdere vereenvoudiging inlichtingenformulieren via communicatie (wie een aanvraag inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming indient en geen perspectief heeft om ten minste 7 punten vermindering zelfredzaamheid te halen voor moeilijkheden bij de dagelijkse activiteiten ingevolge de handicap, hoeft niet meer deel II van het formulier “evaluatie van de handicap” in te vullen). Hierdoor krijgt de DGhan een betere aansturing voor het proces van toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming. “Anders inwinnen van inlichtingen”, dat is één van de grote werven die de DGhan voor de komende jaren op het oog heeft.

VOOR PARKEERKAART ( gerealiseerd).

• ophalen van pasfoto uit rijksregister van de natuurlijke personen, waardoor aanvragen voor een parkeerkaart waarvoor geen proces van erkenning van de handicap nodig is, eenvoudiger verlopen (telefonische aanvraag, aanvraag per e-mail).

• vereenvoudiging inlichtingenformulieren via communicatie:

 wie geen proces erkenning van de handicap nodig heeft, krijgt niet langer formulier “evaluatie van de handicap”

 wie proces erkenning van de handicap nodig heeft, maar vanwege de handicap geen grote moeilijkheden heeft in de algemene dagelijkse activiteiten of voor het verwerven van een arbeidsinkomen, hoeft niet deel I van het inlichtingenformulier “evaluatie van de handicap” in te vullen en, wat deel II betreft, enkel het gedeelte over de verplaatsingsmoeilijkheden.

2) Bijdrage voor automatisering sociale, fiscale en tarifaire maatregelen

• al bestaande elektronische gegevensuitwisselingen:

http://www.handicap.fgov.be/sites/5030.fedimbo.belgium.be/files/explorer/nl/bijlage-automatisch-toegekende-maatregelen-volwassenen.pdf

• Handiflux: www.handicap.fgov.be/nl/voor-professionals/handiflux

b. De ondervonden moeilijkheden bij automatisering.

De wetgeving van het sociaal gas- en elektriciteitstarief is niet voldoende afgestemd op ingangsdatum recht op tegemoetkoming aan personen met een handicap; de elektronische gegevensuitwisseling staat nog niet volledig op punt.

3) Projecten op korte, middellange of lange termijn

OP KORTE TERMIJN

• Communit-e (plus) light

 mogelijkheid om een aanvraag tegemoetkoming aan personen met een handicap ook te laten indienen bij het ziekenfonds (project “Communit-e (plus) light”). Hierdoor verlaagt de drempel voor het indienen van een aanvraag. Het proces hiervoor (wijziging van het koninklijk besluit houdende procedure tegemoetkomingen aan personen met een handicap) is lopende. Mogelijke realisatie rond april 2013.

 ook de OCMW’s zullen kunnen instappen in Communit-e (plus) light als ze erom vragen.

• wijziging van inkomen: een gerechtigde op een tegemoetkoming zal nog slechts één maal een wijziging van inkomen moeten melden. DGhan zal automatisch verhogingen van de tegemoetkoming toekennen, zo de wijziging van het inkomen daar aanleiding toe geeft. Zo wordt we een mogelijke “non take up” van rechten vermeden.

• verbetering van de aansturing wanneer een aanvraag voor een product wordt ingediend op het ogenblik dat er al een ander product van DGhan in afhandeling is: de aanvrager zal nog enkel de inlichtingenformulieren krijgen die nog bijkomend nodig zouden zijn. Zo wordt vermeden dat mensen hun rechten niet opnemen omdat ze de weg niet vinden in de inlichtingenformulieren.

OP MIDDELLANGE TERMIJN:

• vereenvoudiging van de wetgeving tegemoetkoming personen met een handicap, vervat in de grondige hervorming van het stelsel van de tegemoetkomingen. Met onder meer: het actief beheer door de DGhan van bestaande dossiers, waardoor de burger niet telkens opnieuw een nieuwe aanvraag moet indienen voor een verhoging van de tegemoetkoming aan personen met een handicap.

OP LANGE TERMIJN:

• mogelijke detectie van personen die in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming aan personen met een handicap door het samenbrengen en exploiteren van gegevens over moeilijkheden voor de dagelijkse activiteiten ingevolge de handicap, moeilijkheden inzake inkomsten uit arbeid ingevolge de handicap én/of inkomstengegevens.

• Wat betreft het FAO.

1.3.5.Binnen de sector arbeidsongevallen wordt gesproken over “automatische toekenning van rechten” indien de betrokkene zelf geen specifieke aanvraag moet indienen, maar het FAO of de wetsverzekeraar op basis van wettelijke criteria de rechthebbenden detecteert en het recht ambtshalve toekent.

