SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
29 janvier 2010 29 januari 2010
________________
Question écrite n° 4-6661 Schriftelijke vraag nr. 4-6661

de Bart Tommelein (Open Vld)

van Bart Tommelein (Open Vld)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Producteurs d'aliments pour bétail - Formation de cartel - Enquête - Préjudice pour les exploitations agricoles belges Veevoederbedrijven - Kartelvorming - Onderzoek - Schade bij Belgische landbouwbedrijven 
________________
aliment du bétail
substitut céréalier
cartel
exploitation agricole
veevoeder
vervanging voor voedergraan
kartel
landbouwonderneming
________ ________
29/1/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010)
11/3/2010Antwoord
29/1/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010)
11/3/2010Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6660 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6660
________ ________
Question n° 4-6661 du 29 janvier 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6661 d.d. 29 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Divers médias nous informent que l'Union européenne a lancé le 11 janvier 2010 une enquête sur des ententes de cartel entre les producteurs d'aliments pour bétail. Eu égard à la situation actuelle difficile des agriculteurs, il est choquant que les exploitations agricoles aient été, peut-être depuis des années, les victimes d'un cartel illégal. Je ne doute pas que la ministre partage mon indignation.

J'aimerais donc poser les questions suivantes:

1. Quelle est votre réaction face à un possible cartel des producteurs d'aliments pour bétail ?Disposez-vous d'éléments supplémentaires et pouvez-vous les commenter ?

2. Vos services ont-ils reçu des plaintes à ce sujet, et pouvez-vous nous dire si des entreprises belges sont impliquées dans l'enquête ? Dans la négative, pourquoi pas ? Dans l'affirmative, de combien d'entreprises s'agit-il et lesquelles ?

3. Êtes-vous prête à mener une enquête interne ? Si non, pourquoi pas ? Si oui, dans quel délai ?

4. Des exploitations agricoles belges ont-elles été lésées par ce cartel ? Si non, pouvez-vous nous en dire plus ? Si oui, à combien s'élève le préjudice potentiel ?

 

Diverse media melden dat de Europese Unie op 11 januari 2010 een onderzoek heeft opgestart naar kartelafspraken tussen producenten van dierenvoeder. Omdat de landbouwers het nu zeer moeilijk hebben, stoot het tegen de borst dat de landbouwbedrijven wellicht jaren het slachtoffer zijn geweest van een onwettig kartel. Ik twijfel er niet aan dat u mijn verontwaardiging deelt.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Hoe reageert u op het onderzoek naar een mogelijk kartel van diervoederbedrijven? Beschikt u over nadere gegevens en kan u dit toelichten?

2) Hebben uw diensten hieromtrent klachten ontvangen en kan u uiteenzetten of er Belgische bedrijven in het onderzoek zijn aangeschreven ? Zo neen, waarom niet? Zo ja, over hoeveel en over welke bedrijven gaat het?

3) Bent u bereid een eigen onderzoek in te stellen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, binnen welke tijdspanne?

4) Werden ook Belgische landbouwbedrijven de dupe van dit kartel? Zo neen, kan u dit toelichten? Zo ja, hoeveel bedraagt de potentiële schade?

 
Réponse reçue le 11 mars 2010 : Antwoord ontvangen op 11 maart 2010 :

1) Les revenus de beaucoup d’exploitations agricoles sont sous forte pression. On critique souvent les tarifs de détail des produits agricoles. Ces prix ne constituent malheureusement qu’une seule facette de la réalité. Les coûts auxquels sont confrontés les agriculteurs sont tout aussi importants.

En ce qui concerne plus précisément les coûts de l’alimentation du bétail, selon une étude du Service public fédéral (SPF) Économie ces derniers représentent 20 à 25 % des coûts d’un éleveur de bovins. Chez un engraisseur ces coûts peuvent même représenter entre 60 % et 70 % de la facture totale.

La possible existence d’un cartel affectant le niveau des prix de l’alimentation animale peut donc avoir de sérieuses conséquences sur ce type d’exploitations agricoles. Il n’est donc pas étonnant que je sois indigné par la possible existence de telles pratiques. Une intervention forte des autorités de concurrence doit donc être saluée.

Comme l’indique la question, les communiqués de presse du 11 janvier 2010 font référence à une enquête de l’Union européenne. Ce sont les services de la Commission européenne, la DG concurrence en particulier, qui dirigent l’instruction. Plus spécifiquement, l’enquête se concentre sur la production de phosphates, un complément alimentaire pour animaux.

2) Comme signalé plus haut, l’enquête de l’autorité de concurrence européenne se concentre sur les phosphates comme complément alimentaire. Cette enquête constitue une enquête formelle et le secret de l’instruction s’y applique. La Commission européenne ne fait aucune communication concernant ses actes d’instruction. En d’autres termes il est donc impossible de donner le nom des entreprises belges concernées par la présente instruction.

3) L’article 11 du règlement 1/2003 régit la coopération entre la Commission et les autorités nationales durant les enquêtes. En résumé, il est stipulé que l’autorité belge ne peut ouvrir sa propre enquête si la Commission européenne enquête sur les mêmes faits.

