SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
4 février 2010 4 februari 2010
________________
Question écrite n° 4-6803 Schriftelijke vraag nr. 4-6803

de Anke Van dermeersch (Vlaams Belang)

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Additionnels à l'impôt des personnes physiques - Versement - Des autorités fédérales aux autorités locales Aanvullende personenbelasting - Doorstorting - Federale overheid naar de lokale overheden 
________________
impôt des personnes physiques
finances locales
avance de trésorerie
belasting van natuurlijke personen
lokale financiën
kasvoorschot
________ ________
4/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/3/2010)
5/3/2010Antwoord
4/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/3/2010)
5/3/2010Antwoord
________ ________
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 4-1576 Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 4-1576
________ ________
Question n° 4-6803 du 4 février 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6803 d.d. 4 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En 2009, les adaptations des avances ad hoc ont été réalisées.

Néanmoins, le système de versement des additionnels à l'impôt des personnes physiques des autorités fédérales aux autorités locales peut encore être amélioré.

En effet, l'étendue et le calendrier des avances actuelles ne suffisent pas à pouvoir garantir un flux de liquidités continu et régulier vers les communes à titre individuel.

Je souhaiterais donc obtenir une réponse aux questions suivantes :

1. Le ministre envisage-t-il d'octroyer des avances fixes pendant le premier semestre ? Cela apporterait en effet une sécurité financière aux communes et ne constitue pas une charge excessive pour les autorités fédérales puisque cette période coïncide avec la période normale d'enrôlement.

2. Envisage-t-il de procéder à une évaluation des frais de perception des additionnels à l'impôt des personnes physiques pour les autorités locales ?

 

In 2009 werden aanpassingen van de ad hoc voorschotten doorgevoerd.

Desalniettemin blijft het systeem van doorstorting van aanvullende personenbelasting van de federale overheid naar de lokale overheden voor verbetering vatbaar.

De omvang en het tijdspatroon van de huidige voorschotten zijn immers onvoldoende om een continue en regelmatige liquiditeitenstroom naar de individuele gemeenten te kunnen garanderen.

Daarom deze vragen:

1. Overweegt de minister het toekennen van vaste voorschotten gedurende het eerste semester? Dit zou immers voor de gemeenten een financiële zekerheid bieden. Het is geen buitensporige last voor de federale overheid omdat die periode overeenkomt met de normale periode van inkohiering.

2. Overweegt hij een evaluatie te maken van de inningkosten van de aanvullende belastingen bestemd voor de lokale overheden?

 
Réponse reçue le 5 mars 2010 : Antwoord ontvangen op 5 maart 2010 :

1. Je me dois tout d’abord de préciser que, conformément aux dispositions de l’article 359 du CIR 92, toutes les impositions en matière d’impôt des personnes physiques peuvent être valablement établies jusqu’au 30 juin de l’année suivant celle dont le millésime désigne l’exercice d’imposition. En d’autres termes, cela signifie que pour l’exercice d’imposition 2009, les cotisations peuvent être valablement établies jusqu’au 30 juin 2010.

Cependant, il faut savoir que mes services, soucieux de l’intérêt financier des communes, mettent tout en œuvre afin que les impositions (génératrices de recette pour les communes) puissent être établies dans les meilleurs délais. Toutefois, il ne faut pas perdre de vue qu’avant de pouvoir procéder à l’établissement de plus de 6,8 millions de cotisations, les services de taxation doivent effectuer diverses opéra-tions tant dans l’intérêt du contribuable que des pouvoirs bénéficiaires (Etat fédéral, les Communes et l’Agglomération de Bruxelles).

Les services de taxation doivent notamment vérifier la validité des déclarations (version papier), s’assurer de l’exactitude des montants renseignés sur ces déclarations, veiller à ce que les éléments déductibles soient justifiés au moyen d’une attestation et transmettre le cas échéant les demandes de renseignements ou les avis de rectification aux contribuables concernés. Ce n’est qu’après la réalisation de ces opérations que l’on peut procéder aux enrôlements.

Sachant ce qui précède, je peux faire savoir à l’honorable membre que les opérations d’enrôlement pour l’exercice d’imposition 2009 ont commencé depuis août 2009. L’enrôlement n’avait jamais pu débuter aussi tôt auparavant. Entre autres, l’implémentation de l’application “Tax on web” a favorisé cette plus grande rapidité dans l’exécution des opérations d’enrôlement.

Dès l’année 2000, je prenais l’initiative d’attribuer des avances aux communes afin d’alléger leurs besoins financiers. En effet, les retards continuels dans les processus d’enrôlement concourraient à l’époque à ce que les communes ne pouvaient disposer de leurs moyens financiers que plus tard.

Le processus d’automatisation que j’ai initié aux Finances a entre autres permis d’accélérer sensiblement les opérations d’enrôlement susmentionnées, rendant ainsi, dans les faits, sans objet l’attribution d’avances aux communes.

Par conséquent, pour ces raisons évidentes, plus aucune avance ne sera attribuée à partir de l’année 2010.

2. Je me dois tout d’abord de rappeler que les frais d’administration sont perçus conformément aux dispositions de l’article 470 CIR 92.