Binnen de arbeidsongevallensector worden de volgende rechten ambtshalve toegekend:

- de aanpassingsbijslag

- de herwaarderingsbijslag

- de aanvullende bijslag

Slachtoffers van een arbeidsongeval hebben recht op de terugbetaling van gemaakte verplaatsingskosten. Aanverwanten hebben recht op terugbetaling van bezoekkosten. De voorwaarden tot terugbetaling zijn bepaald bij KB (21.12.1971). Om de terugbetaling van deze kosten te vereenvoudigen werd in overleg met de wetsverzekeraars een procedure uitgewerkt die de (semi-)automatische terugbetaling van deze kosten mogelijk maakt. De resultaten van dit overleg werden reeds in 2002 vastgelegd in de ministeriële aanschrijvingen 257 en 258.

Daarnaast legt de arbeidsongevallenreglementering op bepaalde scharniermomenten in de regeling van een arbeidsongeval, een informatieverplichting op aan het FAO of de verzekeringsondernemingen, zodat de betrokkenen expliciet en duidelijk van hun rechten op de hoogte zijn.

- De ministeriële aanschrijving 216 van 20 juni 1986 bepaalt dat de verzekeringsondernemingen 6 maanden vóór het verstrijken van de herzieningstermijn de getroffenen schriftelijk moeten informeren over de mogelijkheden die ze nog hebben om een eis tot herziening in te stellen.

- De verzekeringsondernemingen zijn ertoe gehouden alle getroffenen die in de mogelijkheid zijn om maximaal een derde van de waarde van de rente in kapitaal op te vragen hiervan na het verstrijken van de herzieningstermijn schriftelijk te informeren.

Eén van de opdrachten van de dienst voor sociale bijstand van het FAO is het informeren van slachtoffers en rechthebbenden naar aanleiding van een arbeidsongeval. In deze context worden huisbezoeken afgelegd en zitdagen georganiseerd.

De dienst voor sociale bijstand van het FAO deed onderzoek naar indicatoren die de maatschappelijke kwetsbaarheid van slachtoffers van arbeidsongevallen verhogen en ging na welke indicatoren in de gegevensbank van het Fonds zelf of in bestanden van andere diensten/organisaties terug te vinden zijn. De dienst voor sociale bijstand exploiteert voornamelijk de informatie uit eigen gegevensbank bij de creatie van de dossiers en ontwikkelt nieuwe werkwijzen (onder andere project “laaggeschoolden”) om de exploitatie van indicatoren van maatschappelijke kwetsbaarheid verder te optimaliseren en te integreren in de eigen aanpak.

Zo leggen de sociaal assistenten van het FAO spontaan huisbezoeken af bij slachtoffers van zware arbeidsongevallen. Bijkomende factoren zoals de leeftijd, de scholingsgraad en de aard van de letsels die de kwetsbaarheid van de getroffene nog verhogen, worden opgenomen in het dossier en laten de sociaal assistenten toe “informatie op maat” te verstrekken tijdens het huisbezoek. De meest kwetsbare slachtoffers worden prioritair bezocht. Ook de nabestaanden van slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen worden bezocht. Het Fonds gaat dus actief op zoek naar maatschappelijk kwetsbaren om hen van hun rechten op de hoogte te brengen en aldus een laagdrempelige dienstverlening te realiseren.

Daarnaast verzekert de dienst voor sociale bijstand zitdagen gespreid over het hele land. Alle slachtoffers of geïnteresseerden kunnen er terecht voor gratis, vlot bereikbare en laagdrempelige dienstverlening. De sociaal assistenten beantwoorden er alle vragen en brengen de gebruikers op de hoogte van hun rechten binnen de arbeidsongevallensector, aanverwante diensten en andere sectoren van de sociale zekerheid.

4. De dienst voor sociale bijstand organiseert zitdagen gespreid over het hele land. In uitvoering van de beheersovereenkomst van 2012 werd een tevredenheidsonderzoek bij de gebruikers van de zitdagen uitgevoerd. Er werd zowel gepeild naar de tevredenheid in verband met de gebruikte infrastructuur als naar de tevredenheid over de kwaliteit van de geleverde dienstverlening. De resultaten van deze bevraging waren zeer positief.

In de loop van 2015 zal een nieuwe bevraging gebeuren om de kwaliteit van de dienstverlening te handhaven. Indien nodig wordt de output van deze bevraging teruggekoppeld naar de andere diensten van het Fonds.

Sedert geruime tijd voert het Fonds twee maal per jaar een tevredenheidsonderzoek uit naar de kwaliteit van de telefonische dienstverlening. Uit de resultaten blijkt een grote tevredenheid van de gebruikers over de telefonische contacten met de diensten.

• Voor wat betreft het RIZIV wordt de nodige informatie omtrent uw vragen nog verzameld. Deze wordt u later overgemaakt.