Cela ne signifie cependant pas que l’autorité de concurrence ne se penche pas avec attention sur cette problématique. Le SPF Économie a réalisé plusieurs études sur la structure des coûts dans certains secteurs agricoles, notamment les secteurs laitiers, porcins et bovins. Les coûts découlant de l’alimentation animale étaient bien entendu une des composantes étudiées. L’autorité belge de concurrence a en outre reçu des renseignements de la part de plusieurs organisations professionnelles. Sur base de ces renseignements, une enquête informelle a été lancée sur les prix de l’alimentation animale entre 2007 et 2009, en pleine crise agricole. Cette enquête informelle montre que l’évolution des prix de l’alimentation animale a suivi parallèlement les prix des matières premières. On remarque également que les baisses des prix des matières premières ont été quasi directement répercutées sur les prix de l’alimentation animale. On ne peut donc pas parler d’un syndrome « rocket and feathers ». Ces évolutions à la baisse sont généralement considérées comme démontrant le caractère concurrentiel du marché. L’enquête informelle a également montré que cette évolution des prix n’est pas un phénomène propre à la Belgique. D’autres États membres ont également connu une évolution similaire. Sur base de cette enquête informelle, il a été décidé qu’il n’existait, à première vue, aucune anomalie structurelle sur ce marché.

4) Au stade actuel de l’enquête européenne, il est impossible de répondre à cette question. Aucune infraction n’est encore établie, et les participants potentiels à l’entente ne sont pas encore identifiés. De plus les soupçons d’entente concernent un cartel des producteurs de phosphates en tant que supplément alimentaire. Les producteurs d’aliments pour animaux ne produisant pas eux-mêmes du phosphate pourraient donc être des victimes potentielles de ces pratiques alléguées. Les exploitations agricoles consommatrices d’aliments pour animaux seraient donc indirectement des victimes. La réponse à cette question est donc évidemment complexe.

1) De inkomsten van veel landbouwbedrijven staan onder grote druk. Vaak verwijst men dan naar de consumentenprijzen voor landbouwproducten. Deze zijn uiteraard slechts één kant van het verhaal. De kosten waar een landbouwer mee wordt geconfronteerd zijn minstens even belangrijk.

Toegespitst op veevoederkosten blijkt bijvoorbeeld uit een studie van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie dat 20 tot 25 % van de kosten van een rundveehouder bestaat uit veevoederkosten. Bij een vetmesterij kan dit zelfs oplopen tot 60 tot 70 %.

Een mogelijk kartel dat de prijzen van diervoeder beïnvloedt, kan dus ernstige gevolgen hebben voor dergelijke landbouwbedrijven. Vanzelfsprekend deel ik de verontwaardiging over dergelijke praktijken. Een kordaat optreden van de kartelautoriteiten moet dan ook toegejuicht worden.

Zoals uit de vraag blijkt, gaan de berichten van 11 januari 2010 over een onderzoek van de Europese Unie. Het zijn de diensten van de Europese Commissie, de Europese kartelwaakhond, die dit onderzoek voeren. Meer bepaald zou het onderzoek zich situeren in de productie van fosfaten, een supplement van veevoeders.

2) Zoals reeds aangegeven wordt het onderzoek naar de fosfaatsupplementen uitgevoerd door de Europese mededingingsautoriteit. Het gaat om een formeel kartelonderzoek waarin het geheim van het onderzoek geldt. De Europese Commissie communiceert niet over de gestelde onderzoeksdaden. Het is met andere woorden niet mogelijk aan te geven of en welke Belgische ondernemingen aangeschreven zijn.

3) Artikel 11 van Verordening 1/2003 regelt de taakverdeling tussen de Europese Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten bij kartelonderzoeken. Kort gezegd kan de Belgische mededingingsautoriteit geen eigen kartelonderzoek starten indien de Europese Commissie dit reeds voert.

Dit wil echter niet zeggen dat de Belgische mededingingautoriteit niet met deze problematiek in de ruime zin bezig is. De FOD Economie voerde enkele studies uit naar de kostenstructuur in enkele landbouwsectoren, meer bepaald melk, varkensvlees en rundvlees. De veevoederkost kwam hierbij ook in beeld. Daarnaast ontving de Belgische mededingingsautoriteit informatie van enkele sectororganisaties. Op basis van deze informatie werd een informeel onderzoek opgestart dat de evolutie van de veevoederprijzen in kaart moest brengen, vooral in de periode 2007-2009, in volle landbouwcrisis. Dit informeel onderzoek wijst uit dat de evolutie van de veevoederprijzen in België parallel verloopt met de evolutie van de grondstoffenprijzen. Ook dalingen van grondstoffenprijzen worden bijna onmiddellijk doorgerekend in de veevoederprijzen. Er lijkt dus geen sprake te zijn van een “rockets and feathers”-syndroom. Dergelijke dalingen worden algemeen beschouwd als aanwijzingen dat de markt concurrentieel is. Uit het informeel onderzoek blijkt ook dat deze prijsevolutie geen uniek Belgisch fenomeen is. Andere EU-lidstaten kennen een gelijkaardig marktverloop. Op basis van dit informeel onderzoek werd besloten dat er op het eerste zicht geen tekenen zijn van structurele anomalieën in de markt.

4) In deze fase van het Europese onderzoek is het onmogelijk deze vraag te beantwoorden. Er is immers nog geen inbreuk bewezen, de mogelijke karteldeelnemers zijn nog niet geïdentificeerd. Bovendien zijn er vermoedens dat het gaat om een kartel van producenten van fosfaatsupplementen. Veevoederfabrikanten die deze niet zelf produceren zijn dus afnemer en mogelijk ook slachtoffer van deze vermeende praktijken. De landbouwbedrijven die veevoeders afnemen zijn dan onrechtstreeks het slachtoffer, wat het antwoord op deze vraag uiteraard nog complexer maakt.