La loi du 10 décembre 2001 qui portait modification de l’article 470 du Code des impôts sur les revenus 92 visé à améliorer la situation relative aux finances des communes. C’est dans ce cadre que les frais d’administration sur la perception de la taxe communale additionnelle à l’impôt des personnes physiques ont été ramenés de 3 % à 1 %, à savoir 2 % depuis le 1er janvier 2002 et 1 % depuis le 1er janvier 2003. Cela signifie donc que depuis 2003, plus de 40 millions d’euros de frais administratifs sont retenus en moins chaque année sur le versement de la taxe communale additionnelle à l’impôt des personnes physiques.

Il est également important d’attirer l’attention sur le fait que les frais d’administration sont retenus seulement sur le versement des taxes communales additionnelles à l’impôt des personnes physiques. Pour les centimes additionnels au précompte immobilier et pour le décime additionnel à la taxe de circulation aucun frais d’administration n’est retenu.

J’estime que la suppression des frais d’administration ne se justifie pas. En effet si les communes devaient effectuer elles-mêmes toutes les opérations relatives à l’établissement, au recouvrement et à la perception, elles devraient supporter des charges beaucoup plus lourdes que celles qui existent aujourd’hui. De plus, il faut également savoir que dans certains cas l’Etat fédéral doit supporter seul des frais de poursuite et d’inscription hypothécaire relatifs au recouvrement des impositions établies, frais qui ne pourront malheureusement pas être récupérés lorsque le redevable s’avère être insolvable.

1. Vooreerst wens ik te verduidelijken dat alle belastingen met betrekking tot de inkomsten van natuurlijke personen overeenkomstig artikel 359 WIB 92 op geldige wijze gevestigd kunnen worden tot 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd. Dit betekent met andere woorden dat voor het aanslagjaar 2009, de aanslagen geldig gevestigd kunnen worden tot 30 juni 2010.

Ik wens te benadrukken dat mijn diensten, die het financiële belang van de gemeenten ter harte nemen, alles in het werk stellen om de belastingen (die inkomsten genereren voor de gemeenten) zo spoedig mogelijk te vestigen. Er mag evenwel niet uit het oog verloren worden dat vooraleer er kan worden overgegaan tot de vestiging van meer dan 6,8 miljoen aanslagen, de taxatiediensten, zowel in het belang van de belastingplichtige als in het belang van de begunstigde overheden (Federale Staat, de Gemeenten en Brusselse Agglomeratie), verschillende taken moeten uitvoeren.

De taxatiediensten moeten meer bepaald de geldigheid van de aangiften (papieren versie) verifiëren, de juistheid verzekeren van de aangegeven bedragen in deze aangiften, erover waken dat de aftrekbare elementen verantwoord zijn door een attest alsook, in voorkomend geval, vragen om inlichtingen of berichten van wijziging aan de betrokken belastingplichtigen versturen. Het is pas na de voltooiing van deze werkzaamheden dat er tot inkohiering kan worden overgegaan.

Het voorgaande indachtig kan ik aan het geachte lid mededelen dat de inkohieringswerkzaamheden voor het aanslagjaar 2009 reeds in augustus 2009 werden aangevat. Nooit voordien is de inkohiering zo snel van start gegaan. Onder meer de implementatie van “Tax on web” heeft voor een snellere inkohiering gezorgd.

Vanaf het jaar 2000 heb ik het initiatief genomen om voorschotten toe te kennen aan de gemeenten teneinde met hun financiële noden rekening te houden. Inderdaad, de voortdurende vertragingen in het inkohieringsproces zorgden er destijds voor dat de gemeenten steeds later over hun financiële middelen konden beschikken.

Het automatiseringsproces dat ik bij Financiën op gang heb gebracht heeft er onder meer voor gezorgd dat bovenvermeld inkohieringsproces gevoelig werd versneld, waardoor het toekennen van voorschotten eigenlijk zonder voorwerp is geworden.

Vanaf het jaar 2010 worden er dan ook, om voor de hand liggende redenen, geen voorschotten meer toegekend.

2. Vooreerst wil ik erop wijzen dat de administratiekosten overeenkomstig artikel 470 WIB 92 ingehouden worden.

De wet van 10 december 2001 wijzigde artikel 470 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de situatie van de gemeentefinanciën te verbeteren. In dit kader werden de administratiekosten op de inning van aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting teruggebracht van 3 % naar 1 %, meer bepaald 2 % sedert 1 januari 2002 en 1 % sinds 1 januari 2003. Dit betekent dus dat er sinds 2003 jaarlijks 40 miljoen euro aan administratiekosten minder ingehouden worden bij de doorstorting van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting.

Ook belangrijk te vermelden is het feit dat de administratiekosten enkel ingehouden worden bij de doorstorting van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting. Voor de opcentiemen op de onroerende voorheffing en de opdeciemen op de verkeersbelasting worden geen administratie-kosten aangerekend.

Ik ben van mening dat de afschaffing van de administratiekosten niet gerechtvaardigd is. Mochten de gemeenten immers zelf alle werkzaamheden met betrekking tot de vestiging, invordering en inning uitvoeren, zouden zij veel zwaardere lasten moeten dragen. Daarenboven moet de federale over-heid in sommige gevallen zelf de vervolgingskosten en de kosten van hypothecaire inschrijvingen dragen die gepaard gaan met de invordering van de gevestigde aanslagen, kosten die helaas niet teruggevorderd kunnen worden indien de schuldenaar insolvent blijkt te zijn.