SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
19 janvier 2012 19 januari 2012
________________
Question écrite n° 5-5337 Schriftelijke vraag nr. 5-5337

de Piet De Bruyn (N-VA)

van Piet De Bruyn (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
La condamnation de la Belgique par la Cour européenne des droits de l'homme dans l'affaire Yoh-Ekale Mwanje (Détention au centre de réfugiés 127bis sans soins médicaux) De veroordeling van België door het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaak Yoh-Ekale Mwanje (Opsluiting in vluchtelingencentrum 127bis zonder medische zorgen) 
________________
Cour européenne des droits de l'homme
soins de santé
asile politique
sida
migration illégale
emprisonnement
équipement social
demandeur d'asile
Europees Hof voor de rechten van de mens
gezondheidsverzorging
politiek asiel
aids
illegale migratie
gevangenisstraf
sociale voorzieningen
asielzoeker
________ ________
19/1/2012Verzending vraag
6/2/2013Dossier gesloten
19/1/2012Verzending vraag
6/2/2013Dossier gesloten
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1744
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-5338
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1744
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-5338
________ ________
Question n° 5-5337 du 19 janvier 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5337 d.d. 19 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le 20 décembre 2011, la Cour européenne des droits de l'homme a condamné notre pays dans l'affaire Yoh-Ekale Mwanje c. Belgique (n° 10486/10). Le motif est la détention d'une dame camerounaise au centre 127bis sans que les soins médicaux nécessaires ne lui aient été prodigués. L'intéressée était atteinte du vih et pouvait le prouver par des attestations de l'Institut de Médecine tropicale. Elle a néanmoins été enfermée en décembre 2009 et n'a obtenu les médicaments requis qu'à partir du 1er mars 2010. La Cour européenne a estimé que l'intéressée n'avait pas eu accès aux soins médicaux nécessaires durant sa détention. En outre, selon la Cour, la Belgique n'a pas prévu de recours effectif contre ce traitement inhumain et la détention au centre contrevenait au droit à la liberté. Par ailleurs, la Cour a recommandé au gouvernement belge, dans l’intérêt du bon déroulement de la procédure, de ne pas expulser la requérante jusqu’à ce que l'arrêt devienne définitif.

Ceci motive les questions que voici :

1) L'efficacité de certains médicaments (comme les inhibiteurs du sida) dépend fortement de la régularité de leur prise. Il est essentiel que les personnes atteintes du virus vih prennent leurs médicaments aux moments prescrits. Je voudrais donc demander instamment à la ministre quelles actions elle envisage afin que les soins médicaux requis soient désormais dispensés dans les centres pour réfugiés.

2) La ministre peut-elle expliquer pourquoi l'intéressée n'a pu introduire d'action en justice contre la privation des soins dont elle avait besoin ? A-t-elle l'intention de faire modifier la réglementation actuelle ?

 

Het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) veroordeelde België op 20 december 2011 in de zaak Yoh-Ekale Mwanje v. Belgium (no. 10486/10). De reden voor de veroordeling was de opsluiting van een Kameroense vrouw in het vluchtelingencentrum 127bis zonder het verstrekken van de nodige medische zorgen. De vrouw in kwestie was HIV-patiënte en kon dit aantonen met attesten van het Instituut voor Tropische Ziekten. De vrouw werd echter opgesloten in december 2009 en kreeg pas vanaf 1 maart 2010 de nodige medicatie. Het EHRM oordeelde dat de vrouw niet de nodige medische zorgen verkreeg gedurende haar detentie. Bovendien voorzag België volgens het EHRM geen effectief rechtsmiddel tegen die onmenselijke behandeling en was de detentie in het centrum in strijd met het recht op vrijheid. Daarbij raadde het Hof de Belgische overheid aan om in het belang van het verdere verloop van het proces de betrokken vrouw niet te verwijderen van haar grondgebied totdat de uitspraak definitief werd gemaakt.

Met dit in het achterhoofd stel ik de geachte minister en staatssecretaris graag volgende vragen:

1) De effectiviteit van bepaalde medicatie (zoals aidsremmers) is sterk afhankelijk van de regelmatig waarmee men deze medicatie inneemt. Voor HIV-patiënten is het van uitermate belang dat zij hun medicatie innemen op vastgelegde tijdstippen. Ik zou dan ook met aandrang willen vragen welke acties u gaat ondernemen om er in de toekomst voor te zorgen dat de nodige medische zorgen wel worden verleent in vluchtelingencentra?

2) Kan u verklaren waarom de betrokkenen geen gerechtelijke actie kon ondernemen tegen het gebrek aan noodzakelijke medische zorg? Is u van plan om iets te veranderen aan de bestaande regelgeving?